7

43 5 1
                                    

We lachen, samen. Mam, pap, Liam, Daniël, mijn zussen en ik. Het is zomer, we zitten aan een picknicktafel naast een stomende rivier. Een rood met wit geblokt kleed ligt op de tafel bezaait met broodjes en jam, alles is wazig, maar dat is niet erg, want ik ben nog nooit zo gelukkig geweest. Nog een keer kijk ik om me heen, mijn ogen staan op Liam gericht wanneer ik gerommel en gedonder van het weer hoor. Ik probeer te roepen, te schreeuwen en te vragen wat er gebeurt, maar het brok in mijn keel laat er geen woord langs, geen eens een klein schor geluidje. De zon verdwijnt en grote zwarte wolken nemen de lucht boven me in. Er steekt een hevige wind op en sneeuw valt met grote vlokken uit de lucht. 'Help!' hoor ik van ver, het komt van ver, van de rivier. Wanneer ik kijk zie ik mijn moeder drijven. Ik raak in paniek, wil naar haar schreeuwen. Maar weer komen er geen woorden uit mijn mond. Ik ren naar haar toe maar besef na een paar stappen dat het al te laat is, ik zie haar niet meer en de rivier bevriest in een paar seconden.

Ik sta stil, probeer de tranen niet eens tegen te houden. Ik zak op mijn knieën, maar al snel wordt de rust bij de gedachte van mijn moeder verstoord. Ik draai me om en zie mijn vader schreeuwen. Mijn zussen rennen naar hem toe om hem te kalmeren, ik volg hen maar ben niet eens dichtbij wanneer mijn vader hen slaat, hard met zijn vuisten tegen hun onderkaak. Ze beide vallen achterover, terwijl hij alleen mijn oudste zus had geslagen. Alsof ze één zijn vallen ze achterover, met hun rechterhand naar achter, om henzelf op te vangen. Maar wanneer ze bij de grond zijn, vallen ze niet. Ze gaan er dwars door heen, alsof er geen grond is. Meteen sta ik stil, bevroren. Ik voel haat door me heen gaan, wil op mijn vader afstappen en hem slaan. Maar wanneer hij een foto van mijn moeder uit zijn borstzak pakt, op zijn knieën neervalt en begint te huilen als een baby, voel ik niks meer dan leegte en verdriet. Ik wil hem zelfs troosten, met hem huilen, bij hem huilen, maar wat als hij mij dezelfde vlakte in slaat? Ik ga met tranen in mijn ogen een stap achteruit. Ik bots tegen Liam aan, hij pakt me vast bij mijn schouder, veegt de tranen van mijn wangen en zoent me, ineens. Ik sta weer bevroren, de vlokken vallen sneller, ik zie niks meer voor een tijdje en voel net zo weinig. Ik weet niet wanneer het eindigt, ik hoef het ook niet te weten.

"Daniël" gaat door me heen en tegelijkertijd wordt Liam hardhandig van me afgetrokken, ik kan niks anders zijn dan opgelucht... Daniël?

Ik hoor een vuist die een gezicht raakt en voor ik het weet kleurt de sneeuw voor mijn voeten rood.

Ik probeer mijn ogen scherp te stellen. 'Daniël...?! Liam...?!' ik bedenk me hoe wanhopig ik klink. Maar dat maakt me niks uit.

'Daniël!?' vraag ik, deze keer met een dwingende toon in mijn stem.

Dan wordt ik achterover getrokken, ik gil. Wie doet dit? Mijn vader? Daniël? Liam?

Ik blijf vallen, door de sneeuw en zelfs door de grond, door hetzelfde gat als waar mijn zussen in waren verdwenen. Maar ik vind ze nooit meer terug.

Ik val en word wakker opgevangen, ik geef een zacht gilletje en kijk om me heen. Ik zit op een paard, naast me  loopt er nog een, zonder berijder. Ik rij in een dal van een berg, na een minuut merk ik pas dat ik de teugels letterlijk niet in handen heb, er zit een lichaam achter me. Ik draai me om en verwacht Liam achter me, maar in plaats daarvan zie ik een jongen met rode haren en lichtblauwe ogen. Ik schrik, wie is dit?! Wanneer hij ziet dat ik wakker ben grijnst hij breed.

'Goedenmiddag lieverd, lekker geslapen?' vraagt hij, ik ken hem echt niet, nooit eerder gezien, dat weet ik zeker. Ik probeer me iets te herineren van gisteren. Wanneer dat lukt begin ik weer bijna te huilen. Mijn zus... Mijn adem stokt en de jongen kijkt me raar aan. 'Niet eens blij om mij te zien schatje?'

Ik vind hem ongelovelijk ombeschoft, natuurlijk ben ik niet blij om hem te zien, waar is Liam? Ik kijk hem beledigt aan. 'Waar is...-' kan ik gewoon Liam zeggen? Waarom niet? Het voelt gewoon niet goed en laat het erbij.

I'll find youWhere stories live. Discover now