Hoofdstuk 3

789 69 7
                                    

Wanneer ik thuis kom, ruik ik een heerlijke geur vanuit de keuken komen. De deur in de woonkamer staat open en ik hoor hoe de afzuiger op volle stand draait. 

„Ik ben thuis!” roep ik naar achter, terwijl ik mijn schoenen uittrap en onder de kapstok plaats. 

Ik moet duwen om ze nog fatsoenlijk tussen de rest van de schoenen te krijgen en uiteindelijk gooi ik ze maar gewoon bovenop de rest.

„Nu al?” vraagt mijn moeder verbaasd als ze de gang in komt lopen.

Ze ziet er vrolijk, maar vermoeid uit en het zweet staat op haar voorhoofd. Haar korte, blonde haren zitten naar achteren gekamd en ze draagt een ovenschort, die ze een aantal jaren geleden van mij en Nina had gekregen voor moederdag. Er staat heel groot „beste moeder van het jaar” op in roze blokletters met op het einde een donkerrood hart. 

„Ja, ik was moe en had niet zoveel zin om nog langer te blijven.”

Ze knikt en geeft me een dikke knuffel. Dan pakt ze mijn jas aan, die ze over het haakje van de kapstok heen hangt. 

„Hoe was het? Hoe vond je de test?” Nieuwsgierig kijkt ze me aan, terwijl ze nog de lepel van de soep in haar handen houdt, waar oranje tomatensoep vanaf komt druppelen. 

„Ging wel goed en zo moeilijk was het niet,” lieg ik en ik loop naar de woonkamer, waar Nina aan tafel haar huiswerk zit te maken. 

Nina is twee jaar jonger dan ik ben, maar lijkt als twee druppels water op me. Ze heeft ook stijle, bruine haren, die tot over haar borsten vallen en is even lang, wat dus niet zo heel lang is, aangezien ik maar net 1.60 meter ben. 

Ze draait zich om, wanneer ze me aan hoort komen en er verschijnt een grijns van oor tot oor op haar gezicht. Kleine kuiltjes komen tot leven in haar bolle wangen. 

„Vertel! Ik wil alles weten.” Haar schoolboeken gooit ze dicht en ze verschuift haar stoel, zodat ze me aan kan kijken. 

Eigenlijk wilde ik eerst even wat water pakken, voordat ik meteen alles zou gaan vertellen, maar daar krijg ik de kans niet voor. Wanneer Nina ergens op gebrand is om te weten, dan wil ze het ook meteen weten. Nina is echt zo iemand die altijd haar zin weet te krijgen, hoe dan ook. 

„Nou, ik moest wat paar vragen over mezelf invullen en dat was het.”

Ik zie haar teleurgesteld kijken. Waarschijnlijk had ze spannende verhalen willen horen, maar eerlijk gezegd was er niets bijzonders aan het hele gebeuren. Het ging precies zoals ze vertelden dat het zou gaan. 

„Wat voor vragen dan?” vraagt ze en ze glijdt met haar vingertoppen haar witte shirt glad. 

„Vragen over je persoonlijkheid en dat soort dingen, niet zo interessant dus.” Ik loop naar de stoel naar haar toe en trek hem achteren. Ik ga er op zitten en hoor hem kraken. Zo lang hij maar niet doorzakt, vind ik het allemaal prima. 

Ik wiebel langzaam op en neer en voel de poten over de vloer glijden. 

De grote, brede tafel reikt voor me uit. Dit is de tafel waar we ‚s avonds met z’n allen zitten te eten en ‚s ochtends met z’n allen weer ontbijten. Wanneer ik z’n allen zeg, bedoel ik eigenlijk alleen Nina, ik, mijn moeder en mijn vader. Groter dan dat is ons gezin niet, al moet ik zeggen dat ik het groot genoeg vind. 

„En nu?” Ze frummelt aan een bladzijde van haar biologie boek dat bovenop de stapel met schoolboeken ligt. Daarnaast ligt een klein schrift met allerlei aantekeningen erin geschreven. 

„Nu moet ik wachten en volgende week krijg ik de uitslag.” 

„Oh, wat spannend!” roept mijn moeder vanuit de keuken, die dus nog steeds mee staat te luisteren. 

Ik spiek door de kier van de deur en zie hoe ze door de soep heen roert. Rond, rond en nog eens rond. 

„Ja, heel spannend,” zeg ik snel en ik hoop dat ze er niet nog langer over door gaan. Ik kan al nauwelijks meer helder nadenken door alle zenuwen en dit vragenuurtje maakt het allemaal niet beter. „Maar jij bent ook al over twee jaar aan de beurt.” Ik knipoog naar Nina en opeens kijkt ze me verschikt aan.

„Ik heb nog twee jaar!” roept ze en ze slaat met vlakke hand op de tafel.

„Rustig, angsthaas, het komt vast wel goed.”

Angsthaas, dat is ook iets waarin ze zoveel op mij lijkt. Twee jaar geleden had ik precies hetzelfde gereageerd als zij nu doet, maar op dit moment heb ik niet meer echt veel keuze dan mijn lot onder ogen zien te komen.

Jezus, ik schijt hem echt in mijn broek. Nog een week te gaan en dan weer een jaar. Deze weg is oneindig en ik zie door de bomen het bos niet meer. Ooit moet er toch weer licht aan het eind van de tunnel zijn? Toch?

„Wat nou als het niet goed komt?” vraagt ze en ik zie dat ze rode stressvlekken in haar nek begint te krijgen.

„Nina, luister, het laatste wat je nu moet doen is mij alleen maar zenuwachtiger maken, dus je kunt beter je mond houden.” Het laatste deel van mijn zin komt harder uit mijn mond dan de bedoeling was en ik zie dat haar gezicht een bleke kleur heeft gekregen. 

Ik kan het nu gewoon niet aan. Haar gezeur wordt me even te veel.

De imperfecte relatieWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu