hoofdstuk 21

3 0 0
                                    

P.o.v. Amber

Nadat Xavier en ik klaar waren met het verslag ben ik terug naar het hotel gegaan om wat tijd door te brengen met Lucia omdat ik vind dat ik mijn beste vriendin niet mag 'verwaarlozen'. S'avonds gaan we naar een all-you-can-eat restaurant. De meeste jongens uit mijn klas stoppen zich helemaal vol om vervolgens bij de docenten te klagen dat ze buikpijn hebben. Ikzelf eet rustig mijn eten op en als ik nog wat honger heb pak ik een klein beetje, niet zoals de jongens doen want die scheppen gelijk hun hele bord weer vol.  Na het eten lopen we terug naar het hotel. Ik ga gelijk naar bed zodat ik morgen ben uitgeslapen en ik nog afscheid kan nemen van Xavier.

Ik wordt wakker van mijn wekker op mijn telefoon. Ik kleed me zo snel en stil mogelijk om zodat ik Lucia niet wakker maak. Beneden ontbijt ik snel en daarna ga ik naar het bos. Daar staat Xavier al te wachten. Ik sla mijn armen om zijn middel en begraaf mijn gezicht in zijn shirt. "Ik ga je missen." zeg ik tegen hem. "Ik jou ook." hij slaat zijn armen om me heen en drukt een kus op mijn kruin. "Beloof me dat ik je ooit weer zie." mompel ik in zijn shirt. "Ik beloof het je." dan haalt hij iets uit zijn zak. Het is een ketting met een klein vleugeltje eraan. Die doet hij om mijn nek. Zelf heeft hij de andere kant van de vleugels. "Als we elkaar weer vinden kunnen we elkaar hieraan herkennen." hij geeft me een laatste kus op mijn mond en laat me dan los. "Je moet nu gaan anders vertrekken de zonder jou." hij duwt me zachtjes weg. De pijn staat in zijn ogen geschreven. Een traan rolt over mijn wang. Daarna ren ik weg. Ik kijk nog een keer achterom en zwaai naar hem. Bij het hotel is alles al klaar. Gister had ik mijn spullen al ingepakt. Ik doe mijn rugzak op mijn rug en we vertrekken allemaal naar het bos. Bij de open plek slaat iedereen zijn vleugels uit. Iedereen vliegt gelijk omhoog. Ik voel een paar ogen in mijn rug prikken. Ik kijk om en daar staat Xavier. Hij zwaait. Ik zwaai terug en vlieg dan omhoog met de rest mee. De hele reis ben ik stil. Uiteindelijk landen we op het eilandje en houden we daar even pauze. Ik eet in stilte mijn brood op. "Mis je hem?" Lucia zit naast me. "Ja, heel erg." ze kijkt me aan. "Misschien is het beter zo. Jullie kunnen nooit bij elkaar blijven. Hij is een mens en jij bent een engel." "ik weet het maar dat maakt het juist zo zwaar, om te weten dat je nooit bij elkaar kan zijn." We vliegen even later weer weg. Lucia en ik vliegen zwijgend naast elkaar.

Bij de school aangekomen staan alle ouders te wachten. Ik zie ook mijn ouders met hele kwade gezichten. Ik zit in de problemen.

City Of AngelsWhere stories live. Discover now