Hoofdstuk 14

517 36 8
                                    

[Clarissa POV]

Plots wordt er op de deur geklopt.

Ik maak de voordeur open en zie een man in een net pak staan. 'Hallo, ik ben Bernard. De Koninklijke aannemer'. Ik neem zijn uitgestoken hand voorzichtig aan en hij drukt er een kus op. 'Bent u mevrouw Cortese?' vraagt hij mij. 'Ja, maar ik ben niet DE mevrouw Cortese die u zoekt'. Ik laat de arme man binnen en roep mijn moeder vanaf de eerste trede van de trap. Haastig komt mijn moeder de trap afgelopen en ik druk haar de brief in haar handen. Terwijl ze de brief leest, loopt ze met de man naar de studeerkamer van Carlyle. Ook Dylan komt van de trap afgelopen. Zijn haar zit nog steeds in de war en zijn pyjamabroek hangt los op zijn heupen. 'Goedemorgen beauty' zegt hij terwijl hij me op mijn haar kust. 'Lekker geslapen?' vraag ik vriendelijk. 'Naast jou, altijd' zegt hij met een glimlach op zijn gezicht. Dylan loopt de woonkamer in en wordt meteen door een aantal kinderen besprongen. Ik schud lachend mijn hoofd en ga naar buiten.

Na vijf minuten lopen Susette en Johanna naar buiten. Ze zetten de koffers in de wagen die hun naar Jistofen zal brengen. Ook staan er allerlei kleine koffertjes buiten. De koffertjes zijn van de kinderen die met mij en Dylan mee zullen gaan naar ons nieuw verblijf. We moeten een tijdje wegblijven zodat het huis verbouwd kan worden. De kinderen rennen naar buiten en spelen tikkertje in de tuin. Dylan probeert ze rustig te krijgen, maar het lukt niet. Het ziet er echt hilarisch uit. 'Kinderen!' buldert Carlyle vanuit het huis. 'Jullie luisteren vanaf nu naar Dylan, hij is de baas'. Wacht? Dylan is de baas? Ik dacht het toch even niet! Dylan kan nog niet eens voor een goudvis zorgen, laat staan voor twaalf kinderen. De kinderen, die geschrokken zijn van Carlyle's gebulder, pakken snel hun koffertjes op en komen achter mij staan. 'Kom jongens we gaan!' roep ik en de hele groep begint te lopen. We lopen over de dorpsgrenzen om vervolgens bij een oud landhuis aan te komen. De muren waren oorspronkelijk wit, maar allerlei groene planten kruipen over de witte stenen naar boven. Het rieten dak is werkelijk prachtig, maar toch lijkt het net alsof dit huis al jaren niet bezocht is. Ik loop naar de voordeur en deze gaat piepend open. De houten vloer in de gang kraakt wanneer je erop loopt. 'Nou, uhm, kies maar een kamer uit' zeg ik tegen de kinderen. De kinderen rennen naar binnen en Dylan volgt ze met vier grotere koffers. Hij moest en zou mijn koffers dragen, dus eigen schuld. Hij zet ze in de gang neer en slaat zijn armen om me heen. 'Nu kunnen we alvast oefenen voor later' zegt hij. Ik kijk hem verbaasd aan en vraag: 'Voor later?'. 'Ja' zegt hij. 'Voor als we zelf kinderen hebben'. Ik verslik me en begin te hoesten. 'Gaat het?' vraagt hij bezorgd. Ik knik en loop naar de keuken voor wat water. Dylan brengt de koffers naar boven, waar de 'master-bedroom' is, en ik help de kinderen met de bedden beneden. 'Rissie!' roept Lucy vanaf de gang. 'Er staat iemand aan de deur voor je'. Ik maak snel het laatste bed op en loop de gang in. Ik kijk naar buiten en daar staat... Kate. 'Kate!' roep ik uit terwijl ik naar haar toe ren. We omhelzen elkaar weer na zes jaar. 'Ik heb je zo gemist' zegt ze door haar tranen heen. 'Mama niet huilen' zegt een klein meisje naast haar. Ik maak me los uit de omhelzing en ga op mijn knieën zitten. 'En wie ben jij' vraag ik aan het kleine meisje. 'Ik ben Jane' zegt ze beleefd. 'Hallo Jane. Ik ben Clarissa, een vriendin van mama'. Ze kruipt achter het been van Kate. 'Ze is verlegen' hoor ik een mannenstem zeggen. 'Hee Matt' zeg ik terwijl ik hem ook omhels. 'Alles goed?' vraagt hij aan mij. 'Ja hoor. Alles perfect'.

De kinderen van Kate, Jane en Gaby, spelen met de weeskinderen in de achtertuin. Kate en ik hebben zo veel te bespreken. Zes jaar is echt een eeuwigheid. Zo nu en dan komt er iemand van het bouwteam binnen om de stand van zaken door te geven. Het interesseert mij vrij weinig dus ik bied ze maar wat koffie aan en doe net of ik geïnteresseerd ben. Kate en Matt verblijven in de herberg in het dorp. Er was namelijk geen plek meer bij ons, maar ze vinden het niet erg. Dagenlang spenderen we elke minuut samen. Het weeshuis is bijna klaar en volgens de aannemer is het een klein paleisje geworden. Ik krijg dagelijks brieven van mijn moeder en de rest, die nu net vertrokken zijn vanuit Jistofen. De vergadering was blijkbaar oersaai en ze hoorden dat de verbouwing bijna klaar was, dus nu komen ze naar huis. Vandaag is het zondag en de kinderen liggen nog in bed. Ze hadden gisteren een talentenshow voor mij, Dylan, Kate en Matt opgevoerd. Ze waren aan het eind totaal uitgeput, dus laat ik ze uitslapen. Ik sta in mijn ochtendjas in de keuken en ik maak een kopje thee voor mezelf. Ik pak een boek uit de boekenkast en begin te lezen. Het boek gaat over filosofische kwesties. Het is een vreselijk ingewikkeld en saai boek, dus ik leg het snel weer terug. Ik hoor dat er op de deur geklopt wordt en ik drink snel het laatste beetje thee op. Ik loop over de krakende vloer naar de voordeur en haal de sloten eraf. De deur klemt een beetje dus ik gebruik al mijn kracht om de deur open te maken. De deur vliegt open en ik val op de grond. Ik kijk omhoog, recht in het gezicht van de bezoeker. 'Clarissa?'. 'Marcus...'

The Prince of Raeveth 《Voltooid》Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu