Hoofdstuk 24

2.2K 136 8
                                    

Violette slaakte een ijselijke gil toen ze bij haar enkel het troebele water in werd getrokken. Ze kon zich nog net op tijd aan een overhangende tak van een boom vastklemmen voordat ze helemaal onder water verdween. Desondanks was haar gehele onderlichaam samen met de akelige klauw onder het wateroppervlak verdwenen. En dit gebeurde allemaal in een paar luttele seconden. "Violette!", schreeuwde Simon terwijl hij naar de rand van ons krakkemikkige karretje snelde. Hij pakte de paal met de oranje wegwijzer vast en brak hem af. In de tussentijd had Violette zich een stuk aan haar tak omhoog weten te trekken. Ze had zichzelf helemaal uit het water gehesen en alleen de vieze drab aan haar benen was het bewijs dat ze daar zojuist in had gezeten. Maar ze had zich nog niet losgemaakt van het moerasmonster. De viervingerige vlijmscherpe klauw sloot zich nog steeds om haar enkel heen. Toen slingerde Simon als een speerwerper de afgebroken paal naar de klauw van het monster. TWAK, hij was raak. Tot mijn opluchting liet de klauw Violette los en verdween hij onder water.

Toen zag ik vanuit mijn linkerooghoek een rimpeling op het wateroppervlak. Ik tuurde aandachtig naar die plek, maar op het kalme, stille water na, was er niets meer te zien. "Violette, gaat alles goed?", riep Marja bezorgd naar Violette, die als een verzopen elfje levenloos aan de knoestige tak hing. Violette hief haar hoofd langzaam op en zei voor mij net hoorbaar: "Ik heb me wel eens beter gevoelt, maar verder hang ik hier prima." Ik glimlachte zwakjes, omdat ik blij en opgelucht was dat alles goed met haar ging. Toen werd mijn aandacht opnieuw naar het wateroppervlak getrokken; naar het gebied vlak voor onze neus, waar rugvinnen zoals die van een zeemonster het wateroppervlak doorkliefden. De vinnen bestonden uit lichtblauwe stekels met vlezige beige vliezen ertussen. Deze griezelige vinnen doken binnen een tijdsbestek van nog geen tien seconden overal in het meertje op en onder. En Violette hing nog steeds uitgeput aan haar tak. Ze moest hierheen komen. En snel.

Ik bracht men handen als een megafoon bij mijn mond en schreeuwde naar Violette: "Violette, probeer zo snel mogelijk hierheen te komen!". Violette, die aan haar verbaasde blik te zien het aanwezige gevaar nog niet had opgemerkt, begon naar de kar te vliegen. Toen ze de tak nog maar net had losgelaten zag ze de monsters, eigenlijk alleen hun rugvinnen, die door het water krioelden en haar ogen werden zo groot als theeschoteltjes. Meteen begon ze harder en sneller met haar vleugels te klapperen en waardoor haar snelheid fors toenam. Maar niet snel genoeg; halverwege de poel werd ze opnieuw door een klauw gegrepen. Dit keer was niet alleen de klauw maar ook even de misselijkmakende kop van het moerasgedrocht te zien. Zover ik had kunnen zien was de kop van het monster een viezige bruine brei waaruit vele lichtblauwe stekels staken. "Violette!", gilde Simon en Marja tegelijkertijd uit. Simon keek paniekerig om zich heen naar een tweede paal om het moerasmonster mee te kunnen doorspiesen, maar er was geen enkel hulpmiddel binnen handbereik. Ook ik keek om me heen en mijn hoofd werkte op volle toeren op zoek naar een manier om ons allemaal hier veilig weg te krijgen. Vooral om Violette daar weg te krijgen. Ze probeerde uit alle macht boven water te blijven en het monster van zich af te schudden, maar ze verloor steeds meer terrein.

Veel tijd om na te denken kreeg ik echter niet. Er schoot een wazige beige vlek met blauwe stekels op ons af en ik wist mezelf nog maar net op tijd tegen de bodem van de kar aan te drukken. We zaten diep in de problemen. Er moest iets gebeuren, anders zouden we allemaal eindigen als vissensoep. Ik gunde mezelf op de bodem van de kar heel even de tijd om na te denken voordat ik in actie kwam. Het plan dat in me opkwam was niet mijn meest briljante plan ooit, maar het was er tenminste eentje. Ik stond op, slingerden mijn benen over de rand van de kar heen en ging met mijn benen bungelend boven het troebele water op de rand zitten. Het was gekkenwerk, maar het was nu of nooit. Ik concentreerde me op mijn nieuwste gave en voelde een koude gloed naar mijn voeten trekken. Het was geen ijzige kilte, maar een aangename koelte die door mijn benen trok. Er gebeurde alleen niets. Geïrriteerd omdat het niet lukte, knarste ik met mijn tanden en liet mijn voeten nog iets verder zakken. Ik gleed nu bijna van de kar af, maar mijn voeten raakten ook bijna het wateroppervlak. Ik liet me nog een heel klein stukje zakken... ...en verloor mijn grip. Ik kneep mijn ogen dicht en bereidde me voor om kopje onder te gaan.

The colour of my eyesWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu