hoofdstuk 2

38 3 3
                                    

Ineens voel ik een natte tong over mijn gezicht gaan en ik schrik wakker. Bovenop me zit Saartje, één van mijn drie katten. Ze kijkt me aan met haar grote ogen. 'Jaja, ik kom al.' Ik loop naar beneden om wat voer te pakken. Net als elke ochtend staan Maantje en Tijger al op me te wachten.
Ik pak het blik met voer en geef ze allemaal eten. Dan ga ik naar buiten. We hebben een hele grote tuin moet je weten. Ik loop via het kippenhok naar de stallen. Flow, mijn eigen paard, en Sintus, het paard van mijn broer, staan al op me te wachten. Snel borstel ik ze even en laat ze naar buiten. Ik kijk op mijn telefoon: 8:00. Mooi zo. Rond deze tijd worden mijn broer en mijn moeder wakker. En ja hoor, als ik in de keuken kom zitten ze al aan tafel.
'Goedemorgen schat', dat is mijn moeder. 'Goeiemorgen.' Ik ga zitten en pak mijn brood. 'Zo, wat gaan we vandaag eens doen?' vraagt Gale, mijn tweelingbroer. We zijn al sinds onze geboorte onafscheidelijk en we weten precies wat de ander denkt. 'Eh, we kunnen naar het meer gaan?' 'Prima. Ik ga lekker wandelen.' Zegt mijn moeder.
'Tot zo mam!' En ik geef haar een zoen. 'we zullen wel wat bloemen voor je meenemen.' 'Veel plezier! En vergeet niet om wat eten mee te nemen!' 'Neehee, we zullen het niet vergeten.'
We lopen naar de stallen. Snel zadel ik Flow op en stop wat eten en spullen in de zadeltas. Dan gaan we.
Eerst moeten we een stukje door het bos en dan zijn we er. Het is een prachtig meer. Het is groot, helderblauw en er is een prachtige waterval. We zadelen de paarden af en springen in het water. Lekker verkoelend!! De paarden mogen er ook in, ze spetteren een beetje rond bij de waterval en gaan dan eten. Wij ook. 'Gale?' 'ja?' 'Ik had vanacht een hele rare Droom.' En dan begin ik met vertellen.

de kat die alles wistWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu