~Rocks~|8|

508 19 3
                                    

Louis:

Harry en ik hebben besloten om dus achter de rotsen te kijken.

Ergens ben ik bang dat er drugsdealers wonen!

Of misschien wel moordenaars!

Enge bandieten of erger!

Ik merk dat mijn handen trillen en ik til ze op om er naar te kijken.

"Jezus lou." Zegt Harry en kijkt naar mijn handen.

"Ben je echt zo bang?" Vraag hij bezorgt terwijl hij mijn handen vastpakt.

Mijn handen stoppen met trillen maar mijn hard daar in tegen begint hart te kloppen.

Ik voel dat mijn handen lichtjes rood kleuren en ik kijk Harry aan.

Ik merk nu pas hoe erg groen zijn ogen zijn.

Want ik heb ze helaas nooit zo goed kunnen bekijken.

Net voor dat ik er in kan verdrinken kijkt Harry naar de rotsen.

"Wil je gaan of niet?" Ik kijk er ook naar 

"Nee nee nee! Ik wil er heen." Harry knikt en laat mijn ene hand los.

Mijn andere houd hij daarin tegen stevig vast.

Waarschijnlijk voor de veiligheid of zo.

Hij loopt langs de rotsen af en ik loop met hem mee.

Als we er zijn kijk ik mijn ogen uit.

Ik zie een prachtig groen weiland waar mooie bloemen in staan.

Iets verder zie ik een grote boom staan. 

"Kijk daar! Een boomhut." Roept Harry dan en we lopen er samen heen. 

Ik zie een touwladder en grijp er naar.

Twijfelend kijk ik naar de hoogte van de boomhut. Het is best wel hoog en ik durf er denk ik niet naar boven te klimmen.  

Maar ik wil wel weten wat er is. 

"Durf je niet?" Vraagt Harry bezorgd.

"J-jawel hoor, het is alleen. Hoog."

"Geen zorgen ik houd je vast." Zegt hij. 

Ik knik en houd het touw vast. Ik zet mijn voet op de eerste tree.

Opeens voel ik twee handen op mijn heupen. Ik haal diep adem. 

Het is voor de versteviging het is voor de versteviging. 

Ik schud de gedachten van me af en en zet mijn andere voet op de tweede tree.

Uiteindelijk ben ik te hoog voor Harry om nog vast te houden.
Zijn vingertoppen verlaten mijn heupen en ik klim het laatste stuk snel omhoog.

Als ik boven ben wacht ik tot Harry ook boven is.

De ruimte voor de deur is klein dus Harry en ik staan dicht tegen elkaar aan.

Ik glimlach lief naar hem, hij glimlacht terug.

Uiteindelijk open ik de deur en loop naar binnen. 

Er staat een bureau in en een stoel er naast.

De ruimte is klein maar groot genoeg voor ongeveer vijf personen.

Ik kijk om me heen en zie een kast staan.

Ik maak het kast deurtje open en vind er een oude schoenen doos in. 

De schoenendoos zet ik op de tafel en ga op de stoel zitten.

"Wat is dat?" Vraagt Harry terwijl hij tegen over me gaat zitten.

"Ik weet het niet." Ik maak de doos open en zie duizenden enveloppen erin zitten.

Ik pak er eentje uit en er staat een datum op. "Maar dit was gisteren!"

Harry pakt de envelop van me over. "Larry?" Vraagt hij. 

Ik pak hem weer van hem over.

"Wie is Larry?" Vraag ik en wil de envelop open maken.

"Nee wacht! We maken het buiten open. Daar is meer licht." 

"Okay is goed." Antwoord ik en ik doe de envelop in de schoenendoos.

Harry besluit eerst van de touwladder te gaan en dan is het mijn beurt.

De eerste paar zetten zijn het engst maar ik word afgeleid als Harry zij vingertoppen op mijn heupen zet.

Langzaam word ik er nerveus van en snel ik de laatste stappen.

Ik pak de schoenendoos op die Harry op het gras neer had gezet en loop er een stukje verder.

Ik pak de stapel en draai ze om. 

Ik pak de oudste brief en maak hem open.

'Regel 8: Raak geen dingen aan die niet van jou zijn.'





⚝𝐎𝐜𝐭𝐨𝐛𝐞𝐫 𝐒𝐧𝐨𝐰⚝Where stories live. Discover now