Hoofdstuk 19

682 61 11
                                    

De reis terug lijkt wel eeuwig te duren. Ik voel me moe en uitgeput, terwijl ik constant tegen mijn voorhoofd aanwrijf. Buiten wordt het al donker en ik ben aan het bedenken wat ik ga zeggen als ik thuis de voordeur opentrek. Mijn ouders zullen vast wel gehoord hebben dat ik niet naar school ben gekomen. In de trein is het stil. Ik kan zelfs mijn eigen ademhaling horen. 

Een uur later loop ik in het donker terug naar huis. Ik kom niemand tegen die ik ken. Waarschijnlijk zit iedereen al binnen in zijn pyjama, klaar om naar bed te gaan. In de verte zie ik mijn huis liggen. Er zijn maar een paar lichten aan. De koude wind zorgt ervoor dat ik zachtjes begin te trillen. Nog maar één paar stappen, nog maar één paar meter voordat ik weer de waarheid zal moeten ondergaan. 

Heel voorzichtig draai ik de deurknop om en ik stap naar binnen. 

“Ella?!” roept mijn moeder en ze rent op me af zodra ze me ziet. 

Haar armen vouwt ze om me heen en ze trekt me dichter tegen haar aan. Mijn gezicht wordt geplet in haar borsten.

Dan zie ik ook mijn vader naar ons toelopen. In tegendeel tot mijn moeder staat zijn gezicht op onweer. Hij is kwaad, dat weet ik zeker. Hij fronst zo diep dat ik zijn ogen nauwelijks meer kan zien. 

“Ella, waar in godsnaam ben je al die tijd geweest?!” schreeuwt hij bijna wanneer hij naast me staat. 

Ik laat mijn moeder langzaam los en frummel aan mijn kleding. Eerlijk gezegd heb ik geen idee wat ik ga zeggen. Ik kan natuurlijk niet vertellen dat ik Jasper ben gaan bezoeken in het ziekenhuis. Maar wat kan ik dan wel zeggen…

“Nou, zeg eens op…” voegt mijn moeder er aan toe. 

Ook haar gezicht lijkt nu een stuk minder aantrekkelijker te zijn dan zojuist. 

Nina ligt denk ik al in bed. Die slaapt altijd als eerste. 

Ik ben wel blij dat zij hier nu niet ook bij staat. Ik had niet nog een verwijtende persoon naast me willen hebben. 

“Ik had geen zin om naar school te gaan, dus heb ik heel de dag in het park gezeten,” fluister ik. 

Het is mijn slechtste leugen ooit, maar op de een of andere manier hoop ik dat ze het zullen geloven. Ik ga wel vaker in het park zitten, dus dat zal niet zo heel raar overkomen. 

“Ben je zo van slag door je match?” vraagt mijn moeder die mijn hand vastgrijpt.

Haar blik is alweer zachter geworden, alsof ze medelijden met mee heeft. Mijn vader lijkt het nog niet te kunnen bevatten. Hij staat recht naar me toe met zijn armen over elkaar gevouwen. 

Ik knik. “Ik kon het even niet aan en ik wilde gewoon rust.”

Eindelijk lopen we richting de keuken, waar we met z’n drieën plaats nemen aan de tafel. Mijn handen strek ik voor me uit. 

Mijn ouders fluisteren iets tegen elkaar. 

“Maar je had toch eerder thuis kunnen komen?” Mijn vader kijkt me aan met een blik die zegt dat hij teleurgesteld in me is. “Waarom ben je dan tot zo laat weg gebleven?”

Opeens voel ik me schuldig. Ze zijn niet eens boos op me, ze zijn gewoon ongerust.

“Ik was in slaap gevallen.” Weer een leugen. Dat is wat ik tegenwoordig doe. Ik lieg continue. 

“Vertel het ons de volgende keer,” zegt mijn moeder, “dan kunnen we je helpen.”

“Zal ik doen,” mompel ik.

Mijn ouders stellen verder geen vragen. Ze sturen me meteen naar bed, omdat ze er vanuit gaan dat ik zo moe ben dat ik ieder moment kan neervallen, wat nog waar is ook. Mijn hoofd bonkt. Het doet zo veel pijn dat ik er in de badkamer een natte handdoek tegen aan geduwd houd. 

Dan plof ik neer in mijn bed. Opeens zie ik een hoofd in de deuropening van mijn kamer verschijnen. Het is Nina. Ze ziet er slaperig en klaarwakker tegelijkertijd uit. Ze komt op haar tenen naar binnen gelopen.

“Ella?” vraagt ze zachtjes.

Blijkbaar denkt ze dat ik al slaap. Ik knip het lichtje naast mijn bed aan en ga rechter op zitten. Pas dan zie ik hoe haar haren warrig door elkaar zitten en er bloedsporen op haar handen zitten.

“Je hebt toch niet weer je huid kapot gebeten, he?” 

Dat doet ze wel vaker. Mijn ouders zeggen dat het door haar zenuwen komt en dat snap ik ook wel, maar het doet me pijn om te zien dat ze zichzelf zoiets aan kan doen. Ze is nog zo jong, zo onschuldig. 

“Ik was bang,” zegt ze en ze komt op de rand van mijn bed zitten.

Ik wrijf met mijn handen over haar haren. Dan druk ik haar handen tegen mijn lippen aan en geef ik er zachtjes een aantal kussen op, alsof dat alles zal oplossen.

“Waarom?” vraag ik, als ze zich dichter tegen me aan buigt. 

Ik kan haar hart horen kloppen en hij klopt snel. 

“Ik dacht dat je weggelopen was, ik was bang dat je nooit meer terug zou komen.”

Wat een stomme keuze om gewoon te vertrekken. Dankzij mij is Nina weer zichzelf pijn aan het doen. Volgende keer denk ik beter na voordat ik zomaar iets doe. 

“Ik zal jou nooit zomaar achterlaten,” fluister ik. 

Ze komt tegen me aanliggen en zo vallen we in slaap. Alles voelt voor heel even weer vertrouwd, alsof heel Jasper nooit bestaan heeft. Alsof ik geen angst hoef te voelen. Alsof ik gelukkig mag zijn met alles wat ik heb in plaats van constant te denken aan wat ik niet heb. 

Je hebt het einde van de gepubliceerde delen bereikt.

⏰ Laatst bijgewerkt: Feb 07, 2015 ⏰

Voeg dit verhaal toe aan je bibliotheek om op de hoogte gebracht te worden van nieuwe delen!

De imperfecte relatieWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu