Hoofdstuk 9

248 15 4
                                    

Toen ik samen was met Arwen moest ik me niet druk maken over het ontmoeten van haar ouders. Ze kenden me immers al sinds voor ik mijn groeispurt had gehad. Bovendien vonden ze me altijd al geweldig, vraag me niet waarom.

Ik maak me ook niet per se druk om het ontmoeten van Amelia’s ouders. Niet per se. Wat kan het mij nu schelen of ze me goed genoeg vinden of helemaal niet oké. Maar ik moet toegeven dat het me wel een klein beetje kan schelen of Amelia me gezelschap gaat houden tijdens mijn verblijf in het vakantiehuisje. Een klein beetje.

Op maandagavond lig ik om klokslag middernacht eindelijk in mijn bed na een lange discussie met mijn huurbaas, Hans heet hij, over waarom hij me wel eens uit het café zou kunnen zetten in december. Loze dreigementen als je het mij vraagt. Ik ben een prima huurder. Ik betaal altijd op tijd en ik heb alleen een grote mond als hij er echt om vraagt. Maar goed. Hij had me verrast met zijn bezoekje, maar had me pas na sluitingstijd aangesproken voor meer dan een pint. 

Het gesprek had me zo uitgeput dat ik nu met mijn kleren nog aan onder de lakens lig. Zelfs mijn sokken uitdoen kost nog te veel moeite.

Wanneer ik mijn ogen sluit, verplaatsen mijn gedachten zich al snel naar Amelia. Haar bruine haar los in golven, haar tong plagend uitgestoken en haar lichtbruine ogen glimmend in het zonlicht. We zijn op het strand om één of andere reden. De wind blaast in haar haren en de zonnehoed die ze draagt - en uit het niets is verschenen -, vliegt bijna weg. Zand kietelt onze blote voeten. Ze loopt naar me toe, één hand op haar hoed, de andere naar me uitgestoken. Onze vingers omsluiten elkaar. Ze springt omhoog, klemt haar benen rond mijn middel en legt haar hoofd in mijn nek. Net wanneer ze haar hoofd weer wat naar achteren brengt en ik naar voren buig om haar te kussen, klinkt Ruby van Kaiser Chiefs extreem luid in mijn oor. Mijn wekker.

Ik vloek. Pas wanneer het geluid gestopt is, ik me op mijn andere zij gedraaid heb en de stilte me weer omarmt, besef ik dat het dinsdag is en op dinsdag zet ik nooit een wekker.

Ik open mijn ogen. Als het mijn wekker niet was, heeft iemand me gebeld. 
Met mijn hand tast ik in het donker naar mijn telefoon. Zodra ik hem voor mijn gezicht houd, zet ik de helderheid lager, om vervolgens mijn scherm te ontgrendelen. 

1 gemiste oproep staat er. Alsof ik dat zelf nog niet doorheb. Van Amelia zie ik direct daarna.

Mijn wenkbrauwen trekken zich in een frons wanneer ik de tijd zie. 8:17. Een beetje aan de vroege kant voor een dinsdagmorgen. Toch bel ik terug, mijn keel alvast schrapend in een poging mijn stem niet te rasperig te laten klinken.

'Sorry, sorry, sorry,' is het eerste wat ik hoor, nadat de telefoon twee keer is overgegaan.

Ik wil vragen waarom ze zich verontschuldigt en dat dat toch nergens voor nodig is, maar ze is me al voor. 'Ik ben net terug van het lopen en ik keek niet naar het uur en ik dacht dat het al veel later was, anders had ik echt niet gebeld, sorry, Robin.'

'Amelia,' zeg ik, nog te rasperig naar mijn zin.

'So-'

'Amelia,' zeg ik nogmaals, zekerder ditmaal.

'Ja?'

'Stop met je te verontschuldigen, dat is niet nodig. Anders zou ik veel te lang slapen.' Ik glimlach klein. 'En nu ik toch wakker ben, waarom belde je?'

'Oh, gewoon, voor vanavond, ik denk niet dat het echt de bedoeling is dat je komt eten, eerder een soort van hapje en drankje, zwembadshow-off gebeuren-'

'Zwembadshow-off?' Ik frons.

De brunette zucht, luid genoeg dat ik overweeg mijn telefoon stiller te zetten. 'Geen vragen stellen, Robin.' Ze lacht zachtjes. 'Het is zo al erg genoeg. Maar oké, ik denk dat je na een uurtje wel weer weg kan. Is vijf uur goed?'

Wanneer het sneeuwtHikayelerin yaşadığı yer. Şimdi keşfedin