Epiloog

37 2 0
                                    


Zomer 2027

François had gewonnen, althans dat was wat hij geloofde, omdat hij Ludvik en de kinderen uit zijn dorp en uit zijn leven had weten te verbannen. Maar ondanks dat François victorie riep was hij degene die van binnen verloren had.

François had niets anders dan een grote wrok tegen alles wat niet in zijn straat paste. Hij droeg alleen maar haat en nijd bij zich en ook al zagen de meeste dorpelingen dat nog niet, het zou niet lang meer duren voor ook hun ogen zouden worden geopend.

De enige die werkelijk gewonnen had was ik. Hetgeen wat ik had was absolute vrijheid, een prachtig gezin en een magische gouden ring.

Weken, maanden en jaren waren verstreken. Ondertussen had ik een gezonde zoon op aarde gezet, die ik Carl had genoemd, vernoemt naar zijn vader die de rest van zijn leven was gedwongen onder een andere naam te leven.

Samen met de kleine Carl zat ik langs de rivier achter het huisje waar we op dat moment in leefden. De zomerse zon scheen fel op ons en de combinatie van warmte en het dobberen van het water maakte ons slaperig. Terwijl de kleine blonde jongen, dat zoveel op zijn vader leek, al sliep, speelde ik met de gouden ring voor ik hem voorzichtig af deed om aan Carls ringvinger te doen. Natuurlijk was de ring veel te groot voor hem, maar ooit zou ik hem aan hem afstaan zodat hij het aan de vrouw kon geven waar hij het meest van hield, net zoals de legende wilde dat het zou gaan.

Toen ik de ring weer om mijn vinger deed viel mijn oog op een oud verkreukeld papiertje die uit de zak van mijn oude legerjas stak waar Carl op sliep.

Voorzichtig pakte ik de brief die ik al zo vaak had gelezen dat ik het uit mijn hoofd kenden, om het nogmaals te lezen.

Lieve Eden

Ik heb je brief veel te laat gevonden. Pas vrijdag, toen ik je op wilde halen zoals ik al jaren doe, merkte ik je afwezigheid pas op.

Zelfs al probeer ik mezelf wijs te maken dat ik er niets aan had kunnen doen, toch voel ik een schuldig dat ik niet meer voor je gedaan heb.

Het idee dat je nu honderden kilometers van ons vandaan bent, missen we je aanwezigheid en je lach en begrijpen we wat je is aangedaan.

De onrecht die jou en je geliefden is aangedaan heb jij, noch hen verdiend. Zelfs al is het niet altijd goed doorgedacht, je hebt altijd gedaan wat je goed achtte. Die moed heb ik altijd bewonderd.

Ik zou je willen overtuigen terug weder te keren, ik zou je willen zeggen dat je plek bij ons is, bij je vrienden, in dit dorp, in dit bos of in je mooie huis.

Rambo heeft de oplossing van al jullie problemen gevonden, hij heeft Saint Thopian uitgelegd en via nieuwsberichten weten te bewijzen dat Carl Sandström is overleden in Engeland en er heeft persoonsverwisseling plaatsgevonden. Rambo heeft namelijk uitgelegd dat wij de rebellen waren die het hele gebouw in Liverpool naar beneden gehaald hebben.

Ik hoop dat dit goede nieuws je snel bereikt en dat jullie allen snel wederkeren.

Iedereen geeft je een dikke knuffel.

Marie, Paul, Xavier, Robert, Ben, Claire, Pierre-Junior en ik.

Toen ik in de verte iets hoorde, keek ik op en werd Carl wakker. Beiden keken we naar de plek waar het geluid vandaan kwam en zagen we Ludvik, Cecille en Elena. "Papa!" Meteen stond Carl op en rende huppelend, ongemakkelijk op blote voeten naar zijn vader en zusjes om ze gedag te zeggen. Ludvik tilde zijn zoon op om hem een kus op zijn bolle wang te geven terwijl ik de brief weg legde en op stond om ze welkom te heten op de plek waar ze het meest thuis hoorden... Bij mij.

Terwijl ik ooit niet had willen begrijpen waarom Ludvik het me had aangedaan om me achter te laten, begreep ik hem nu beter. Bijna ieder half jaar werden we gedwongen te vertrekken. We leefden met zijn allen een zwerversleven, zonder vaste plek, geen echte thuis en geen vaste school voor de kinderen.

In eerste instantie had hij me dat alles willen besparen, maar geen seconde had ik ooit iets anders gewild dan bij hen zijn, of het nu betekende dat ik onder de blote hemel moest slapen of niet, mijn ware thuis was bij hen.

Ludvik plofte naast me neer in het gras met zijn zoon, die hij op zijn schoot neerzette.

"Heb jij je verveeld?" vroeg Ludvik met zijn eeuwige accent.

"Een beetje maar", glimlachte ik voor ik mijn lippen op de zijne drukte.

Ludvik sloeg een arm om mijn schouder en trok me, zonder de kus te verbreken, mee naar achter in het gras.

De meisjes hoorde we afkeurende geluidjes uiten terwijl Carl, die nog op Ludvik's schoot zat lachttte om zijn zusjes.

"Eden, mag ik Leatitia bellen?" vroeg Cecille, die hunkerde haar beste vriendin even te spreken.

De kinderen spraken ondertussen vloeiend Frans, iets waar ik trots op was. Toch miste ik soms hun schattige fouten of het vreemde accent waardoor ik niet precies begreep wat ze bedoelden.

"Alsjeblieft," ik gaf haar mijn oude mobiel zodat ze bereik kon zoeken in dit onbekende bos.

Haar uitbarstingen waren door de tijd verdwenen en onze band was gegroeid.

"Mama, denk je dat ome Ben langs komt nu we in de buurt zijn?" vroeg Elena met pretoogjes.

Cecille trok kwaad wat gras uit de grond om het naar haar zusje te gooien terwijl de kleine Carl kraaide van plezier.

"Ik heb hem al gesproken, wij gaan morgen bij hen langs", zei ik terwijl ik wat gras uit een blonde pluk streelde.

Na het nieuws van Pierre had ik erg getwijfeld om dit zwerversleven op te geven, maar toch wilde ik het risico niet nemen dat er nog één iemand in het dorp rond liep die achter François bleef staan. Ik had alles wat ik wilde, het was goed zoals het nu was, meer had ik niet nodig.

Terwijl de kinderen aan het bekvechten waren, keek ik van Ludvik, die me glimlachend aankeek, naar de blauwe hemel. Dit leven zou eeuwig mogen duren. Het was een prachtig leven. Een leven waar alles de moeite waard was. Een leven vol geluk.

Het was een leven die ik na de dood nooit zou vergeten.

Three Golden RingsWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu