Hoofdstuk 14

198 10 3
                                    

Wanneer Arwen en ik bijna op de feestlocatie aangekomen zijn, haal ik mijn ogen kort van de weg om haar richting uit te kunnen kijken. 'Ga je me nog vertellen waarom je niet met je man mee kon rijden?'

Ze haalt haar schouders op. 'Ik voelde aan dat je in een crisissituatie ging terechtkomen en wilde er voor je zijn.'

Ik waag een tweede blik in haar richting. 'Heel grappig, Arwen, maar ik meen het. Is er iets gebeurd tussen jullie? Hij heeft je toch niet geslagen? Ik zweer dat ik die kerel de grond in klop als hij-'

'Hood, doe even normaal, wil je. We hebben ruzie gehad, dat is alles. Niks om je zorgen over te maken. Geef het nog een dag, misschien twee, en alles zal wel weer vergeten en vergeven zijn.'

Ik zuig mijn adem naar binnen, maar knik dan. 'Als jij het zegt. Maar als het niet zo is, laat het even weten, dan kom ik hem alsnog een pak slaag geven.'

Arwen grinnikt. 'Dat wil ik zien.'

Wanneer we aankomen bij het kasteel waar we moeten zijn, zijn we allebei in een veel beter humeur. Het gesprek met Hans knaagt nog in mijn hoofd. Het minste dat ik eraan denk draait mijn maag zich om en wil ik liefst naar de dichtstbijzijnde toiletten lopen. Ik slaag er echter in mijn gedachten te verzetten door allerlei scenario's te bedenken van Amelia's etentje bij haar ouders.

We lopen samen het domein over. Eerst door de grote tuin, Arwens hakken irritant tikkend op het stenen pad, daarna door de gangen naar de zaal die met een bordje aangewezen staat. Monica en Kian staat er in krijt op geschreven.

De grote deuren staan al open, maar toch blijven we nog even in de deuropening staan.

Mijn beste vriendin kijkt me aan. Haar opgestoken haar is langs de linkerkant een klein beetje losgekomen. Ze speelt met één van de losse strengen haar. Haar andere hand gebruikt ze om haar handtasje stevig tegen zich aangedrukt te houden.

'Ik moet misschien die man van mij eens gaan zoeken, zien of de schade nog te herstellen valt,' zegt ze nuchter.

Ik knik, handen in mijn zakken en bovenste knop van mijn hemd open. 'Dat lijkt me een goed idee. Zolang jullie de boel niet bij elkaar roepen,' ik lach, 'het is nog altijd Kian en Monica's dag.'

Ze grinnikt, maar kijkt naar de vloer. 'Ik zal het proberen rustig te houden.' Ze werpt haar blik met een scheve grijns naar me op. 'Proberen.'

'Dat dacht ik al. Ik ken je al wel langer dan vandaag, Wen.'

'Da's een feit, Hood.' Ze slaat haar armen over elkaar. 'Red jij je wel?'

Ik knik zonder erover na te denken. 'Zeker wel. Ik ga Felix zoeken, hopen dat die niet ergens met zijn tong in die Gilles zijn keel zit.' We lachen allebei.

'Hier lopen zoveel mensen rond die hij heeft binnengedaan dat ik betwijfel dat hij het zou durven,' grapt Arwen.

Hoofdschuddend lach ik. 'Niet overdrijven, Wen, het waren er twee.'

Ze steekt haar handen omhoog. 'Maar toch, dat waren er dan twee te veel.' Nog lachend loopt ze de zaal in, waar de muziek luid speelt en allerlei mensen op de dansvloer staan - zo te zien hebben we de eerste dans gemist, wat jammer.

Ik besluit mijn eerste stop te maken bij de uitgebreide tapas tafels. Als Felix niet aan het dansen was, zou hij wel aan het eten zijn. Ergens zou ik hem wel tegenkomen.

Terwijl ik allerlei verschillende hapjes op een bordje leg - van toastjes met gerookte zalm tot potjes met garnaalsalade en mini pizzaatjes -, wordt de muziek van de DJ stiller gezet en gaat er een wel heel bekend gezicht achter de microfoon staan.

Wanneer het sneeuwtWhere stories live. Discover now