14

33 2 2
                                    

Toen iedereen weer terug was gekomen praatten we even, aan de ene kant wilde ik verder gaan. Op zoek naar Daniël. Maar aan de andere kant was ik tevreden met hoe alles nu ging. Liam die tegen me aan in slaap was gevallen.  Cath en Brodie die zachtjes aan het praten waren en af en toe giechelden. Ik had ze al verteld wat er deze middag was gebeurd. Ze hadden me even op de schouder geklopt en gezegd dat ik gewoon door moest gaan. Want fouten waren menselijk, ik luisterde naar de rustige ademhaling van Liam. Toen Cath en Brodie in slaap waren gevallen hoorde ik een zacht geritsel en stemmen buiten de grot. Ik wilde weten wie of wat het waren ik stootte Liam voorzichtig aan en hij werd wakker. 

'Hoor je dat?' Fluisterde ik en hij hield zijn vinger voor zijn mond als gebaar dat ik stil moest zijn en dat deed ik. Er werd gepraat in een taal die ik niet kende. Het was volledig stil en ik kreeg er de zenuwachtige kriebels van, Liam keek geïnteresseerd bijna alsof hij het begreep. Ik was een tijdje stil tot de stemmen verstomden en je ze amper nog hoorde. 'Het lijkt alsof je het begrijpt.' 

Hij knikte voorzichtig, 'ze spraken in een taal die mijn vader ooit moest leren. Ik heb geen idee welke, maar mijn vader heeft hem me geleerd. Ik ben er niet heel goed in maar ze hadden het over een aanvalsplan of iets dergelijks.' 

'Aanvalsplan?' 

'Een plan die je maakt als je iemand aanvalt weetjewel?' 

'Ja dat snap ik, ik bedoel meer waarom en waarop?'

'Geen idee,' zei hij en wreef over zijn kin. 

'Wil je erachteraan?' Zei ik vragend. Ik hoopte dat hij ja zou zeggen want ik wilde dat als we bij hen kwamen meer over dat aanvalsplan te weten zouden komen.

'Ja,' zei hij en stond op. Hij pakte een kleine tas en kerfde een boodschap op de rotswand voor het geval dat we niet terug zouden zijn voordat Cath en Brodie wakker werden, 

We stonden buiten de grot de sneeuw kwam tot onze knieën ik vermoedde dat het had gesneeuwd. 'De bomen?' Zei ik en hij knikte en ik klom voor hem in de boom, we volgen hun spoor en merkten dat het om zeven mensen ging die luid aan het praten waren en een duidelijk spoor achterlieten zelfs in het donker. Liam en ik hadden ze al snel ingehaald want ze gingen vrij langzaam. Ze sjokten door de sneeuw. Doordat zij zo luid praatte hadden ze er geen erg in dat er mensen boven hen in de bomen zaten. De mensen hadden een zongebruinde huid en hadden iets weg van ratten, met hun puntige neuzen en spitse oren. Ze waren redelijk groot maar ook heel dun en gespierd. Ze zagen er niet uit als mensen waarmee je kon spotten. Ze hadden kromme messen en hadden een rare soort kokertjes aan de zijkant van hun lichaam. Ze hadden veel oorbellen en rare tekeningen in hun huid. Liam stootte me aan en ik knikte dat ik ze had gezien.  Ze waren ongelofelijk lelijk en het verbaasde me dat het mensen waren. Hun gezichten waren beschilderd met een groenachtige verf en een van hen miste een oor. De andere een vinger en noem maar op. Geen van elk had in ieder gevak al zijn ledematen nog.

'Wat zeggen ze eigenlijk?' Vroeg ik Liam op een fluistertoon.

'Niet veel, alleen wat ik al gehoord had."

"Weet je al wie ze willen aanval-.'

Ik werd onderbroken door het gelach van een van de mannen. En daarna praatten ze door. 'Ze zijn verkenners.'

'Eh oké."

'En-,' Liam was stil en een van de mannen zei iets. Liam gebaarde dat ik echt stil moest wezen en daarom hield ik mijn adem in. De mannen waren een tijdje stil en liepen toen door en draaiden zich in een beweging om. Ik vermoedde dat ze ons hadden gehoord. Dus we moesten stil zijn, ik zei niets en haalde zo voorzichtig mogelijk adem. Ze bleven lang staan en op een gegeven moment voelde de manier van zitten niet meer lekker. Ik was gehurkt en ik voelde de spieren in mijn benen branden. Gelukkig voor mij begon de voorste te lopen en iets wat waarschijnlijk bevelen waren te schreeuwen.

I'll find youWhere stories live. Discover now