✨ Hoofdstuk 8

42 8 3
                                    

De trein stopte met rijden midden in een woestijn ver van de zeedijk vandaan. Ik ben nog nooit zo ver weg van de stad geweest. Ik zag nog net het Hancock gebouw boven de dijk uittoren.

Rhys springt uit de trein uit en loopt de hitte in. Ik volgde hem door de snik hete woestijn. Ik kneep mijn ogen samen en tuurde over de woestijn die oneindig bleek door te gaan. Het lijkt me niet dat hier ergens een geheim kamp zou staan. We liepen een grote zandheuvel op aan gezien we er niet om heen konden lopen. Mijn voeten zakken weg in het hete zand.

'Dit is waanzin! We lopen al een uur door een woestijn die geen einde blijkt te hebben en-' plotseling klemt hij mijn arm zo stevig vast dat het pijn begon te doen en hij trok me naar achter. Ik keek met een bonkend hart voor me naar het ravijn waar ik in was gedonderd als hij dat niet had gedaan.

'Als je nu heel even stil bent en mij volgt kom je er heelhuids aan,' verzuchtte hij. Ik slik en keek naar beneden.

'Daar moeten we naar toe.' Hoor ik achter me. Ik probeerde in te schatten hoe diep het wel niet was. Het moest zeker meer dan tien meter diep zijn.

'En hoe gaan we daar komen?' Ik keek naast me en zie dat hij glimlacht.

'Klimmen,' antwoord hij nonchalant. Ik trek mijn wenkbrauwen op en laat mijn mond open vallen wanneer ik zie dat hij geen grap maakt. Hij gaat op de rand van de klif zitten en draait zich om.

'Een trein in springen was al gevaarlijk maar dit, dit is compleet gestoord Rhys.' Hij glimlacht onschuldig en begint met afdalen. Ik kreunde gefrustreerd en schudde mijn hoofd. Deze reis wordt mijn dood.

Ik kijk over de rand en zie hoe Rhys stap voor stap soepel naar beneden klimt. Tot mijn verbazing klimt hij niet helemaal naar beneden maar springt hij na vijf meter op een plat stuk steen. Het lijkt net een opening van een grot. Hij kijkt omhoog.

'Kom je nog?' roept hij naar boven. Ik lach humorloos. Hij is gestoord. Het liefst zou ik rechtstreeks terug naar de trein lopen, maar dan zou ik mijn familie nooit meer kunnen zien. Ik sluit mijn ogen en haal een diepe ademteug in. Wanneer ik ze weer open zet ik mijn gezicht in een plooi om mijn zenuwen te verbergen. Ik loop naar de rand, ga zitten en laat mijn benen over de rand heen bungelen. Ik slik en kijk de ravijn in. Ik was niet bang voor de hoogte. Het gaf me zelfs een kik.

Ik klom vroeger altijd in de hoogste bomen en beklom het enorme standbeeld op de stadsplein van Starling. Ik sprong zelf van dak naar dak want de huizen in het dorpje stonden zo dicht op elkaar dat je er makkelijk overheen kon springen. Maar ik wist maar al te goed dat als ik nu zou vallen het mijn einde betekende. Ik draaide me langzaam om en klemde mijn handen stevig om de rand. Ik zocht met mijn rechtervoet naar steun. Wanneer ik die gevonden had zette ik voorzichtig volgende stap naar beneden. Wanneer ik ongeveer twee meter verder ben voel ik de wind boven me. Zand viel naar beneden. Om te zorgen dat het niet in mijn gezicht vloog draaide ik mijn hoofd snel weg. Wat ik beter niet had kunnen doen. Ik stapte mis en denderde naar beneden.

Een kreet verliet mijn keel wanneer mijn schouder en rechter been zich schrapen aan de stenen wand. Ik knijp mijn ogen dicht en wacht op de harde klap. Maar die kwam niet. Ik voelde twee stevige armen om me heen. Één onder mijn rug. De ander onder mijn knieholtes. Ik opende geschrokken mijn ogen en kijk recht in de licht bruine ogen van Rhys. Hij laat me zakken op de grond, maar wanneer ik weer in elkaar zak legt hij zijn arm om mijn rug.

'Gaat het?' Vraagt hij. Ik knik en zet een stap vooruit. En pijnlijke steek schiet door mijn been. Ik bijt op mijn kiezen en klem mijn vingers om de arm van Rhys. Ik zucht en kijk naar de grot voor me. Voor we verder lopen bukt hij en knoopt een lap stof om mijn been. Ik zag nog net hoe mijn spijkerbroek rood was gekleurd voordat hij het doek erom heen sloeg en stevig vast knoopte.

'We zijn er bijna. We hoeven alleen maar deze grot door te lopen en dan zijn we er. Houdt nog even vol,' fluistert hij om me gerust te stellen. Ik knik en loop samen met Rhys de groot door. Het was er donker. Je zag geen hand voor ogen. Normaal had ik gewoon door gelopen en mijn energie niet aan verspild maar we waren nu niet meer "veilig" in New-Chicago, we waren er buiten. Wie weet wat zich in de schaduwen schuil hield. Ik knipperde met mijn ogen en schakelde mijn dagzicht om in nachtvisie. Ik kijk rond in de grot en zie dat er twee gangen voor ons liggen. Rhys neemt de rechter gang. De gang was smal. Ik merkte aan Rhys dat hij wat sneller ging lopen om mij een plezier te doen. Ik was blij dat we de smalle gang snel uit waren gestapt en de gang nu wat breder was.

Met elke stap voelde ik de knagende pijn aan mijn rechter been, maar stoppen konden we niet. Ik voelde me met de minuut zwakker worden door het bloedverlies. Ik probeer me te concentreren op de diepe ademhaling van Rhys en stevig door te lopen. Ik de verte zie ik een fakkel branden dus zet ik mijn nachtvisie uit. Wanneer we bij de fakkel aan komen pakt Rhys deze vast en slaat zijn arm wat steviger om me heen. De vlammen van het vuur is het enige wat ons warm houd in deze grot aangezien hij ijs koud was. Na een minuut door de gangen te dwalen stopt Rhys met lopen en blaast hij de fakkel uit.

'Wat doe je nou?' Riep ik naar hem. Hij slaat een hand om mijn mond. Stenen beginnen langzaam blauw om te lichten. Ik kijk verbaast naar de blauw en groene stenen waar licht uit bleek te komen. Ik draai mijn hoofd naar Rhys en zie dat hij zijn wijsvinger tegen zijn lippen aan drukt. Ik knik en loop met hem mee. Waarom moesten we stil zijn? Achter voelde ik wind in mijn nek blazen. Ik draaide me om maar zag niemand. Ik keek weer voor me en zag een enorme sluis. Rhys liet mij tegen de stenen wand aan leunen en drukte op een stuk steen. Het stukje steen sprong er uit. Ik keek naar het gaat wat nu in de muur zat en zag dat er een glasplaat in zat. Rhys legt zijn hand op de glazen plaat en de enorme sluis schuift open.

Secrets | R.WWhere stories live. Discover now