Hoofdstuk 15

208 10 7
                                    

De twee dagen na het trouwfeest ging ik gewoon werken alsof er niets aan de hand was. Ik wilde mijn klanten, zowel de vaste als de dagjestoeristen, niet in het donker laten over mijn vertrek, maar als ik er iets over de wereld in zou sturen, zou dat het hele gebeuren veel echter maken. Dus zei ik er niets meer over, tegen niemand, en weigerde ik er zelf te veel aan te denken.

Op zaterdagochtend ga ik, de slaap nog uit mijn ogen wrijvend, naar de keuken – zoals ik eigenlijk elke ochtend doe wanneer ik moet gaan werken. Een goed ontbijt helpt me altijd beter de dag door. Bij de deur hou ik echter meteen halt. Ik hoor meer dan één stem binnen. Amelia praat tegen iemand... mijn moeder.

Ik trek een wenkbrauw op en open de deur. Bij het aanrecht zie ik inderdaad mijn moeder staan, vrolijke lach op haar gezicht, en haar krullen in een hoge dot gedraaid. Naast haar staat Amelia, met een al even vrolijke lach, groenten te snijden.

Zodra ze mijn aanwezigheid opmerken, kijken ze mijn kant op. Beiden wensen ze me een goedemorgen, voor ze fluisterend hun gesprek verder zetten, af en toe grinnikend.

Even trekken mijn wenkbrauwen zich in een frons, maar ik besluit ze al snel gewoon te negeren, terwijl ik om ze heen draai en alles zoek wat ik nodig heb voor mijn ontbijt. Ik moet zo goed als alle kasten open trekken voor ik de doos cornflakes vind, niet op de plaats waar ik het gisteren achtergelaten heb.

'Oh ja, sorry, jongen, ik vind dat de cornflakes daar beter staat dan in die andere kast,' zegt mijn moeder, alsof het de normaalste zaak van de wereld is om zomaar de kasten te gaan reorganiseren.

Ik mompel wat en ga aan tafel zitten. Eigenlijk had ik het kunnen verwachten. Mijn moeder vindt altijd wel een manier om ergens haar aanwezigheid duidelijk te maken. Soms door het gesprek te domineren, soms door te laat te komen of zoals nu: door de kasten naar haar wil te herschikken. Op zulke momenten doet ze me vreselijk hard aan Arwen denken – en dat weet ze zelf ook.

Wanneer ik klaar ben met eten en alles afgeruimd heb, los ik een woordzoeker op uit mijn puzzelboek, om daarna naast Amelia bij het aanrecht te gaan staan. Kijkend naar hun handelingen, vraag ik: 'Is dat al voor het feest vanavond?'

Mijn huisgenoot knikt. 'We doen de minst leuke dingen nu al en de rest doen we later.'

Ik kijk van haar naar mijn moeder. 'En je hebt mijn moeder gebeld om te helpen?'

Voor ze zelf kan antwoorden, zegt mijn moeder al: 'Aangezien je lieve vriendin hier wel moeite wil steken in feestelijkheden, in tegenstelling tot,' ze kucht even veelbetekenend, 'heb ik zelf besloten te komen helpen. Ik heb aan haar gevraagd of er nog een feestje zou zijn.'

Verbaasd open ik mijn mond, om hem twee tellen later meteen weer te sluiten. Ik frons, trek mijn wenkbrauwen op en frons weer. Daarna open ik opnieuw mijn mond en zeg ik: 'Je hebt het aan haar gevraagd,' wijzend naar Amelia, 'en niet aan mij.'

Mijn moeder knikt. 'Wanneer was de laatste keer dat jij mijn hulp ergens bij wilde?'

Ik open mijn mond nog een keer, precies herhalend wat ik net ook deed, sluiten, openen, sluiten en hem dit keer ook echt dichthoudend. De zucht die over mijn lippen rolt, is luider dan ik hem wilde hebben. Niet wetend wat ik nog kan zeggen of doen om tegen haar in te gaan, kijk ik op de klok.

'Ik moet maar eens gaan,' zeg ik dan, zo luchtig mogelijk.

'Naar je werk?' vraagt Amelia.

Ik knik. 'Ik ga vroeger dichtdoen, maar waarschijnlijk gaat de rest nog altijd voor mij hier zijn.' Dat was de voorbije jaren immers ook zo. Vandaar dat Felix één van de reservesleutels heeft, zodat hij de anderen kan binnenlaten als dat nodig is – plus hij heeft dit huis wel vaker als schuilplaats gebruikt, wanneer zijn ouders verbale oorlog voerden.

Wanneer het sneeuwtМесто, где живут истории. Откройте их для себя