Hoofdstuk 17

3K 33 7
                                    


"M-Matthy..." Hij doet zijn hand weg en die zit vol met bloed. Blonde haren zijn rood geworden. Hij kijkt me aan. "Sorry lies, ik wilde je geen schuldgevoel geven." "Maar je hebt pijn." Ik pak zijn hand. "Kom, ik help je." Ik help hem met opstaan en ik loop met hem naar de woonkamer. Ik zet hem neer op de bank en pak een ice pack uit de vriezer en ik doe er een theedoek overheen, die hij vervolgens tegen zijn hoofd aan houdt. Die bezem is echt verkeerd terechtgekomen, anders krijg je niet zo wond. Ik ga naast Matthy zitten en ik kijk naar hem. Hij is lijkbleek. "Gaat het wat beter?" vraag ik aan hem. Ik ben echt heel erg bezorgd, ik wil echt niet dat hem iets erg overkomt. Wat eindelijk al is gebeurd, maar het moet zeker niet erger worden. Hij knikt. "Eerlijk?" "Eigenlijk doet het best veel pijn." Ik haal zijn hand van zijn hoofd en ik wil kijken hoe groot en diep de wond is. Ik schuif voorzichtig zijn haren een beetje aan de kant. Als ik hem aanraak zie ik dat hij zijn ogen dichtknijpt. Kut. Het is best diep. Het is nog niet eens een hele grote wond, maar meer ene diepe snee. Ik loop naar de keuken en ik pak een glas water voor hem. "Ik ga even iemand zoeken, ik ben zo terug oké." Ik wil hem eigenlijk niet alleen laten, maar hoe moet ik anders met hem naar de eerste hulp. Als je zelf geen rijbewijs hebt, niet heel handig op dit soort momenten.

"L-lies, blijf alsjeblieft. Ik voel me echt niet goed." Ik zie hem in elkaar zakken. Ik ren naar hem toe en hij beweegt niet meer. Ik begin te trillen en heel hard te huilen. "Matthy nee." Met mijn trillende handen pak ik mijn telefoon en zonder te twijfelen typ ik in: 112. Ik ben doodsbang om dit nummer te bellen en ik sta helemaal te shaken. Maar het is voor Matthy. Als er opgenomen wordt begin ik gelijk naar de telefoon te schreeuwen. "Een goede vriend van mij beweegt niet meer en reageert niet meer, help alsjeblieft." Zeg ik terwijl ik huilen uitbarst. De ambulance komt er gelijk aan, zegt de vrouw aan de telefoon. Ik moet voelen of hij nog hartslag heeft, zeker niet onbelangrijk. Waarom heb ik daar niet eerder aan gedacht? Bang voor wat er gaat komen pak ik zijn pols. Ik leg mijn vingers erop en, en ik, ik voel niets. Het voelt alsof mijn leven voorbijgaat. Is hij dood? Ik laat gelijk zijn pols los en ik begin nog harder te huilen. Ik kijk Matthy aan. "Matthy, alsjeblieft blijf bij mij." Ik leg mijn hoofd op zijn borst. Ik hoor iemand aankomen, maar ik kijk niet eens om. Al mijn aandacht gaat nu naar Matthy. Straks heb ik hem vermoord. Ik moet er niet aan denken. Ik probeer deze gedachtes aan de kant te zetten, maar dat is eigenlijk onmogelijk.

"Lies? Wat is er aan de hand?" Ik hoor een stem naast me vandaan komen. Op dat moment hoor ik iets vaags. Zou het zijn hartslag zijn? Ik zit nog steeds naast de bank, op mijn knieën met mijn hoofd op zijn borst. "Lies?" hoor ik nog een keer. Ik kijk om en ik zie Koen naast me staan. Als hij mij ziet heeft hij mij gelijk een knuffel. "Lies, wat is er allemaal aan de hand." "M-m..." ik kom moeilijk uit mijn woorden. "M-m-matthy." Is het enige wat er uit mijn mond kan komen. Koen kijkt nu ook naar Matthy die in elkaar gezakt op de bank ligt. "Lies, het komt goed dat weet ik zeker." Zegt hij zonder dat ik heb uitgelegd wat er met hem aan de hand is. Hij slaat zijn armen open en ik geef hem een goede knuffel en ik laat alles eruit.

Ik hoor dat de ambulance aan komt door de dichterbij komende sirene geluiden. Koen kijkt mij geschokt aan. "Heb jij de ambulance gebeld?" vraagt hij angstig aan mij. Door het huilen lukt praten moeilijk, dus ik knik. De ambulance medewerkers komen via de achtertuin het huis binnen. Ze doen de schuifdeuren open en ze zien Matthy al liggen. Voordat ik met mijn ogen heb kunnen knipperen, hebben ze Matthy al op een brancard gelegd. Er komt een vrouw naar ons toe. "Het spijt me heel erg, maar er mag maar één iemand mee in de ambulance." Ik kijk Koen aan en hij knikt. "Lies, ga jij maar. Wij komen met de auto er ook aan." Ik knik en ik loop met die vrouw mee. Ik stap in de ambulance en we rijden weg.

Als we aankomen wordt Matthy weggereden en ik ren er achteraan, maar ik word tegengehouden. "M-mag ik alsjeblieft naar hem toe." Ze vrouw die mij tegenhoudt zegt: "Het spijt me heel erg, maar we kunnen u nu niet helpen. U moet even in de wachtkamer wachten en dan komt er zo iemand naar je toe." Ik knik en ik loop naar de wachtkamer. Als ik al een kwartier wacht, word ik gebeld door Raoul. 'Hey Lies, wij zijn onderweg. Weet jij al wat?' 'Nee, ik moet nu in de wachtkamer wachten en dan komt er straks iemand aan. Maar ik mag niet eens kijken. Het is allemaal mijn schuld.' 'Lies, het is niet jouw schuld, dat weet ik zeker.' 'Wel, als ik niet die bezem had om laten vallen, dan.' Ik slik mijn tranen weg. 'Dan had hij misschien nog geleefd...' zeg ik en ik barst weer in tranen uit.


Ik hoop dat jullie het een leuk boek vinden. Ik ga proberen om morgen nog één of heel misschien 2 delen te schrijven. Heel erg bedankt voor alle leuke en lieve reacties!! Groetjes Suus!!

Ik heb je nodig // BankzittersWhere stories live. Discover now