Zijn woorden irriteerden haar plotseling op een manier die ze niet begreep. 'Ik weet niet eens of ik wel Drakenjager wordt.' Zei ze. 'Hij zei gewoon dat ik met hem mee moest gaan - meer niet. Misschien ben ik wel helemaal niet goed genoeg. Misschien heeft hij zich vergist. Misschien-'

'Nu doe je het weer!'

'Wat doe ik?!'

'Excuusjes verzinnen!'

'Het zijn geen-'

'Je kan gewoon niet geloven dat het echt is!' Zei Ope. Hij was niet kwaad; hij droeg een grijns op zijn gezicht - zo'n grijns die zei "ik ken jou beter dan jijzelf".

Kissa liet haar lippen op elkaar vallen. Ze keek hem even aan en klemde haar kaken toen op elkaar. Ergens, wist ze dat hij misschien gelijk had; ze kon namelijk niet geloven dat het echt was. Nog altijd voelde het als een droom waaruit ze elk moment wakker kon schrikken. Het was haast alsof ze zich telkens mentaal wilde voor bereiden op dat moment waarop ze zich zou realiseren dat het allemaal niet echt was; op die teleurstelling die ze dan zou voelen.

'Het is gewoon zo vreemd.' Mompelde ze zacht.

'Dat het vreemd is betekent niet dat het niet echt is.'

~•❉•~

'Hij doet het gewoon om me te irriteren!'

De zolen van zijn laarzen vielen met harde klappen op de tegels van Het Opium. Zijn vuisten waren gebald, zijn houding was strak van woede en zijn wangen waren zo rood als tomaten. Heen en weer, heen en weer, heen en weer; als het leven Lavabo Legumino tegen zat, dan was dat het enige wat hij deed - heen en weer stampen tot hij zijn zin kreeg.

De zucht van Mallord Legumino klonk tussen de harde passen van zijn zoon door. De Vitum zat op dit moment op zijn stoel aan de sikkelvormige tafel. Een paar brieven lagen voor hem. Hij bekeek hoe zijn zoon als een mokkende peuter heen en weer beende. De man haalde zijn handen door zijn haar. Zijn kroon lag naast hem op de tafel.

'Talent? Talent?!' Lavabo lachte cynisch. 'Hoezo kan een straatrat talent hebben?! Onzin! Complete onzin is het! Hij wil me gewoon irriteren! In de weg zitten!'

Zijn stem ketste af tegen de honderden boekenkasten. Slechts een paar Oudlingen bevonden zich op dit moment in Het Opium, maar het kon Lavabo weinig schelen wat zij van zijn problemen vonden. De Oudlingen waren alleen maar bezig met de Zeegoden; het waren kale mannetjes die in een klooster gevestigd waren aan de rand van de stad en hun leven geweid hadden aan het aanbidden van die Zeegoden. Nee, als Lavabo boos was, dan mocht de hele wereld dat weten.

'Lavabo.' Zuchtte de Vitum kalmerend.

'En dan zaagt hij maar door over die wijze lessen van hem!' Lavabo snoof. 'Hij kan het gewoon niet hebben dat ik één van zijn beste leerlingen ben én hem de waarheid zeg!'

'Lavabo.' Siste de Vitum nu.

Lavabo keek naar zijn vader op. Soms was het alsof de wereld om hem heen weg vaagde als hij boos was. Hij hield zijn pas in. 'Wat?'

De Vitum keek hem een beetje geërgerd aan. 'Waar ben je bang voor?'

Lavabo kneep zijn ogen samen en fronste. 'Bang? Wat bedoel je "bang"? Ik ben niet bang.'

'Waarom maak je dan zo'n probleem van die straatrat?'

'Misschien omdat ze een draak het halve Opium heeft laten afbreken en daar niet eens voor hoeft vast te zitten!' Riep hij uit. 'Het is gewoon niet eerlijk! Er zijn hard werkende mensen zoals ik die jaren aan training volgen en die oude gek van een Onyx besluit om de eerste beste criminele straatrat de lucht in te prijzen! Waar slaat dat op?!'

PerimusWhere stories live. Discover now