Hoofdstuk 12

515 53 4
                                    

Bij de balie moeten we ons weer melden. Dezelfde vrouw zit nog steeds te werken, terwijl ze haar rode haren in een slordige knot heeft weten te draaien.

„We komen ons afmelden,” zegt Bibi, die het woord van me over heeft genomen, aangezien ik niets meer weet uit te brengen, zo van slag ben ik.

„Vlekkers en Deneren was het toch?”  Bibi knikt, terwijl ik een rondje loop om de desk heen, ijsberend en mijn hoofd vol met moeilijke gedachtes. „Een momentje geduld, als je blieft.”

De vrouw staat op, schuift haar stoel aan en loopt dan naar een deur een eindje verderop. Ze trekt hem open en verdwijnt erachter. 

Pas na een paar minuten komt ze weer terug gelopen, deze keer met twee pakketjes in haar handen.

Ik bestudeer de grijze enveloppen die ze stevig vast lijkt te houden.

„Hier, deze is voor jou,” zegt ze tegen Bibi en ze overhandigt haar een van de enveloppen, „En deze is dan natuurlijk voor jou.”

Ik krijg de andere envelop, die niet zwaar aanvoelt, zoals ik me in eerste instantie voor had gesteld.

„Wat zit er in?” vraag ik mezelf nieuwsgierig hardop af.

„Een beschrijving van je match, met natuurlijk een leuke foto die je aan het hele thuisfront kunt laten zien.”

Een foto. 

Nee, dat kan niet waar zijn. Ik kan het nauwelijks zelf verwerken dat Jasper nog in leven is, bovendien heb ik niets erover tegen Bibi gezegd. De foto zal me verraden. Zodra ze zijn hoofd zal zien, zal ze woedend worden, dat weet ik zeker. Ze zal instorten, als een klein vogeltje dat zijn moeder kwijt geraakt is en net een gebroken vleugel opgelopen heeft. Ze zal het niet aankunnen. Wat nu?

„Yesss, dan kan ik hem je meteen laten zien!” roept Bibi en ze begint de envelop al open te trekken.

De papieren trekt ze er snel uit. Ze graait tussen de bladeren door op zoek naar de foto. Als ze hem uiteindelijk heeft gevonden, houdt ze hem recht voor mijn gezicht. 

„En, wat vind je er van?”

Op de foto zie ik een donkere jongen met lichtblauwe ogen. Zijn kaaklijn is strak, maar zijn neus staat ietwat scheef. Zijn lippen zijn breed en zijn wenkbrauwen zijn dik. 

Het is een knappe jongen, dat moet ik toegeven, maar als ik hem zo bekijk, is het volgens mij totaal niet Bibi’s type.

„Mooi.”

Ik kijk opzij, terwijl ik mijn eigen envelop steeds verder achter op mijn rug verborgen houd.

„Mooi? Gewoon mooi? Hij is prachtig, zo knap en zo gespierd!” 

Ze glimlacht weer, zo overdreven hard dat ik het nauwelijks aan kan zien.

„Heel mooi,” zeg ik snel en ik loop al richting de lift.

„Nu wil ik die van jou zien.”

Ik had het kunnen weten. Zoiets vergeet Bibi niet, vooral niet als het haar nieuwsgierigheid heeft weten te wekken.

„Nee, die houd ik liever voor mezelf.”

Ik gooi mijn haren voor mijn gezicht om haar blik te kunnen mijden. 

„Doe niet zo flauw. Zelfs als hij heel lelijk is, zal ik er nog geen grapje over maken,” zegt ze stellig, terwijl ze de envelop uit mijn handen probeert te trekken.

„Bibi, laat los! Ik meen het, ik wil het gewoon niet!” Opeens laat ze los en ik donder naar achter, met mijn hoofd tegen de muur. „Auw,” mompel ik en ik laat me voorzichtig tegen de vloer aanzakken.

„Sorry!” zegt ze, wanneer ze aangesneld komt om me overeind te helpen. „Het spijt me. Ik bedoel, als jij hem niet wil laten zien, moet ik die keuze gewoon respecteren.”

„Dank je,” antwoord ik en als ik weer sta, lopen we arm in arm richting de lift, om eindelijk te vertrekken van deze gedoemde plek.

De imperfecte relatieWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu