Hoofdstuk 3

110 13 4
                                    

De reis naar het stadstheater, dat inmiddels verlaten was, was kort. Hoewel het voor mijn wiebelige benen als een marathon aanvoelde, konden we niet langer dat enkele minuten onderweg zijn geweest. Het tweetal wat zo vriendelijk was geweest om mij te begeleiden waren niet bekend in Listra, wat het allemaal iets gecompliceerder maakte. Een route uitleggen met een beneveld hoofd, terwijl je ook nog gebombardeerd werd met vragen over je leven, was geen succes. Ik kon het ze niet kwalijk nemen, ik was ook geen fan van ongemakkelijke stiltes.

We namen afscheid bij de zijdeur die ik gebruikte om binnen te komen. Pas toen ik de sleutel aan de ketting om mijn nek tevoorschijn had gevist en de deur had geopend, was het tweetal tevredengesteld en vertrokken ze de nacht in.

De deur van de zijingang viel achter mij dicht. Het duurde iets langer dan normaal voordat mijn ogen gewend waren geraakt aan de duisternis, maar uiteindelijk voelde ik mij stabiel genoeg om mij door de gangen heen te manoeuvreren.

Mijn hoofd knalde minstens drie keer tegen een metalen buis aan voordat ik überhaupt de deur had gevonden die naar de verlaten kostuumopslag leidde. Het was de opslag van al het overschot wat de theatergroep niet in de gewone opslag kwijt kon. Kostuums die eigenlijk nooit meer gebruikt werden, en waarmee een perfect bed gemaakt kon worden.

Tegen de tijd dat ik een pyjama had gevonden en ik mijn bezwete, naar bier stinkende kleren ergens in een hoekje op de grond had gegooid, trilden mijn benen van de vermoeidheid. Het lukt mij nog net om op de tast naar mijn bed te strompelen alvorens ik erop ineen zakte.

Met een kreun liet ik mijn hoofd op het geïmproviseerde kledingkussen vallen. Toen ik vanochtend opstond, had ik niet verwacht dat ik hier mijn nacht zou doorbrengen. Het was lang geleden dat ik in het stadstheater had geslapen. Hoewel ik deze plek boven heel veel andere plekken zou verkiezen, zou ik de comfort van een daadwerkelijk bed wel degelijk gaan missen.

Voor mijn gevoel lag ik net tien seconden voordat de slaap zich meester maakte.


Er is één ding wat je over mij moet weten: ik ben een lichte slaper. Als je opgroeit in een weeshuis in Listra, moet je wel een lichte slaper zijn. Ieder kraakje, ieder kreuntje... Je moet alles opvangen. Doe je dat niet, dan kan je er zeker van zijn dat je schoenen de volgende dag weg waren. Of je warme jas. Of je geld. In het weeshuis had je namelijk geen eigendommen. Alles werd gedeeld. En wanneer de juffen niet keken, was het ieder voor zich.

Toen ik in het weeshuis had gewoond was het een fijne eigenschap geweest. Het was die eigenschap die ervoor had gezorgd dat ik mijn geheimen, mijn handelswaar, wist te vergaren. Fluisteringen van de andere meisjes, die dachten dat iedereen sliep. Blote voeten die zich haastig voortbewogen op houten planken. Het was een overlevingsstrategie geworden om alles op te pakken en in mijn voordeel te gebruiken. Of in dat van een ander die bereid was om ervoor te betalen.

Zelf nu, nu ik niet langer meer over mijn schaarse eigendommen hoefde te waken, was het een nuttige eigenschap. Het vertelde mij wanneer de eerste acteurs het theater weer binnenkwamen. Wanneer de schoonmakers van plan waren om hun dweil door de gangen te halen. Oftewel: het vertelde mij wanneer het tijd was om te gaan.

Dus toen er een deur open werd gegooid, opende ik geïrriteerd mijn ogen. Voor mijn gevoel werden de acteurs steeds gedrevener en stonden ze steeds eerder op de stoep. Voor je het wist stonden ze met het kraaien van de haan al hun toonladders te zingen.

Ze mochten dan wel steeds vroeger komen, maar midden in de nacht was een nieuwe voor mij.

De kostuumopslag om mij heen verkeerde nog in duisternis. Door het kleine, hoge raampje in de muur naast mij kon ik zien dat de sterren nog straalden. De lucht neigde nog niet eens een klein beetje naar blauw. Dat was bijna net zo onheilspellend als de zware voetstappen die in de gang klonken.

Bloedleugens [NL ONC2021 Grote Winnaar] ✓Where stories live. Discover now