Hoofdstuk 7

2.1K 54 13
                                    

Narian opent de deur, en trekt mij mee naar buiten. Leonardo staat ons boos op te wachten. Hij kijkt mij woedend aan. ‘Jij moet je brutale mond houden, Engel.’ Ik kijk hem alleen maar aan. ‘Rustig Leo, hier hebben we niks aan. Pap rekent wel met haar af.’ Hij kijkt me met een koude blik aan.

Verbaasd kijk ik hem aan. Waar is die Narian van net gebleven? Waarom ziet hij er uit alsof het hem niks uitmaakt? Of heb ik alles verkeerd begrepen? Ik schud mijn hoofd. Waarom dacht ik eigenlijk dat Narian mij leuk vind? Mij? Alleen maar door zo’n stomme voorspelling. Ook al wil ik het niet accepteren, ik voel me aangetrokken tot Narian.

De greep om mijn arm verstevigd, en zorgt er voor dat ik me van mijn gedachten los maak. De deur word voor de tweede keer open gegooid, en ik word naar binnen geduwd. De familie kijkt me niet meer aan alsof ik hun redding ben. Nee, ze kijken me woedend aan. ‘Leuk dat je er ook weer bent, Miah.’ De Duivel kijkt me glimlachend aan, maar zijn ogen glinsteren van ingehouden woede. Loren wil al weer opspringen, maar Lucas houd hem tegen. ‘Ten eerste. Jij gaat onze vrouwen bevrijden. Ten tweede, als je zo’n kracht ook nog maar een keer gebruikt op mijn zonen, ben je dood. Begrepen?’ zegt de Duivel alsof het niets is. Ik knik. Wat moet ik anders doen? ‘Goed, dit gaan we doen.’ De Duivel kijkt me vals grijnzend aan. Ik voel de angst omhoog komen. Wat wil hij nog méér van me?

Het viel mee. Ze hadden me niet erg gestraft. Vast omdat ze me nog nodig hebben. Ik sta op, en dwaal weer door de kamer waar ik alwéér in opgesloten ben. Ik probeer al een half uur lang contact met mijn broers te maken, maar het lukt niet. De grens tussen de Hel en Hemel houd alles tegen. Ik mis mijn broers. Ik mis het lachen met Sam, en het bezorgde gedrag van Alex. Ik mis mijn familie. Ik wil tegen ze zeggen dat het me spijt, dat ik van ze hou. Misschien zie ik ze wel nooit meer terug. Ik schud mijn hoofd. Ik geef niet op. Als ik die vrouwen van de Hel bevrijd, bevrijd  ik direct die van de Hemel. Dan heb ik gedaan wat goed is. Wat ík goed vind.

Het gedrag van Narian beangstigd me. De ene keer doet hij aardig, de andere keer doet hij alsof hij me ter plekke wil vermoorden. Misschien omdat ook hij bang is voor zijn vader? Of misschien wel omdat hij bang is voor de reacties van zijn broers. Hoewel hij dat natuurlijk nooit toe zal geven.

Ik heb nog een dag. Een dag opgesloten in deze kamer, een dag om na te denken hoe ik dit in godsnaam ga aanpakken. Ik moet Het Mens vinden. Ja, maar waar. Op aarde? Of hier in deze wereld, op een plek die ik niet ken? Volgens de Duivel zou ik het voelen. Maar ik voel helemaal niks. Moet ik voelen waar ik heen ga of zo? De Duivel heeft me uitgelegd dat als ik zo’n kracht heb, ik dat Mens ook wel  kan vinden. Maar waarom is dat Mens zo belangrijk? Het is maar een Mens! Misschien daarom wel. Omdat het een simpel wezen is, helemaal onderaan de lijst. Volgens de Duivel moet ik dus eerst Het Mens vinden. Daarna zal hij mij een spreuk geven, of zo iets, waarmee ik vrouwen kan bevrijden. En die spreuk werkt alleen als hij door een vrouwelijk wezen word uit gesproken. En een mens telt niet mee, natuurlijk niet. Of te wel, ik blijf alleen over. En die last drukt zwaar op mijn schouders. Ik kreun, en besluit te gaan mediteren. Misschien helpt het, om daardoor Het Mens te vinden.

Ik loop naar het bed, en ga er op zitten. Normaal heb ik altijd een hekel aan mediteren, want wie kan er serieus nou zijn hoofd vrij maken van alle zijn gedachtes? Ik in ieder geval niet. Maar goed, ik probeer het gewoon. Ik probeer me te ontspannen, en aan Het Mens te denken. Opeens denk ik aan een tip van God, die ik 3000 jaar geleden heb gekregen.

'Probeer het niet te dwingen. Zie het als jezelf. Als ik jou dwing, doe je het niet. Als ik jou niet dwing dan doe je het wel. In dat soort dingen verschillen we niet zo veel met mensen. Probeer je gedachtes niet te dwingen, dan zullen ze je niet tegen werken.’

Ik had hem verbaasd aan gekeken, maar uiteindelijk hielp het wel. Ik probeer het weer. Ik denk aan alles en niks, alles om mijn hoofd leeg te maken. Na een half uur komt er opeens een beeld boven drijven.

Een jongen komt een raar gebouw uitlopen. Verbaasd kijk ik om me heen. Waar ben ik? Dit is niet de Hel, waar ik opgesloten zit. Hier razen vreemde metalen dingen voor bij, en mensen in allerlei soorten en maten lopen voor bij. Wacht, mensen. Ik ben op Aarde. De jongen kijkt om zich heen. Het valt me op dat hij mooie donkere ogen heeft, en donker blond haar dat perfect zit. Vreemd, het lijkt alsof hij er niks aan heeft gedaan. Ik voel dat deze jongen, speciaal is. Zijn aura. Al die andere mensen om hem heen, zijn standaard. Denken maar een ding: zichzelf. Hoe moet ík opvallen, vind die jongen míj leuk? En ga zo maar door. Deze jongen niet. Hij denkt niet alleen aan zichzelf. Ik stap op hem af. ‘Hé!’ roep ik. Hij kijkt niet op of om, maar stapt op een raar ding met twee wielen. Een plaatje uit een boek drijft voor bij. Een fiets. Kan hij me niet horen? Ik kijk om me heen. Noetselerbergweg, staat er op een blauw bordje.

Met een ruk kom ik overeind. Ik hap naar adem. Ik weet waar Het Mens is. Op aarde, een plek waar misschien de aller oudsten en belangrijksten zijn geweest. En dat is de plek waar ik straks heen moet.

-------------------------------------------

Sorry jongens, een kort hoofdstukje!

Volgende word langer, promise.

Please comment, vote!

Of word fan als je wilt.

Ik ben benieuwd wat jullie er van vinden!

X Britt

Miah, de engelWhere stories live. Discover now