Chapter 4

6K 117 28
                                    

Autumn

Kreunend open ik mijn ogen maar sluit ze al snel weer. Hoofdpijn. Hele erge hoofdpijn.

Ik open mijn ogen opnieuw en zie dat ik in een stoffige kamer lig, eerder een cel. Er zit fucking tralies.

Ik slaak een gil als ik een jongen zie zitten. "Rustig maar." zegt hij. Hij staat op en loopt naar het tralies toe. Nu zie ik dat hij blauw haar heeft. Best cool.

De jongen opent de celdeur en komt met een klein tasje mijn cel in. In kleermakerszit gaat hij voor mij zitten.

"Ik ben Brandon." zegt hij dan. Brandon de smurf..

"Autumn." mompel ik. Brandon glimlacht even. "Wat?" snauw ik. "Het is een bijzondere naam." zegt hij dan. Ik haal mijn schouders ongeïnteresseerd op, alsof mijn naam mij nu iets kan boeien.

Brandon pakt het tasje en opent hem. Hij haalt een paar verpakkingen er uit en legt ze naast zich neer.

"Draai je hoofd naar rechts." beveelt hij. "Woef." mompel ik en draai mijn hoofd naar rechts.

"Auw, verdomme!" roep ik en kijk boos naar Brandon, die mij een sarcastische glimlach geeft. "Even tandjes bijten." zegt hij grijnzend. Ik rol met mijn ogen en laat hem verder zijn ding doen.

"Klaar, Ajay heeft je goed geraakt." zegt Brandon. "En ik zal hem even wat beter raken." mompel ik boos. "Zou ik niet doen, Autumn."

"Zal wel." fluister ik en kijk naar de vieze grond. Het lijkt wel alsof je her en der gewoon opgedroogd bloed ziet. Hoeveel mensen zouden hier al gezeten hebben? Hoeveel meiden?

"Ik kom je straks halen." zegt hij en staat op van de grond. "Wat, je gaat me nu alleen laten?" vraag ik verward. "Ja, wat wil je dan? Dat ik een theekransje met je ga houden?" lacht hij. Ik rol geïrriteerd met mijn ogen.

"Dat zou ik maar minden doen, als je straks hier uit bent." zegt hij, voordat hij mijn celdeur weer opslot doet en wegloopt.

"Eikel." sis ik zachtjes.

Ik kruip in een hoekje dat schoon lijkt naar mijn idee en trek mijn knieën op. Ik laat mijn voorhoofd op mijn knieën steunen en zucht even. Hoe ben ik hier in beland? Ik ben nog geen één dag alleen thuis en BAM ik wordt meegenomen.

Ik ken deze gozers niet eens, niemand van hun.

Mijn hoofd schiet omhoog als ik weer voetstappen hoor. Brandon komt te voorschijn.

"Nou, kom je? Iedereen wilt je bij bewustzijn zien." zegt hij. Ik knik maar wat en sta op.

Zodra ik uit mijn cel stap wil ik het op een sprintje zetten, maar Brandon grijpt net mijn arm vast. Ik mompel wat scheldwoorden en laat me vervolgens meetrekken.

We lopen een trap op en komen in een gang terecht. Aan beide kanten zitten meerdere deuren en aan het einde van de gang zit weer een trap die naar beneden leid. We lopen de gang uit, de trap naar beneden. Zodra we beneden zijn zie ik de voordeur op een kier staan. Is dit mijn kans?

Ik sla met mijn vuist volop in Brandon zijn edele delen. Hij kreunt van de pijn en zakt door zijn knieën. Ik trek mij los uit zijn greep en ren het huis uit. Zodra ik buiten kom knal ik gelijk tegen een jongen aan, die vol zit met tatoeages. Hij kan zich zelf nog net overeind houden. Zonder om te kijken blijf ik rennen, maar iemand grijpt mijn arm vast waardoor ik achterover val.

De jongen met tatoeages gaat op mijn heupen zitten en houd mijn handen boven mijn hoofd. "Laat me gaan! Laat los!" gil ik. Ik begin wild te bewegen en te trappelen met mijn benen tot ik niet meer kan. Tranen ontsnappen uit mijn ogen en verslagen blijf ik stil liggen op de grond.

"Goed zo, brave meid." fluistert de jongen met zijn zware, vloeiende stem. Hij staat op en trekt mij mee omhoog. Ik laat mij meetrekken door hem tot we weer in het huis zijn.

"Wie lette er niet goed op haar?" vraagt hij luid aan iedereen die in de, ik denk, woonkamer zitten. Brandon zit op de bank met zijn hoofd gebogen en steekt zijn hand op. "Ze gaf me een vuist in mijn ballen." zucht hij. De jongens beginnen te lachen. De jongen die mij vast heeft geeft ze allemaal een dodelijke blik waardoor ze gelijk stil zijn.

"Jij blijft bij Brandon. Flik niks." fluistert de jongen dreigend in mijn oor. Ik knik langzaam. De jongen duwt me zachtjes in mijn rug, richting Brandon. Ik neem zwijgend plaats op de bank en zie de andere jongen weg lopen.

Ik zie Ajay op de andere bank mij in de gaten houden.

"Kan je het zien?" snauw ik naar hem. "Zeker wel." mompelt hij. Ik rol met mijn ogen, wat mij een kneep in mijn been bezorgd.

Langzaam draai ik mijn hoofd naar Brandon. "En waar was dat voor nodig?"

"Je weet wat ik tegen je had gezegt over met je ogen rollen." fluistert hij. Ik wil weer bijna met mijn ogen rollen, maar weet het nog net te onderdrukken.

"Princess, stel jezelf eens voor." zegt Ajay met een grijns en kruist zijn armen.

"Ik ben Autumn." mompel ik. "En hoe oud?" vraagt een andere jongen. Hij heeft donkerblond haar en een sigaret in zijn hand.

"18." Mijn hoofd schiet naar de deuropening, waar de jongen van net staat met de velen tatoeages. "Ik dacht dat je niks van haar wist?" vraagt Brandon. De jongen grijnst. "Jawel, maar dat hoefde jullie niet te weten."

"Goed, iedereen. Stel je zelf even aan Autumn voor, dan als het nodig is kan ze onze namen schreeuwen." zegt Ajay lachend.

Brandon begint eerst. "Nou, mijn naam weet je al, Brandon Fields. Ik ben 21 jaar oud."

Ajay staat op. "Ajay Calumn, 23 jaar."

De jongen die naast Ajay zit, met de sigaret, staat op. "Mike Millens, 22 jaar." Mike kijkt mij straks in de ogen aan, wat me een best intimiderend gevoel geeft.

De jongen die met Ajay was staat nu op. Zijn krullen bewegen met hem mee. "Dave Pierce, 22 jaar."

De jongen, vol met tatoeages, stapt op mij af en gaat op zijn hurken voor mij zitten. Zijn fel blauwe ogen zoeken contact met mij, maar ik probeer weg te kijken.

Hij pakt mijn kin vast en draait mijn hoofd, zodat ik hem wel moet aankijken.

"Justin Parker, 23 jaar oud. Jij bent van mij."

Day By DayWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu