Hoofdstuk 11

57 7 2
                                    

POV Gido
_______
"In gevangenschap voor poging tot moord op zijn ex vriendin."
_____
Dag 1 - 11:31

Harper is dood.

Ik staar naar haar op het fotootje op mijn polsband. Ik bijt op mijn lip. Mijn ex is dood. Ergens in me voel ik een sprankje verdriet, maar ik probeer het te negeren. Ik moet verder. Spreek ik mezelf toe.

"Gido." Hoor ik. Ik draai me om en kijk geschrokken om me heen. "H-hallo?" Roep ik voorzichtig. "Gido." Klinkt het opnieuw. "Wie is daar?" Vraag ik waarna ik mijn keel schraap. "Gido." Opeens herken ik de stem.

"Harper?" Mompel ik, terwijl ik nog steeds zoek naar een teken van leven om mij heen. "Gido." Ik doe een stap naar achter wanneer ik Harper zie staan. "Nee. Dit kan niet. Jij bent dood!" Zeg ik met een trillende stem. "Ik kon niet gaan zonder afscheid van jou te nemen." Harper doet een stap dichter naar me toe. "Blijf uit mijn buurt!" Schreeuw ik.

Harper deinst met een grote vaart naar achter en komt met een harde klap tegen een boom aan. Ik zie dat ze een grote bloedende wond op haar buik heeft. "Jij. Jij hebt dit gedaan." Zegt ze terwijl ze zonder enige emotie dwars door me heen staart. "Nee. Dat is niet waar!" Roep ik paniekerig. Harper staat op en loopt naar me toe. "Laat me met rust!" Schreeuw ik. "Nooit. Ik zal altijd bij je zijn."

Dat is het moment dat ik me omdraai en begin te rennen. Weg van Harper. Weg van deze nachtmerrie.

Hijgend werp ik een blik over mijn schouder, om te kijken of ik wordt achtervolgt. Maar dat is niet het geval. Voordat ik me weer kan omdraaien knal ik tegen iets op. Of iemand. Het is een harde klap waardoor ik mijn evenwicht verlies en op de grond val. Ik probeer wakker te blijven, maar de enorme steek in mijn hoofd brengt me buiten westen.

"Hallo? Kan je me horen?" Hoor ik een stem in de verte zeggen. Ik knipper een paar keer met mijn ogen en open ze langzaam. Ik zie drie meisjes boven me hangen. "Gido?" Zeggen ze in koor. "W-w-wat..." Mompel ik. "Ssst, het is oké. Ik doe je niks. Je rende net tegen me op. En toen viel je flauw." Ik knipper nog een paar keer met mijn ogen en heb nu pas door dat er maar een meisje is, niet drie.

"Gaat het wel?" Ik voel hoe het meisje haar hand voorzichtig op mijn voorhoofd legt. Ik mompel iets, waarvan ik zelf niet eens weet wat het moet betekenen en probeer daarna overeind te komen. "Wow! Nee, nee! Dat lijkt me nog niet zo'n slim plan." Zegt het meisje. "W-Wie ben jij?" Vraag ik terwijl ik mijn ogen samenknijp om haar beter te kunnen zien. "Ik ben Roos. Hai." Zegt ze glimlachend.

Roos? Nog nooit van gehoord. En ik heb haar nog nooit gezien. Ze ziet er wel lief uit, merk ik nu.

"Hier, dit moet je opeten." Roos houd een bakje met een vreemd prutje erin omhoog. "Wat is dat?" Vraag ik terwijl ik een vies gezicht trek. "Maak je maar geen zorgen. Het helpt tegen de pijn. Tenminste: dat zegt dit boekje." Ze houd een boekje omhoog, met moeite lees ik wat erop staat. 'Gevaren in de Natuur.' Ik knik en pak het bakje van haar aan. Ik sla het in een keer achterover en houd ondertussen mijn neus dicht. "Gadver, wat smerig." Zeg ik als ik het met moeite heb doorgeslikt. "Tja. Ik heb ook niet gezegd dat het lekker zou zijn hè?" Zegt Roos grinnikend.

"Hoe voel je je?" Vraagt Roos na een poosje. "Ik heb me wel eens beter gevoeld. Maar volgens mij begint het prutje al te werken hoor." Roos glimlacht en legt een hand op mijn voorhoofd. "Je hebt gelukkig geen koorts." Zegt ze. "Zeg, waarom help je mij eigenlijk?" Vraag ik belangstellend. "Hmm?" Ze kijkt me verbaasd aan. "Ik vroeg me af waarom je me helpt. Je had me net zo makkelijk kunnen laten liggen of me vermoorden." Leg ik uit. Roos schud haar hoofd. "Mijn gevoel vertelde dat ik dat niet moest doen. Je hebt een bondgenoot nodig." Zegt ze. "En jij bent mijn bondgenoot?" Vraag ik. Roos glimlacht en zegt: "Als je dat goed vindt natuurlijk..." Ik glimlach terug naar haar en knik.

"Maar dan moeten we-" Roos onderbreekt me. "Ssst." Ik kijk haar verbaasd aan. "Wat is er aa-" Ze duwt haar hand over mijn mond heen en fluistert: "Volgens mij hoorde ik iets. Of iemand." Geschrokken kijk ik haar aan. Ze lijkt het te menen. Ik probeer me te focussen op de geluiden om me heen. Ik knijp mijn ogen samen en concentreer me. En inderdaad, zoals verwacht, hoor ik na een poosje een dof gekraak. Het herhaalt zich.

"Blijf. Hier." Fluistert Roos langzaam tegen me. "Oké?" Ik knik en kijk naar wat ze doet. Ze loopt voorzichtig naar het gekraak toe en probeert de oorzaak van het geluid te vinden.

Uit het niets vliegt er een werpmes vlak langs haar hoofd heen, waarna hij met een knal tegen de boom naast me aan komt. Ik staar geschrokken naar het mes. "R-Roos. We m-moeten hier we-" Nog voordat ik mijn zin kan afmaken pakt Roos mijn hand vast en trekt me overeind. "Ik weet een plek, maar we moeten opschieten." Zegt ze terwijl ze begint te rennen. Er ontstaat een kloppende hoofdpijn bij me, maar ik negeer het.

Ik heb geen tijd voor hoofdpijn. Ik moet vluchten, tenzij ik een mes door mijn hoofd wil. Opnieuw zoeft er een mes langs ons hoofd. "Shit. We moeten opschieten." Zegt Roos. "We moeten sneller, lukt dat?" Vraagt ze, half buiten adem door het rennen. Ik knik en versnel mijn tempo.

"Hier." Roos trekt me aan mijn arm mee en springt dan in een soort ondergrondse grot. Ik kijk er verbaasd naar. "Kom je nog?" Hoor ik uit het donkere gat. "Jaja." Zeg ik. Ik adem diep in en spring dan in het gat.

Ik beland op een koude, wat vochtige, stenen ondergrond. "Waar zijn we?" Vraag ik. Mijn stem galmt door de ruimte. "In een grot. Maar we moeten nog steeds stil zijn. Die gast kan hier heel dicht bij zijn." Fluistert Roos terug. "Was het een jongen? Heb je zijn naam op zijn rugzak kunnen zien?" Vraag ik. "Nee. Niet echt op gelet. Iets met een M dacht ik."

Opeens horen we weer gekraak, vlak bij de ingang van de grot. "We moe-" Roos laat me mijn zin niet afmaken, want ze ze duwt me ruw tegen de muur aan en duwt haar hand tegen mijn mond aan. Ze kijkt me gespannen aan. Ze houd haar wijsvinger voor haar lippen met het teken dat ik mijn mond moet houden. Ik knik voorzichtig.

We luisteren allebei gespannen naar het gekraak boven de grot. Als we nu een geluid maken zijn we er geweest. Dan is het klaar. Dan zijn we dood en dan komen we niet meer terug. Dood. Net zoals Harper.

Bij het idee alleen al versnelt mijn hartslag en ademhaling zich. Roos kijkt me geschrokken aan. Ze haalt haar hand van mijn mond af omdat ze waarschijnlijk denkt dat ik geen lucht krijg. Ze kijkt paniekerig om haar heen. Ik probeer mijn ademhaling rustig te houden, maar ik krijg hem niet onder controle.

Een paniekaanval.

Roos' ogen schieten van mij, naar de ingang van de grot en weer naar mij. Dan legt ze haar handen op de zijkanten van mijn gezicht en kust me. Een vlaag van kriebels vloeit door mijn hele lichaam heen.

Als Roos terugtrekt merk ik pas dat mijn ademhaling meer normaal is. Net als ik iets wil zeggen drukt ze nog een kus op mijn lippen, wat me eraan herinnert dat ik nog steeds niks mag zeggen. Ik glimlach door onze kus heen.

Second ChancesWhere stories live. Discover now