{chaper 8}

4 1 0
                                    


Die nacht kon ik weer niet slapen en bovenal kon ik niet stoppen met nadenken over Arron. Zijn gezicht vloog over mijn netvlies. Die ogen, die glimlach. Bovenal, de manier waarop hij mijn naam uitsprak zoals alleen hij kon. Ik riep mezelf tot orde en klom uit bed.

Mijn nachtjapon was dun en zwart, zwart als de nacht. Ik voelde mijn ogen versterken en toen zag ik met mijn grote zwarte ogen de wereld alsof het dag was.

Ik moest naar buiten, het was te benauwd in mijn kamer. Want een kooi blijft een koud of die nu van ijzer of van goud is.

Op mijn bloote voeten stapte ik naar buiten, de koude lucht omarmde me. De neiging om naar ware vorm te transformeren. In het bos, beloofde ik mezelf. In het bos waar niemand is.

Ik rende het bos in. Het groene tapijt van mos voelde vertrouwd aan mijn voeten toen ik er over heen rende. Toen ik zeker wist geen pottekijkers te vinden waren spreidde ik mijn armen en liet me transformeren. Door mijn aders kookte het bloed en mijn hart klopte sneller. In een klap waren de prikkels pijnlijk sterk.

Ik moest echt weer wennen aan de sterke zintuigen. Dolsblij rende ik doelloos door het bos. Het was emotioneel vermoeiend om je ware vorm te verstoppen. Nadat mijn borstkas hevig op en neer ging van het rennen liet ik me zorgenloos in het mos zakken.

Voor ik het wist viel ik in slaap. 

De zon maakte me samen met fluitende vogels vriendelijk wakker. Ik gaapte en stond op. Hoe laat zou het zijn? Om half negen had ik school. Zou ik te laat zijn?

Ik snuffelde even aan wat planten voor ik hun op at. Ik miste dit leven.

Toch moest ik terug, en al dit ik dit niet voor mezelf dan deed ik dit voor mijn nakomelingen.

Met tegenzin liep ik terug naar mijn huis. Ik kon hem van ver al ruiken. Voor ik me nog uit het bos waagde transformeerde ik naar mijn trieste mensenfiguur.

Ik zag mijn huis eindelijk opdoemen. Ik klom op de veranda en pakte de reserve sleutel om vervolgens het huis in te gaan. Het leek alsof nog niemand wakker was.

Ik klom de trap op en ging mijn kamer in. De klok gaf half zeven aan. Ik kon nog een half uur slapen.

Maar ik was niet moe en ik had al genoeg gegeten.

Ik besloot alvast mijn tas in te pakken en me aan te kleden. Een legging en trui deed het wel voor mij. Ik keek naar mijn tweeling in de spiegel. Haar grote groene ogen staarden me terug aan.

Ik deed mijn hand omhoog en zij deed het zelfde. Ik wapperde ermee terwijl zij mijn exacte bewegingen volgde. Ik hield mijn arm stil en schoot snel naar links ermee.

Maar ze faalde niet. "Akur!" vloekte ik zachtjes. "Elvira?" hoorde ik een vermoeide stem zeggen.

Ik draaide me om en zag Zatira in de deuropening staan. "Sursun, Zatira." begroette ik haar. "Sursun, Elvira." groette ze me terug. Zatira liep naar de kraan en wasde haar gezicht.

"Alles oké?" vroeg ik. Zatira haalde haar schouders op. "Ik mis het oude leven, de vrijheid en frisse lucht. Het kost te veel energie." Ze gebaarde naar haar lichaam. Ik knikte want ik wist wat ze bedoelde.

"Ik ben gister nacht het bos in geweest, en ik ben in ware vorm geweest." fluister ik nu. Zatira's ogen worden groot. "Wordt alsjeblieft niet boos, ik weet dat het onverantwoord was maar ik was heel oplettend!"

"Alsnog was het riskant geweest Elvira." zuchtte Zatira. "Maar.." schuldbewust keek ze naar de grond. "Eergisteren ben ik ook in het bos geweest, ik ben de hele middag in ware vorm gebleven."

The Fallen Freedom Of The Arietés - DutchTempat cerita menjadi hidup. Temukan sekarang