Hoofdstuk 13

557 56 2
                                    

's nachts lig ik constant wakker. Toen ik thuis kwam, ben ik naar boven gerend en op bed gaan liggen. Mijn moeder kwam nog vragen of alles goed was en zodra ze de deur opendeed, barste ik in tranen uit. Ze heeft me getroost, me eten gebracht en me verder met rust gelaten. Ik kreeg geen hap naar binnen en heb bijna alles laten staan, maar het idee was lief.

Ik staar in het donker naar het plafond en dat terwijl ik niets kan zien.

Ik voel me misselijk, ziek en word gek van alle gedachtes die door mijn hoofd heen spoken. Op dit moment weet ik niet wat ik moet denken of hoe ik me er bij moet voelen. Het feit dat ik niets tegen Bibi verteld heb, doet me misschien nog wel het meeste pijn. Ik kon haar geluk gewoon niet verpesten, nee, echt niet. Toch heb ik misschien niet de goede beslissing gemaakt. Ik weet het gewoon niet. Ik weet helemaal niets op dit moment.

Nee, dat is niet waar. Ik weet dat Jasper nog leeft. Ik heb hem gezien, hem aangeraakt. Aan de ene kant verlang ik nog steeds naar hem en zodra ik hem zag, realiseerde ik me dat weer. Het was niet eens zo zeer dat ik alleen kwaad was op hem, maar ook op mezelf voor het feit dat ik hem niet los heb kunnen laten. 

Aaaaargghhh. Ik word gek! Absoluut gek! De seconde dat ik langer wakker ben, de meer dat ik lig te malen over de stomste dingen. Ik kan zijn gezicht maar niet vergeten. De manier waarop ik hem vandaag in zijn grijze ogen heb kunnen aankijken. De tranen toen hij tegen me sprak. 

Dan denk ik weer aan Bibi. Wat zou zij hier van vinden? Zou ze het snappen, het begrijpen? 

Ik kan het haar niet vertellen. Bovendien wordt het toch niets tussen mij en Jasper, dus is er ook helemaal niets om te vertellen.

Ik lieg toch ook helemaal nergens over, ik vertel het haar gewoon niet. Dat is niet hetzelfde toch? 

Mijn hoofd doet pijn en terwijl mijn bed oh zo zacht is, voelt het aan als steen.

Uiteindelijk besluit ik om op te staan. Mijn benen slinger ik over de rand en ik rek mijn lichaam uit. Mijn armen voelen zo zwaar als lood en mijn benen krijg ik nauwelijks in beweging. Ik loop langzaam naar de kast aan de zijkant van mijn kamer, waar als het goed is een zaklamp verborgen ligt.

Wanneer ik de zaklamp gevonden heb, open ik de deur van mijn kamer en zo stil mogelijk sluip ik naar de gang, om vervolgens naar beneden te gaan. Daar open ik de koelkast en neem ik een flinke slok uit een opengemaakt pak melk. Het smaakt een beetje zuur en voordat ik het weet, spuug ik het uit over de hele vloer.

„Bah bah,” mompel ik, terwijl ik met een doek alles schoon zit te boenen. 

Het licht laat ik ondertussen uit. 

„Lukt het?”

Ik schrik op en zie hoe Nina in de deuropening staat. Haar fel gele pyjama lijkt bijna een neon kleur te hebben in het donker.

„Ja, het gaat wel,” antwoord ik en ik leg de doek terug op zijn plek wanneer de hele vloer weer schoon is. 

„Mag ik je wat vragen?”

Ze komt dichter naar me toe gelopen en ik zie dat haar ogen groot en rond zijn. Ze kijkt me angstig en nieuwsgierig tegelijk aan.

Ik weet wat ze wil vragen en liever heb ik het er niet over, maar ik kan deze vraag niet blijven negeren. Wat als ik weer op school kom? Wat ga ik dan antwoorden als mensen het aan me vragen?

„Waarom niet?”

„Was je match echt zo erg?”

Haar handen beven en ze frummelt aan een pluk van haar losse, wilde haren. 

Ik snap wel dat ze het vraagt, ik had het ook wil weten als ik in haar schoenen had gestaan. Ze is al zo bang voor volgend jaar, ik wil haar niet nog banger maken. Nog maar een leugentje voor eigenbestwil dan?

„Kom eens zitten,” zeg ik en ik neem plaats op de bank, terwijl ik gebaar dat ze naast me plaats moet nemen. Ze gaat zitten en vouwt haar benen over elkaar. „Weet je, ik geloof niet dat een computer systeem een match made in heaven voor je kan vinden, zelfs niet als je precies hetzelfde bent. Soms is het juist goed als je wat verschilt, zodat je elkaar kan aanvullen en soms kan dat juist weer te veel botsen. Nee, ik had geen perfecte match, maar wie weet worden we toch wel heel gelukkig samen.”

Ik lieg tegen haar. Ik denk niet dat ik me nog ooit aan Jasper kan overgeven zoals ik vroeger altijd gedaan heb. Mijn vertrouwen in hem is volledig weg, als een lawine de helling afgerold. 

„Maar hoe zag hij er dan uit? Was hij lelijk?”

In mijn hoofd bestudeer ik hem, zelfs de kleine moedervlekken net onder zijn hals, de sproeten op zijn wangen en het litteken achter zijn oor.

„Nee, dat niet…”

„Wat was er dan met hem aan de hand? Was hij dom of juist te slim? Was hij bazig of arrogant?”

Weer denk ik aan Jasper. 

Jeetje, Jasper, wat heb je me toch aangedaan.

„Nee, ook niet echt…?”

„Wat dan?!”

Ze staat op en haar blik is zo fel dat ik er bijna bang van word. 

Ik kan het haar niet uitleggen, het is mijn geheim. 

„Nina, het was mijn type gewoon niet en daarmee uit.” Ook ik sta op en ik geef haar een kus op haar wang. „En nu ga ik weer proberen te slapen, welterusten.” 

Ik loop langs haar voorbij, de trap weer op en duik terug onder de warme dekens van mijn bed, hopend dat ik nog heel even wat slaap mee zal kunnen pikken. Opeens denk ik aan de envelop die ik vanmiddag gekregen heb. Zodra ik thuisgekomen ben, heb ik die ver onder mijn bed verstopt, naast alle rotzooi die ik er zo af en toe onder gooi. 

Ik knip het licht aan en duik tussen de spullen, op zoek naar de envelop.

Na even zoeken weet ik hem te vinden. Mijn vingers laat ik onder het plakrandje schuiven en langzaam scheur ik hem open. Ondertussen let ik op de deur, om te zien of er niemand binnenkomt.

Binnenin zitten een paar papieren en helemaal achteraan voel ik het gladde fotopapier. 

Eerst glijden mijn ogen over de woorden. Er staat wat standaard informatie, maar als snel valt het me op dat het helemaal niet klopt. Zijn naam is geen Max Terken, maar Jasper Deneren. Voor de rest klopt het wel. Hij heeft dezelfde lengte, dezelfde kleur ogen en zelfs dezelfde lievelingskleur, namelijk donkergrijs. 

Ik snap niet waarom zijn naam niet klopt. Nee, ik snap het wel. Zodra hij zijn echte naam zou gebruiken, zou de politie ontdekken dat hij nog in leven is. Maar waarom wilde hij zo graag meedoen aan de test? Misschien dat hij probeert een nieuw leven voor zichzelf op te bouwen, misschien dat hij probeert alles waar hij ooit van hield te vergeten.

Daarna kijk ik naar de foto. Zijn ogen stralen en hij lacht uitbundig. Één ding weet ik zeker, die jongen op de foto is zeker Jasper Deneren. 

De imperfecte relatieWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu