hoofdstuk XII

43 3 0
                                    

Dinsdag 18 oktober 2022

Het rinkelende belletje van de deur liet me opkijken. Ik verwachtte een klant, maar tot mijn plezier zag ik Bens hoofd om de deur. Hij keek me breed grijnzend en afwachtend aan.

Ik trok mijn wenkbrauwen op, wachtend tot hij iets zou zeggen. Dat deed hij echter niet. Toen ik lang genoeg wachten  kwam er een arm tevoorschijn en gebaarde Ben dat ik moest komen. Ondertussen kon ik mijn glimlach niet meer verbergen. Ik stond op en liep naar hem toe. Toen ik naar zijn zin nog niet dichtbij genoeg was, gebaarde hij nog eens dat ik dichterbij moest komen. Hij hield niet op met steeds het zelfde gebaar te maken tot onze neuzen elkaar bijna raakten.

"Ik wil je iets laten zien." fluisterde hij ineens.

"Ow." lachte ik "Vertel?"

"Je hoort een verrassing niet te vertellen. Kom." Hij pakte mijn pols vast en wilde me naar buiten trekken, iets wat niet werkte omdat er nog een deur tussen ons in stond.

"Auw,"

"Sorry, gaat het?" vroeg hij nu niet meer fluisterend.

"Als we gewoon vergeten dat mijn neus gebroken is gaat het prima." verzekerde ik hem met mijn neus in mijn handen.

"Mooi, laten we dan maar gaan."

Dit maal liep ik wel gewoon door het deurgat naar zijn auto toe. Ik wist ondertussen dat Bens verrassingen geen voorwerpen inhielden, maar mooie plaatsen. Ik had altijd van die momenten gehouden. Het liet me vaak voelen of we de enigen op aarde waren, dat er geen verplichtingen waren, dat niemand ook maar iets van ons verwachten  of dat we naast onze avonturen nog een leven hadden. Dit waren onze momenten, van alleen mij en Ben. Dat gevoel had ik altijd prettig gevonden.

Ik hield van Ben's nonchalance en hoe hij van van het leven genoot, bij Ben was er geen morgen, en als ik momenteel iets niet wilde was dat er een morgen was.

Deze keer reden we helemaal de andere kant uit, weg van huis, weg van Saint Thopian en zelfs weg van de plek waar we een half jaar geleden heen waren gegaan. Onderweg draaide ik mijn gezicht naar Ben toe om zijn profiel te bestuderen nu hij auto reed. Ik wist niet hoe hij het deed maar sinds ik hem kende was hij niets veranderd, zijn donkerblonde haren waren misschien wat langer geworden en er was hooguit een lachrimpel langs zijn ogen gekomen, maar verder was hij niets veranderd, hij was nog altijd dezelfde zonnegod die ik 5 jaar geleden had ontmoet.

"Kijk me niet zo aan, engerd." zei Ben toen hij me betrapte en draaide mijn gezicht weg.

Ik kon mijn lach niet verbergen en keek weer vooruit waarna ik in mijn ooghoek zag dat Ben me een paar keer een paar seconde aan keek.

“Wie is nu de engerd?” vroeg ik terug.

“Ik kijk jou aan omdat jij mij aan keek,” zei Ben.

“Laten we dan maar stoppen met kijken,” zei ik waarna er weer een prettige stilte viel.

Ben zetten de radio harder en opende zijn raam op een kier waardoor er een zachte frisse bries binnen kwam.

"Kijk!" zei Ben enthousiast na een lange rit "Is het niet mooi?"

Voor ons lag een grote vijver, midden in een bos. Alleen een hobbelig paadje had ons tot hier kunnen leiden. Ben stopte de auto en we stapten uit. Ik liep honderd meter voor ik bij het water stopte. Ben leek er anders over te denken en trok meteen zijn vest en T-shirt uit.

"Ga je niet mee?" vroeg hij toen hij zag dat ik niet al te enthousiast mee deed.

"Het is veel te koud, straks worden we nog ziek."

Three Golden RingsWhere stories live. Discover now