13

0 0 0
                                    

De ochtend na de nacht waarin Ron hem had betrapt, voelde Harry zich verpletterd door schaamte en zelfhaat. Het idee dat Ron hem had gezien terwijl hij zichzelf pijn deed, vulde hem met een diepe schaamte. Hij kon de gedachte niet verdragen dat zijn beste vriend nu wist hoe zwak hij werkelijk was.Terwijl hij lag in zijn bed met de gordijnen dichtgetrokken, voelde Harry een golf van wanhoop over zich heen spoelen. Hij wist dat iedereen hem nu zou zien als een mislukkeling, een zwakkeling die zijn eigen demonen niet kon overwinnen. Hij kon het niet verdragen om de blikken van medelijden te zien of de fluisterende stemmen van veroordeling te horen.Dus besloot Harry om de school dag over te slaan, om zichzelf te verbergen in de veiligheid van zijn slaapkamer, waar niemand hem kon zien en waar niemand medelijden met hem had. Hij trok de dekens over zijn hoofd en sloot zijn ogen, verlangend naar een moment van vrede te midden van de chaos van zijn gedachten.Maar zelfs in de stille eenzaamheid van zijn kamer, kon Harry de stemmen in zijn hoofd niet tot zwijgen brengen. Ze fluisterden woorden van zelftwijfel en zelfhaat, herinnerden hem aan zijn zwakheid en tekortkomingen, en versterkten zijn overtuiging dat hij alleen maar een last was voor de mensen om hem heen.Het voelde alsof de duisternis hem opslokte, hem verstikte onder het gewicht van zijn eigen pijn en verdriet. Hij wist niet hoe lang hij daar lag, verloren in zijn wanhoop, maar uiteindelijk voelde hij een hand op zijn schouder en hoorde hij een bekende stem die hem zachtjes riep."Hé, Harry," zei Ron, zijn stem gevuld met bezorgdheid. "Het is tijd om op te staan, maatje. Je kunt niet voor altijd in bed blijven liggen."Harry wilde zich omdraaien en wegkruipen, weg van de stem die hem herinnerde aan zijn eigen zwakte. Maar iets in Ron's stem weerhield hem ervan. Het was een stem vol mededogen en begrip, een stem die hem vertelde dat hij niet alleen was, zelfs in zijn donkerste momenten.Met een zucht trok Harry de dekens van zijn gezicht en keek naar Ron, zijn ogen nog steeds rood en gezwollen van de tranen die hij had gehuild. Hij voelde een brok in zijn keel, zijn hart zwaar van schaamte en verdriet."Ik... het spijt me, Ron," fluisterde hij, zijn stem zwak maar oprecht. "Ik... ik kon het gewoon niet aan vandaag."Maar Ron glimlachte bemoedigend en legde een hand op Harry's schouder. "Dat geeft niet, Harry," zei hij rustig. "We hebben allemaal onze slechte dagen. Maar je bent niet alleen, weet je. We zijn er voor je, altijd."En terwijl Harry daar lag, omhuld door de warmte van Ron's vriendschap, voelde hij een sprankje hoop in zijn hart, een sprankje dat misschien wel sterker was dan zijn angst, sterker dan zijn schaamte. Misschien was hij niet zo alleen als hij had gedacht.

Verbonden in de Duisternis || DrarryWhere stories live. Discover now