H24. From Now On, Things Are Different -E-

Mulai dari awal
                                    

Peter zucht en alsof hij mijn gedachtes kan lezen, zegt hij: "Op je allerhardst, Elizabeth. Hou je niet in, je doet me niet zo maar pijn. Doe alsof ik iemand ben die je niet uit kan staan."

"Jij dus." mompel ik.

Hij kijkt mij zogenaamd gekwetst aan. Dan wenkt hij om opnieuw te slaan.

Ik sla met volle kracht tegen zijn hand aan. Pijnlijk wrijf ik over mijn handen, maar Peter haalt uit en tikt mij op de zijkant van mijn hoofd. "Altijd op scherp staan, he?"

"Je had niet gezegd dat jij ook aanvalt!"

Peter lacht. "En je denkt dat een echte tegenstander dat wel doet? Je even gaat waarschuwen voor hij aanvalt?"

Mijn mond klapt dicht en ik klem mijn kaken op elkaar.

Gelukkig gaat Peter weer door met trainen. "Eerste les: altijd je hoofd beschermen. Als je daar te hard wordt geraakt, is het gedaan."

Ik knik en hou mijn handen hoger.

"Goed. Als je aanvalt, herinner dan de meest kwetsbare plekken: ogen, slaap, keel, schouder, romp, kruis en voeten. Als het kan, haal je daar uit. Oké, kom maar op. Laat maar zien wat je kunt."

En zo begin ik, eerst onzeker, maar steeds fanatieker, met de trainingen, niet wetend dat dit mijn leven gaat redden.


Ik sta voor de spiegel die ze op wonderbaarlijke wijze ergens voor mij vandaan hebben getoverd. Voor de rest is er nergens één, behalve een kleinere in de ziekenruimte.

Nu ik er over nadenk, vraag ik me af of dat echt is hoe ze er aan zijn gekomen. Toveren. Ik bedoel, het zou me niks verbazen als ze ook objecten kunnen laten verschijnen, als ze gedachtes kunnen plunderen.

De eerste week training was een ramp. Ik besefte nu pas hoe slecht en kansloos ik ben. Peter ging gelijk van start en hield zich niet in. Maar hij was ook geduldig, en lachte me niet uit. Niet te veel, in ieder geval. Geduld is iets waarvan ik niet wist dat hij het in zich had.

Er was één ding dat me nog erger irriteerde dan Peter, en niet kunnen winnen.

Mijn haar.

Al langer zat ik er mee. Het is onhandig, veel om te wassen, elke dag kom ik er onmogelijk door heen in korte tijd en tijdens onverwachte dingen zit het continu in de weg. Bij Tinkerbel al, mijn vlucht van de klif af, tijdens Shawns lessen en bij die van Peter nu ook. Als ik me één keer omdraai, zit het al in mijn gezicht geplakt.

Maar afknippen? Ik heb het nooit gekund. Als meisje wordt je ervoor op aangekeken. Je wordt verafschuwd nagekeken. Een meisje in de negentiende eeuw? Met kort haar? Doe normaal. Iedereen verklaart je voor gek, of lelijk. Niet dat dat laatste zo ook wel gebeurt.

Ik vlecht mijn haar. Ik haal een keer diep adem. Dan pak ik het mes op en houdt het tegen de vlecht gedrukt.

"Dit is wel de negentiende eeuw waar we het over hebben." mompel ik.

Met ingehouden adem snijd ik in één keer mijn hele vlecht door. Hij valt op de grond. Geschrokken kijk ik in de spiegel.


Toen ik eenmaal bezig was, kreeg ik er wel plezier in. Het werd korter, en korter en korter. Tevreden kijk ik in de spiegel. Inmiddels is het korter dan die van de meeste jongens, wat niet erg moeilijk is, aangezien die bijna nooit hun haar knippen. Je kan zelfs mijn oren zien! Ik ben gewend dat die veilig achter haar zitten weggedoken. Ik heb mijn haar wat nat gemaakt en nu zit er wat slag in. Het hangt nog wat rommelig op mijn voorhoofd, het lijkt net alsof er een bolletje om mijn hoofd zit. Ik draai steeds met mijn hoofd en haal een hand door de restjes. Ik snap waarom jongens deze gewoonte hebben. Het voelt leuk.

Pas als ik klaar ben, denk ik aan het feit dat ik ook nog naar buiten moet. Wat gaan de anderen wel niet denken? Ik hoef niet lang te discussiëren met mijn spiegelbeeld. Ik besluit dat ik het gelijk achter de rug moet hebben gehad. Vanuit de hoek van de kamer pak ik een stuk stof en sla die om mijn hoofd heen. Nee, toch niet. Als je het draagt, draag het dan met trots.

Voor de deur wiebel ik op mijn benen. Ik draai me om naar mijn bed, maar loop voordat ik ga liggen terug naar de deur. Ik tik met mijn vingers op mijn benen.

Adem in, adem uit.

Adem in, adem uit.

Dan doe ik de deur open en stap naar buiten.

Ik heb mijn blik vast op het kampvuur gericht, er voor zorgend dat ik niemand kan aankijken. Het is van korte duur.

Ik hoor een diepe inhalatie van links. Jasper.

"Ohhh, wat heb je met je haar gedaan!" Met zijn handen vol bloemenkransjes staart hij mij aan. Hij draagt er ook één, uiteraard.

Een beetje beduusd kijk ik hem aan. Ik heb geen idee wat ik moet zeggen.

"Het is zó mooi! Mag ik het aanraken?!" Hij hobbelt naar mij toe en steekt zijn hand uit.

Ik schiet in de lach en ga door mijn knieën, zodat Jasper er bij kan. Jasper is nog altijd mijn trouwe, persoonlijke opfleurder.

"Zo zacht en kort..." murmelt hij als hij door mijn haar woelt. "Ik denk dat je meteen het hele kamp kan gaan knippen, El. Iedereen heeft het wel nodig om zijn haar er net zo cool uit te hebben zien als jou." fluistert hij er achter aan en hij grinnikt bijdehand.

Ik grinnik terug.

Vragend houdt hij een bloemenkrans op.

"Jazeker wel. Een nieuw kapsel heeft natuurlijk ook een nieuwe bloemenkrans nodig."

Vrolijk zet Jasper de verse bloemenkrans op mijn verse kapsel. Dan huppelt hij verder, op zoek naar meer slachtoffers. Hij gaat de richting van Joshua en Brad uit, die met zijn tweeën net bij de bosrand zitten.

Met een glimlach kijk ik hem na, waarna mijn blik door het kamp dwaalt. Naar het kampvuur. Oh. Peter.

Ik loop nerveus naar hem toe. Het enige wat hij kan doen is mij aanstaren, hij is vergeten dat hij eten voor zich heeft. En geloof me, Peter vergeet zijn eten niet snel. Dit kan niet veel goeds betekenen. Ik heb weer spijt van mijn beslissing.

Zwijgend neem ik plaats naast hem, zijn hoofd draait zorgvuldig mee met elke beweging die ik maak. Hij blijft staren. Ongemakkelijk haal ik een hand door mijn haar. "Te veel er af?"

Peter knippert twee keer en kijkt even verbaasd, alsof hij vergeten was dat mensen praten, alsof mijn nieuwe kapsel het enigste was wat er bestond.

"Wat.. Wat?! Nee! Nee, alsjeblieft zeg! Het is geweldig! Ik..." Hij stopt, beseffend dat hij aan het ratelen is.

Stomverbaasd is het mijn beurt om te staren. Een opgelucht gevoel raast door mijn lichaam.

Hij lacht naar me. "Het staat je echt goed." Hij haalt ook een hand door mijn haar, en zet daarna de bloemenkrans weer goed.

Ik probeer een dieprode blos te onderdrukken, maar ik ben aardig zeker dat dat diep gefaald is.

The Other Side Of The Moon | Neverland story | DutchTempat cerita menjadi hidup. Temukan sekarang