Duivel

By kwarktaart

66.6K 2.7K 1.3K

More

Duivel
1.
2.
3.
ohhhhhhhhh.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
oh-oh
12.
13.
sorrryyyyyy :(((
14.
15.
16.
17.
oke oke
18.
19.
20.
21.
22.
23.
oohooh
24.
yoooo
ayy
25.
26.
ayy
27.
28.
29.
30.
Epiloog
Dankwoord
hoi
okekoekoeke

11.

1.8K 70 20
By kwarktaart

Hoofdstuk 10 is op de één of andere manier voor "Oh oh" geüpload, dus als je die nog niet gelezen hebt, raad ik je ten zeerste aan dat eerst te doen, anders is het moeilijk om te volgen *steekt duim op*

-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Louis probeerde met zijn elleboog de deur te openen, aangezien hij me nog steeds vast hield. Ik had mijn ogen stijf dicht geknepen en mijn gezicht in de dekens geduwd om te voorkomen dat ik in paniek zou raken. Mijn hart klopte zo snel dat ik bang was dat hij door mijn borstkas heen zou klappen of dat mijn aorta het zou begeven. Ik kreeg er zelfs hoofdpijn van, een vreemde druk aan de binnenkant van mijn hoofd die naar buiten wilde.

Toen ik een luide reeks vloeken van Louis hoorde, wist ik dat er iets mis was. Hij zette me op de grond, aangezien hij me had vast gemaakt in de deken. De vlammen dansten nu voor het raam en waren bezig het raamkozijn van buiten af te verbranden. Ik kon de hitte door het raam heen voelen. Het zweet stond op mijn voorhoofd, en door de deken kreeg ik alleen maar nog erger het gevoel dat ik stikte. Louis was nog steeds bezig om de deur te openen, maar hij wilde niet verder open gaan dan een paar centimeter. Ik maakte mezelf los uit de deken, waarbij ik hem kapot scheurde. Louis ging met zijn rug tegen de deur aanzitten en keek me verslagen aan. Hij zweette ook. Het droop langs zijn gezicht naar beneden. We keken allebei even naar de vlammen die inmiddels het hele raamkozijn in brand hadden gezet. Hij hoefde het niet hardop te vertellen. Ik wist het al.

We zaten opgesloten.

Het fijne was dat Louis niet volledig in paniek raakte, maar zijn lot min of meer accepteerde. Ik daarentegen werd na een paar seconden helemaal gek. Ik voelde mijn hart niet meer kloppen, ik wist niet eens of ik nog wel ademde. Ik had het ijskoud, maar tegelijk voelde het alsof ik in brand stond. Ik sprong overeind, trok Louis ook overeind en duwde met al mijn kracht tegen de deur. Louis stond er alleen maar bij. Hij keek me smekend aan.

'De deur kan niet open. Er ligt wat voor.' zei hij. Zijn stem klonk leeg, dood. Hij had het gewoon opgegeven.

Ik wilde niet. Het was nog niet voorbij. Ik weigerde om zo aan mijn einde te komen, en dat moest Louis maar accepteren. 'Zoek dan iets om het weg te schuiven?' schreeuwde ik tegen hem. 

In mijn paniek ramde ik zo hard tegen de deur dat ik mezelf bezeerde. Er ging een schok door mijn hand, en daarna volgde een kloppend gevoel. Ik drukte mijn arm tegen mijn borst en probeerde met mijn schouder de deur te openen, maar hij bleef koppig op zijn plaats. Louis zat geknield bij het bed, met zijn rug naar me toe. Misschien wilde hij me niet zien. Ik vroeg me af hoe hij zo kalm bleef terwijl ik tegen hem schreeuwde dat we dood zouden gaan. Hij tilde het matras op, trok met geweld een lat van de lattenbodem los en liep terug naar de deur. 

'Schuif eens op.' zei hij, en hij knielde bij de deur. Met de lat probeerde hij het onbekende voorwerp wat de deur blokkeerde weg te schuiven.

Stukje bij beetje werd de opening steeds groter, en door de opening kwamen nu dikke, blauwe rookpluimen de kamer binnen. Zodra de opening groot genoeg was, trok hij me mee de overloop op. 

Terwijl ik trillend op de overloop stond, kijkend naar de vlammen die zich over de muur van de badkamer en het washok hadden verspreid, leunde Louis over de reling van de overloop om naar beneden te kijken.

'Ga naar beneden, wacht in de gang.' zei hij tegen mij, en hij duwde me richting de trap. 'Ik kom er zo aan.'

Ik wilde wel, maar ik was totaal verlamd. Louis besteedde geen aandacht aan mij en deed onze koffers die nog steeds in de overloop lagen, dicht. God zei dank dat we nooit de moeite hadden genomen om alles uit te pakken. Hij tilde ze op, bezweek bijna onder het gewicht en trok me aan mijn shirt mee de trap af.

Het vuur had nu de deur van onze slaapkamer bereikt. Binnen een paar minuten zou het overslaan naar de overloop. Toen we de gang hadden bereikt, hoorden we gigantisch gekraak. We keken allebei angstig naar het plafond, maar dat leek nog heel te zijn. Daarna hoorden we nog meer gekraak. Waarschijnlijk was het dak in de slaapkamer of in de badkamer ingestort. Het plafond boven de gang begon ook te kraken.

'Ik ga dood. Ik ga dood. Ik ga dood.' zei ik tegen Louis, maar hij schudde alleen zijn hoofd - niet in staat om iets uit te brengen. Het zinnetje bleef door dreunen in mijn hoofd.

Hij trok de voordeur open en we werden verrast door vlammen van bijna drie meter hoog. De bramenstruiken voor en rondom ons huis stonden in brand. We waren ingesloten.

Dat was ook het moment waarop ik weg viel.

**

De luide sirenes van de brandweer maakten me wakker. Ik schrok op, gleed ergens vanaf en klapte op de harde stenen weg.  Meteen voelde ik twee handen die me weer overeind trokken. Ons huis stond nog steeds in brand. Louis zat bij me op de grond, we zaten tegen onze auto aan die aan de andere kant van de weg stond geparkeerd, tegenover ons huis. Eigenlijk zat ik eerst op zijn schoot, maar daar was ik net vanaf gegleden. Nu had ik nog meer hoofdpijn dan ik eerst had, samen met een vreemd gevoel in mijn hand. Het voelde alsof er een soort dikke vloeistof traag door mijn hand bewoog, en het deed pijn als ik mijn vingers wilde bewegen. Een paar mensen uit het dorp stonden op de weg, een paar meter bij ons vandaan, en keken toe hoe de brandweer bezig was het vuur te blussen. De pastoors van de kerk waren er ook bij. Louis keek angstig naar mij, alsof ik elk moment aan aanval kon krijgen. Misschien zag ik er op dat moment ook zo uit.

'Jenn..?' zijn stem klonk schor. 'Gaat het een beetje?'

Ik knikte en haalde diep adem. Mijn longen vulde zich met de buitenlucht, het was warm door het vuur. En toen begon ik te huilen. Ondanks dat we buiten waren, aan de andere kant van de weg op een veilige afstand van het vuur zaten en ondanks dat de brandweer er was. Alle paniek kwam opnieuw naar buiten. Het ergste was dat ik nog steeds het gevoel had alsof ik dood ging.

Louis wiegde me langzaam heen en weer en ik wist dat hij me probeerde te kalmeren, maar het lukte hem niet. Zelf was hij namelijk ook in een, weliswaar iets lichtere, shocktoestand.

'We gaan dood.' zei ik huilerig tegen hem. 'We leven nog, maar we gaan dood.'

'Je gaat niet dood.' Hij maakte de fleecedeken die om me heen zat iets losser. Ik had geen idee waar die vandaan kwam.

'Ik ga dood. Ik ga dood.' Ik greep mijn haar beet en probeerde de druk in mijn hoofd weg te duwen. 

'Het gaat voorbij, dit gevoel gaat voorbij. Ik ben hier - o-of moet ik weg gaan?'

'Niet weg gaan.' Ik draaide me met een ruk naar hem om en begon te hyperventileren.

Alles werd me op dit moment even te veel. Doordat ik begon te hyperventileren, werd ik duizelig en begon alles om me heen te draaien. Doordat ik huilde was het nog moeilijker om te ademen omdat mijn neus vol zat. Uiteindelijk leek ik op iemand die aan het stikken was, en zo voelde ik me ook. Ik was lettelijk aan het stikken door lucht.

Hij ging voor me zitten om het vuur aan mijn zicht te onttrekken en hield mijn gezicht tussen zijn handen. Ze waren warm, zoals altijd.

'Adem in.'

'Ik- Maa- We-'

'Ik blijf hier, alles komt goed. Adem rustig in.' Ik deed wat hij zei en ademde opnieuw in. 'Hou je adem in voor een paar seconden, en adem daarna langzaam uit.' Ik voelde me net een kleuter, maar toch deed ik braaf wat hij zei. Toch bleef ik hem gestrest aankijken. Waarom moest ik ademhalingsoefeningen doen? Waarom brandde ons huis nog steeds. Waarom had ik nog steeds het gevoel alsof ik dood ging?

Toen Louis zag dat ik opnieuw gestrest begon te raken, zei hij dat ik ik opnieuw de ademhalingsoefening moest doen. Pas na drie keer voelde ik de druk op mijn borst iets lichter worden, maar ik ging door tot ik me opnieuw licht in mijn hoofd begon te voelen. Dat was ook het moment waarop de ambulance en de politie kwamen. We werden uitgebreid onderzocht in de ambulance, maar het was niet zo ernstig dat we per se mee moesten naar het ziekenhuis, al hadden de ambulancebroeders dat liever wel. Ze onderzochten mijn hand en zeiden dat hij gekneusd was. Ik had geen idee meer hoe ik dat voor elkaar had gekregen.

Ze gaven ons allebei water en zeiden dat we op z'n minst even rustig moesten bijkomen in de ambulance tot de politie met ons kwam praten. Dus dronken we ons water en bleven we braaf in de ambulance zitten tot er twee agenten naar ons toe kwamen. Gelukkig spraken ze - net als de ambulancebroeders - Engels. Ze waren hier om te onderzoeken of de brand was aangestoken of niet, dus begonnen ze ons te ondervragen. Daarna vroegen ze of we een ander onderkomen hadden waar we zolang konden verblijven. Ik wilde eerst nee zeggen, maar er kwam bijna geen geluid meer uit mijn keel. Louis zei daarentegen dat we wel een onderkomen hadden. Ik kon niets anders doen dan hem verbaasd aankijken. Gelukkig zagen de agenten het niet.

Toen hij was uitgepraat met de agenten bracht hij me naar onze auto, die ook langs de kant van de weg stond. Hij legde me met deken en al op de passagiersstoel en maakte mijn gordel vast. De brand was inmiddels onder de controle, maar hij was nog niet uit.

'Waar gaan we heen?' Ik klonk nog het meest als een oude kraai.

'Ik vind wel iets.'

'En onze spullen dan?' Ik keek geschokt naar ons huis en wist zeker dat die allemaal verbrand waren.

'Liggen achterin. Ik had ze meegenomen, weet je nog?'

'Nee.'

Hij zei niets, deed de deur van de auto dicht en liep om de auto heen om achter het stuur te gaan zitten. Ik deed hard mijn best om niet naar ons huis te kijken, om alles even te vergeten. Het vertrouwde geluid van de auto hielp daar heel erg bij. Louis trok veel te snel op, ondanks dat er politie bij was, en reed ook veel te snel bij het huis vandaan. We gingen de hoek om en lieten alles achter ons.

**

Ik voelde me leeg. Waardeloos. Ik voelde niets, maar toch voelde ik alle emoties door elkaar heen. Mijn hoofd kon elk moment open splijten van de pijn. Mijn hand trouwens ook. Ik vroeg me af of hij nu net zo waardeloos was als ik me nu voelde, of of ik hem ooit nog kon gebruiken. Als ik had gedacht dat mijn paniekaanval over was, had ik het mis. Ik voelde me uitgeput, verschrikkelijk slecht en ik wist niet meer of ik me ooit nog gelukkig zou voelen. Wat was gelukkig zijn? Bestond dat nog wel? Ik wist het niet. Ik wist niets. Ik wist niet waar ik was. Niet in de auto in ieder geval. Louis zat niet naast me. Ik wist niet waar hij was. Misschien ging ik dood. Misschien was ik al dood.

Dat laatste betwijfelde ik, want er ging een pijnscheut door mijn hand heen, en de dood was volgens mijn idee altijd iets geweest waarin je geen pijn voelde. En geen emotie. Wat zou het heerlijk zijn om nu even dood te zijn. Ik wilde niets meer voelen.

Heel even probeerde ik om te ontspannen, maar ik zag meteen de beelden van de brand voor me. Het zweet brak me opnieuw uit. Zoals ik al dacht, waren mijn paniekaanvallen nog niet over, want ik kreeg er opnieuw een. En nu wist ik niet eens waar ik was. Het was volledig donker om me heen. De zoute tranen vermengde zich met het zweet op mijn gezicht en ik had het gevoel alsof ik moest overgeven. Na een paar seconden vloog er ergens een deur open. Er kwam licht in de kamer, en ik zag dat ik op een bed lag. Dat had ik niet eens gevoeld. Louis stond in de deuropening. Stond, nu zat hij naast mijn bed en keek me onderzoekend aan. Ik schaamde me omdat ik moest huilen, maar daardoor huilde ik nog harder. Louis tilde me op. Zijn armen onder mijn benen en rug. Ik drukte mijn gezicht tegen zijn shirt en huilde gesmoord verder. Ik wist niet waar hij me heen bracht, ik had de kracht niet om op te kijken. Zelfs niet toen hij me op de grond zette. Ik leunde tegen iets kouds, iets van metaal. Zelfs nu keek ik niet op, maar drukte mijn handen tegen mijn ogen en probeerde te stoppen met huilen en te stoppen met denken.

Ik wist dat we in een badkamer of in een keuken waren toen ik een kraan aan hoorde gaan. De kraan bleef aanstaan, en ik opende mijn ogen om te kijken waar ik precies was.

Een badkamer. Hij was klein, standaard. Waarschijnlijk waren we ergens in een hotel.

Louis gaf me een glas water en twee pillen. 'Slaappillen.' zei hij toen ik hem vragend wist aan te kijken.

Ik nam ze in en deed mijn best om ze door te slikken en me niet te verslikken.

Louis liet het bad vol lopen en ik vroeg me af of hij me ging dwingen een bad te nemen. Normaal zou ik hebben gelachen bij die gedachte, maar nu vond ik niets grappig. Ik zette het lege glas naast me neer en keek naar Louis, die tegenover me op de grond was gaan zitten. Hij boog voorover om de tranen van mijn gezicht te vegen, maar ze bleven komen. Misschien zou ik net zolang huilen tot ik geen vocht meer in mijn lichaam had. Tot ik een uitgedroogd besje was. Ik wilde het niet, en meteen begon ik harder te huilen.

'Niet huilen, lieverd.' prevelde Louis en hij nam me in zijn armen.

'D-dat probeer ik-k.' Ik haalde diep adem tussen het huilen door. Waarschijnlijk zag ik eruit als een kleuter. 'I-ik wil g-geen besje zijn-n.'

Ik nam het Louis niet kwalijk dat hij in de lach schoot, maar hij deed in ieder geval zijn best door me te troosten. 'Je wordt geen besje, maak je maar geen zorgen. Zo gaan de slaappillen werken en binnen een uurtje lig je te slapen. Oké?' Ik vroeg me af of hij misschien twijfelde aan mijn geestelijke gezondheid.

'Ké.'

Hij gaf me een kus op mijn voorhoofd en liet me weer tegen de rand van het bad aanzitten terwijl hij de kraan uit deed. De tranen liepen geluidsloos over mijn wangen en dropen op mijn shirt.

'Ik neem aan dat je wilt douchen?' vroeg hij. Nu pas zag ik dat hij zelf ook had gedoucht.

Ik knikte, maar wist dat ik totaal geen kracht had om überhaupt op te staan. Waarom was ik in godsnaam zo'n emotioneel watje? Ik snapte niet hoe Louis het met me uithield. Hij trok me voorzichtig overeind en trok mijn shirt over mijn hoofd.

'W-wat ga je doen?' vroeg ik verward

'Jou in bad doen, tenzij je het zelf wilt doen.'

Ik zei niets maar liet het allemaal gewoon gebeuren. Hij liet me in het warme water zakken en bleef erbij terwijl ik mezelf inzeepte met de hotelzeep. Hij zat tegen de rand van de badkuip aan, met zijn rug naar me toe en staarde alleen voor zich uit. Ik was zo moe dat ik alleen mijn benen inzeepte. Gelukkig hoefde ik ze alleen maar onder water te houden om ze af te spoelen, en aangezien ik in de badkuip zat was dat niet zo heel moeilijk. De slaappillen begonnen eindelijk te werken, en ik voelde me met de minuut suffer worden. Zo suf dat ik te moe was om te huilen, maar niet zo suf dat ik in slaap zou vallen. Ik wist niet of ik überhaupt nog in slaap zou vallen vannacht.

Louis keek even opzij en nam me op voor zover dat kon, want op het water lag een dikke schuimlaag zodat alleen mijn schouders en mijn gezicht nog boven het water uitkwamen. 'Moe?' vroeg hij alleen.

Ik knikte zonder hem aan te kijken.

'Draai je eens om.'

Ik keek hem vragend aan, maar kon niets uitbrengen.

'Met je rug naar mij toe.'

Ik fronste en deed wat hij zei. Hij maakte mijn haar nat met het water uit de badkuip en begon mijn haar in te zepen met de hotelshampoo. Ik voelde me net een kind van vijf. De shampoo rook sterk naar bloemen. De geur was bijna verstikkend, maar dat kon ook aan mij liggen. Zelfs nadat hij mijn haar had uitgespoeld, bleef de geur hangen. Ik draaide me om zodat ik hem aan kon kijken.

'Kom je er zo uit? Anders val je straks in bad in slaap.' zei hij. Ik zag dat hij zelf ook doodmoe was.

Ik knikte en probeerde op te staan, maar toen ik druk op mijn linkerhand probeerde te zetten, zakte ik terug in het bad en drukte hem stevig tegen me aan. 'Wat is er met mijn hand?'

'Hij is gekneusd.'

Ik staarde krampachtig naar mijn hand. 'Fuck.'

'Ik help je wel.' Hij stond op, trok me voorzichtig overeind en sloeg een handdoek om me heen.

Ik bleef trillend in het midden van de badkamer staan terwijl het bad leeg liep. Louis haalde kleding voor me en had tegen me gezegd dat ik mezelf moest afdrogen, maar ik had het gevoel dat als ik me zou bewegen, iets zou breken, dus bleef ik stil staan. Er werd op de deur geklopt, maar ik had geen kracht meer om iets te zeggen of om iets te doen. Na een paar keer kloppen, kwam Louis binnen. Toen hij zag dat ik nog niets had gedaan, gaf hij me een ochtendjas die aan de deur van de badkamer hing. Ik trok hem snel aan en drukte de warme stof tegen mijn huid. Louis droogde mijn haar af omdat het water daar als een lopende kraan vanaf droop. Er was een hele plas op de grond verschenen door mijn haar. Toen mijn haar handdoekdroog was, tilde Louis me op en bracht me naar de donkere slaapkamer. Hij legde de dekens over me heen en zorgde dat ik comfortabel lag voordat hij me een kus op mijn voorhoofd gaf.

'Probeer nog wat te slapen, oké?' vroeg hij zacht.

'Blijf hier.'

'Ik ga niet weg.'

Een opgelucht gevoel ging door me heen, maar verder voelde ik me nog steeds leeg. Iets minder leeg dan een halfuur - of misschien een uur - geleden, maar nog steeds leeg. Ik had geen idee wanneer dat gevoel weg zou gaan, maar misschien moest ik daar op dit moment niet over nadenken.

Louis sloot de deur en kwam naast me in het bed liggen. Ik voelde me inmiddels suf genoeg om te gaan slapen, en ik hoopte dat ik door de slaappillen een droomloze nacht zou hebben. Ik sloot mijn ogen en vocht niet langer tegen de slaap.

'Welterusten lieverd.' mompelde Louis. Zijn vingertoppen gleden langs mijn gezicht.

**

Waarschijnlijk was het middag toen we wakker werden. Er was geen klok in de hotelslaapkamer en er kwam nauwelijks licht door het dikke, zware gordijn. Ik voelde me brak. Louis was nog diep in slaap. Hij lag opgekruld tegen me aan en voelde warm. Ik wist niet hoe hij het voor elkaar kreeg om altijd warm te zijn, maar op dit soort momenten was het wel fijn. Voordat ik opstond, kroop ik even tegen hem aan zonder hem wakker te maken. Zijn ademhaling was zwaar en langzaam. Hoe kon hij zo rustig slapen zonder slaappillen in te hebben genomen? Of misschien had hij dat wel, ik wist het niet. Ik stond op en het eerste wat ik deed was ondergoed zoeken, aangezien ik nog steeds in alleen een ochtendjas liep. Onze koffers stonden in de kleine woonkamer van de hotelkamer. Ik haalde mijn ondergoed eruit en trok het aan, waarna ik de hotelkamer ging verkennen. In de woonkamer stond een tafel en een bank, meer niet. Waarschijnlijk had Louis de goedkoopste kamer gekozen. Er was geen keuken, wel een aanrecht met een wasbak daarin. We waren dus gedwongen om roomservice te nemen of ergens anders te eten. Verder had de hotelkamer een badkamer, en dat was het. Ik ging de slaapkamer weer in, waar Louis nog steeds lag te slapen en wilde naar buiten kijken. Het enige raam zat in de slaapkamer, en daar hing nu een gordijn voor. Ik schoof het een paar centimeter open - net genoeg om doorheen te kijken - omdat ik bang was om Louis wakker te maken door het licht wat door het raam naar binnen scheen.

We waren in een stad, dat was duidelijk. Grote flats en andere gebouwen. Dat was alles wat ik zag vanuit het raam. Ik kon niet naar beneden kijken, want dan moest het gordijn verder open, dus luisterde ik naar de geluiden van voorbij razende auto's en nam aan dat we ergens in het centrum van de stad waren. Maar van welke stad?

Ik draaide me om en keek naar Louis, die zich niet had verroerd. Voorzichtig sloot ik de gordijnen en sloop de kamer uit. De bank was absoluut niet comfortabel, maar omdat ik niets beters had om op te zitten, trok ik mijn benen op en probeerde het mezelf gemakkelijk te maken. Er was niet eens een tv of een tijdschrift in de hotelkamer. Er was niets om me bezig te houden, dus begon ik de bloemen op het vergeelde behang te tellen. Rond de honderd raakte ik de tel kwijt, dus staarde ik boos naar het behang alsof het zijn schuld was. Stiekem hoopte ik dat Louis wakker zou worden zodat hij me gezelschap kon houden, maar ik wilde ook dat hij kon uitrusten. 

Na een paar minuten rond te hebben gekeken, wist ik waar alle gaatjes in de muren zaten, waar het behang beschadigd was en waar alle deuken in de vloer zaten. Omdat er geen ramen in de woonkamer waren, voelde ik me behoorlijk opgesloten, en ik was nooit claustrofobisch geweest. Maar toch kreeg ik kippenvel en om niet opnieuw in paniek te raken, dwong ik mezelf om me af te vragen waar we heen zouden gaan als we weg gingen uit dit hotel. Ik wedde dat Louis opnieuw naar huis wilde, en net zolang bleef zeuren tot we ruzie kregen. Zouden we nog wel terug naar het vakantiehuisje kunnen? Of was dat nu volledig onbewoonbaar geworden? Ik hoopte dat Louis' vader verzekerd was, anders had hij nu een groot probleem. De slaapkamer was sowieso volledig afgebrand. Dat hield ook in dat Louis en ik nu geen plek hadden om te slapen, of we zouden voor de overige twee weken op de bank moeten slapen. Voor een paar nachten kon het misschien, maar daarna zouden we allebei naar een normaal bed verlangen. Misschien was de woonkamer ook afgebrand. Dat leek me heel waarschijnlijk, aangezien het vuur om heel ons huis had gezeten. Als dat het geval was, als het huis inderdaad volledig was afgebrand, moesten we wel naar huis. Tenzij we ergens anders nog een huisje konden krijgen, maar dat betwijfelde ik. Ik wilde in ieder geval van de politie horen of het een aangestoken brand was of niet. Een natuurlijke brand leek me heel waarschijnlijk. Het was de afgelopen dagen gigantisch warm geweest en de grond en de struiken waren allemaal droog. Er kon makkelijk brand ontstaan, en het vuur zou zich ook gemakkelijk kunnen verspreiden.

Maar wat als iemand het had aangestoken? Misschien kon het nog per ongeluk zijn geweest. Iemand die langs reed en een nog half-brandende sigaret had weg gegooid? Misschien had Louis dat per ongeluk wel gedaan, omdat hij zijn sigaretten altijd stiekem uit het raam gooide. Maar hij had de afgelopen dagen niet meer gerookt, tenzij hij dat ook stiekem deed. Maar wat als iemand het met opzet had aangestoken. Genoeg mensen uit het dorp die ons weg wilden hebben, maar dan alsnog, zouden ze echt zoiets doen? Zouden ze echt zover willen gaan door ons bijna te vermoorden? Ik had de bijbel nooit gelezen, maar ik wist zeker dat dat niet de manier was om in de hemel te komen. En wat als het dezelfde moordenaar was als degene die Lucas had vermoord? Maar dat klopte niet. Die moordenaar had iets met het raam te maken, en Louis en ik hadden daar juist helemaal niets mee te maken. Mijn gedachten gingen in cirkels en het lukte me niet om een verband ergens te vinden, hoe lang of diep ik ergens ook over nadacht. Waarschijnlijk moest ik gewoon wachten op de uitslag van de politie. Die zou me vast verder helpen, dat wist ik wel zeker, maar op dit moment kon ik niet wachten. Ik had iets nodig om me mee bezig te houden, anders werd ik gek in de benauwde hotelkamer. Gelukkig voor mij kwam Louis op dat moment de slaapkamer uit. Hij geeuwde en rekte zich uit, maar hij was er nog niet eens klaar mee voor ik hem om de hals vloog. Hij wankelde een paar passen achteruit en knuffelde me toen stevig. Zijn hart klopte sneller dan normaal, waarschijnlijk door de schrik.

'Ook goedemorgen.' mompelde hij in mijn haar, en hij gaf me een kus.

'Goedemorgen. Sorry, ik ben blij dat je wakker bent.' Ik trok me los uit zijn omhelzing en hij wreef in zijn ogen.

'Ja, zoiets dacht ik -'

'Waar zijn we?'

Hij zuchtte even en geeuwde opnieuw. 'Mag ik eerst even rustig wakker worden, alsjeblieft?'

'Oh. Ja. Sorry.' Ik stapte opzij zodat hij naar de bank kon lopen.

Hij liep naar de bank en keek half over zijn schouder om te zien hoe ik hem als een soort puppy achtervolgde. Ik zag hem flauwtjes glimlachen. Hij plofte op de bank - trok een pijnlijk gezicht omdat de bank veel harder was dan hij had verwacht - en keek naar me.

'Je bent druk vandaag.' zei hij na een paar seconden.

'Ik word gek van deze hotelkamer.'

Hij keek even rond. 'We gaan zo weer weg. Het was maar voor één nachtje.'

'Zoiets dacht ik al.' Ik ging naast hem zitten. 'Waar zijn we?'

'Toulouse, je weet wel, van de Aristokatten.' Hij glimlachte flauwtjes. 'Hoe voel je je?'

'Gaat wel, beter dan gisteren.'

'Mooi.'

'En met jou?'

'Gaat wel. Ik moest gewoon bijkomen van de schrik, denk ik.' We keken elkaar aan. Hij kalm, en ik onderzoekend. 

'Hoe blijf jij altijd zo kalm?'

Hij haalde zijn schouders op. 'Ik ben niet bang voor vuur, zoals jij. En ik kan mezelf makkelijk kalmeren.'

'Jij wel, ja.' Ik zuchtte diep en trok mijn benen op. 'Waar gaan we heen als we uit dit hotel zijn?'

'Ik neem aan dat je niet terug naar huis wilt?'

'Nope.'

Hij rolde geïrriteerd met zijn ogen 'Dan gaan we kijken of we terug kunnen in het vakantiehuisje.'

'Eerst ontbijt? Ergens in een cafeetjes op de hoek van een straat?'

'Als jij je eerst fatsoenlijk aan gaat kleden, vind ik het best.'

'Ké, maak jezelf maar alvast klaar dan.' Ik sprong op, gaf hem een kus op zijn voorhoofd en verdween met mijn koffer de slaapkamer in.

**

Onze koffers lagen weer ingepakt achterin onze auto. We hadden uitgecheckt in het hotel en op dit moment zaten we praktisch in onze pyjama in een klein cafeetje op de hoek van een druk bezochte straat. Het cafeetje was ook druk, maar we hadden een plekje helemaal in de hoek naast een raam kunnen krijgen, waar we nu allebei op ons eten zaten te wachten. We zaten allebei in een joggingbroek en een T-shirt - ik had ook nog een vest aangetrokken - en het zag eruit alsof we letterlijk vanuit ons bed naar binnen waren gewandeld. Misschien zat er ergens een kern van waarheid in, maar we waren allebei zo netjes geweest om onszelf nog even op te frissen en om onze tanden te poetsen voor we daadwerkelijk gingen. Daar kwam bij dat de mensen in het café geen zier gaven om hoe we eruit zagen, omdat iedereen gewoon op zichzelf lette. Niemand gaf ook maar iets om Louis' uiterlijk, wat in het dorpje onmogelijk was geweest. Sterker nog, in het café zat zelfs iemand die zijn haar half had afgeschoren, en het daarna groen had geverfd. Ik had er niets tegen, maar toen Louis voorstelde om dat ook te doen, had ik hem een duw gegeven en gedreigd dat ik hem dan op straat zou schoppen.

De kauwgomkauwende, geblondeerde cassière sprak alleen Frans, dus bestelde ik zoals altijd voor Louis. Ze was misschien nog jonger dan ik. Het was zo druk in het café dat ik geen idee had hoelang het zou duren tot ons eten zou komen, maar dat maakte me niet zoveel uit. Ik vond het op de één of andere manier gezellig in het café. Er was niemand die op je lette en je kon hardop praten. Daar kwam bij dat ik hield van cafees omdat ze iets vertrouwds uitstraalde. Ik had geen idee hoe Louis erover dacht, want toen ik het hem wilde vragen, lag hij met zijn hoofd op zijn armen op tafel en had hij zijn ogen gesloten. Ik verveelde me niet, maar keek om me heen. Ik keek naar de mensen die langs het café liepen. Soms zaten er hele vreemde types tussen, zoals de man die met neongroene sokken in sandalen een paar keer langs het café jogde, of de vrouw die rondliep met een hond die een roze bontjas droeg. Er waren ook veel straatkatten, maar misschien was dat gewoon iets wat bij Frankrijk hoorde. Pas na een paar minuten merkte ik op dat Louis naar me keek. Hij had zijn ogen half dicht geknepen, maar hij verraadde zichzelf door te knipperen.

'Ik zie het wel.' zei ik tegen hem, en ik wees op zijn gezicht. 'Staren is onbeleefd.'

'Moet jij nodig zeggen.' Hij opende zijn ogen en glimlachte flauw. 'Jij keek heel de tijd naar buiten.'

Ik haalde mijn schouders op. 'Soms is het leuk om naar mensen te kijken.'

Hij dacht na over mijn woorden en stemde daar toen mee in. Een paar minuten keken we samen naar buiten en pikten nog een stelletje opvallende types eruit, zoals en man die twee verschillende soorten schoenen droeg met knalblauwe sokken, en daarboven een tuinbroek, of de man met de gigantisch hoge hoed die hij meteen Abraham Lincoln had genoemd. Louis was in een vrolijke bui, en dat maakte mij ook vrolijk. Het voelde veel meer alsof we op vakantie waren dan als we in ons echte vakantiehuisje waren.

Toen Abraham Lincoln voorbij was gelopen, keek Louis me aan. 'Wist je dat ik vroeger stotterde? Misschien wist je het nog van de basisschool.'

Ik keek hem verbaasd aan en schudde mijn hoofd.

'Nee? Nou ja, misschien kwam dat omdat ik niet zo heel veel praatte in de klas.' Hij glimlachte kort. 'Maar het was echt vreselijk. Het was soms zo erg dat ik vijf minuten nodig had om iets aan een vreemde te vragen.'

'Vijf?'

'Ik overdrijf niet. Ik stotterde bij elk woord. Ik kon m'n zinnen vaak niet eens afmaken, want dan was het geduld van de mensen op en liepen ze weg. Pas op de middelbare school werd het minder. In de eerste stopte ik ermee.'

'Hoe?'

'Deels omdat ik ermee werd gepest. Als je acht of negen bent, kan stotteren nog wel. Maar zodra je dertien wordt, is het vervelend en irritant. M'n ma heeft me naar een logopediste gestuurd, en die zei dat mensen die stotterden, vaak heel goed konden zingen... Je ziet al waar dit naar toe gaat.' Hij glimlachte flauwtjes en keek naar buiten terwijl hij zijn kin op zijn armen liet rusten, die nog steeds op tafel lagen. 'Ik moest van haar een verhaal voorlezen. Eerst normaal, en toen zingend. En het zingen ging beter, ondanks dat het nergens naar klonk.' Hij grinnikte even. 'Natuurlijk moest ik van m'n moeder op zangles. Eerst ging het heel slecht, want ik stotterde ook met de muziek, maar na een paar maanden ging het steeds beter. Maar dat was alleen als ik zong. Als ik gewoon moest praten, stotterde ik nog steeds minstens één keer per zin.

Pas na bijna een jaar zangles, kon ik gewoon praten. Ik wist nog dat ik mijn ma echt smeekte om me van zangles af te halen, maar ze was bang dat ik opnieuw zou beginnen.' Hij wierp me een boze blik toe toen ik lachte, maar in zijn ogen zag ik dat hij het niet meende. 'Uiteindelijk mocht ik er vanaf, en sindsdien stotter ik niet meer.'

'Waarom vertel je dit?'

Hij haalde zijn schouders op. 'Grappig weetje. Ik wou niet dat we heel de tijd stil bleven.'

Een paar minuten na ons "gesprek" - want eigenlijk was Louis bijna de enige die had gesproken - kwam ons eten. We hadden er in totaal langer dan een halfuur op gewacht, maar het was het wachten waard, want het was van goede kwaliteit en het smaakte goed. We hadden allebei thee, en allebei een zeer uitgebreid ontbijt - je kon hier om 4 uur 's middags nog steeds ontbijt bestellen. Het bestond uit een voorgerecht en hoofdontbijt. Louis had als voorgerecht cornflakes genomen, aangezien ze dat hier toch hadden, en wat ze hier in het café een traditioneel Engels ontbijt noemden. Ik had alleen yoghurt genomen, want Louis zou het ontbijt met me delen. Ik had me eerst afgevraagd of er dan wel genoeg zou zijn, maar toen ik zag uit hoeveel het Engelse ontbijt bestond, vroeg ik me af of we het wel op zouden krijgen. Er was ei, toast, spek, witte bonen in tomatensaus, tomaat, champignon, gerookte haring en zelfs gebakken aardappeltjes. En dat als ontbijt! Ik vond het meer iets voor een diner om eerlijk te zijn, maar toch at ik mee nadat ik mijn yoghurt op had.

We kregen het niet op, zoals ik had voorspeld. We hadden het minst van de bonen en van de aardappeltjes gegeten, omdat we allebei vonden dat die dingen niet bij het ontbijt hoorden. We hadden als één van de laatste in het café ons eten gekregen, maar toch waren we als eerste klaar.

'In Frankrijk zitten mensen vaak langer aan tafel dan bij ons.' zei ik toen hij verbaasd om zich heen keek.

'Waarom zou je dat doen?'

Ik haalde mijn schouders op. 'Voor de gezelligheid. Om bij te praten misschien.'

Hij trok een wenkbrauw op en keek onopvallend om zich heen toen we het café verlieten. Louis zou nooit iets gaan snappen van de Franse cultuur.

**

Na ons ontbijt liepen we naar onze auto, die een paar straten verderop stond geparkeerd. Louis ging achter het stuur zitten, en ik kroop op de passagiersstoel. Het was ongeveer anderhalf uur rijden, maar omdat Louis verdwaalde zaten we nog eens een uur extra in de auto. Ik pakte de landkaart er weer bij om te voorkomen dat we nog een keer verdwaalden, want het was bloedheet in de auto. Het had nog steeds niet geregend, en nog nooit had ik er zo erg naar verlangt. En ik had altijd een bloedhekel aan regen gehad.

Toen we de omgeving van Saint-Bertrand in reden, werden we allebei iets stiller. Louis parkeerde langs de kant van de weg, tegenover ons huis, en we keken allebei naar de sombere aanblik van het vakantiehuisje. De bramenstruiken rondom ons huis waren volledig verbrand, net als alle kozijnen en de deur. We keken elkaar even aan voordat we de auto uit stapten en naar binnen liepen. Wonderbaarlijk genoeg was er nauwelijks schade in de woonkamer en keuken. Er lag een hoop roet, dat wel. En de gordijnen waren aan de onderkant helemaal weg gebrand, maar meer ook niet. In de gang lag meer roet, en op de houten trap zaten allemaal verschroeide plekken De overloop was volledig zwartgeblakerd, net als de muren van de slaapkamer en het washok. Bij de badkamer viel het nog mee, dus gingen we daar het eerst naar binnen. Misschien kwam het doordat de badkamer betegeld was, want ook hier was bijna geen schade. Alleen het raamkozijn was zwartgeblakerd, maar daar konden we niet zoveel aan doen. Naast de badkamer was onze slaapkamer. Toen we de deur open deden, zagen we dat het dak was ingestort. Er lagen allemaal draagbalken en hout en andere afgebroken stukken in de verwoeste slaapkamer. We deden snel de deur weer dicht en ik keek Louis geschrokken aan.

 'Wat moeten we nu doen?' vroeg ik.

Hij zuchtte en rolde met zijn ogen. 'We zouden natuurlijk weg kunnen gaan.'

'Maar dat doen we niet.'

'Omdat jij dat niet wilt. Maar ik heb nog wel een idee.' Hij liep verder, maar ik bleef voor de slaapkamer staan.

'Wat dan?'

'Eerst de wasmachinekamer.'

'Dat heet een washok.'

Hij keek me fronsend aan voordat hij de deur open deed. 'Zo noemen saaie mensen het, ja.' Hij gooide de deur open en keek een beetje verbouwereerd. Ik wist meteen dat het washok er ook niet al te best aan toe was.

Toen ik naast hem ging staan om naar binnen te kijken, zag ik dat het washok er bijna net zo slecht aan toe was als onze slaapkamer. Het dak was gelukkig nog heel, maar de wasmachine was ontploft en ik was nog nooit zo blij geweest dat Louis de avond van de brand alle was had opgeruimd, anders waren we al die kleding nu kwijt geweest. Van de vloerbedekking die we uit de slaapkamer hadden gehaald en hier in de hoek hadden gezet, was niets meer over. De oude, roestige zwaarden die eerst aan de muur hadden gehangen, stonden nog in de hoek. Het vuur had ze niet aangetast. Maar de speren ontbraken.

Ik draaide me om naar Louis. 'Waar zijn de speren gebleven.'

Hij haalde zijn schouders op en staarde somber de kamer in.

'Denk je dat de politie al weet of de brand gesticht is of niet?'

Hij haalde opnieuw zijn schouders op. 'Dat zou je aan de politie zelf moeten vragen, of vragen aan de pastoor of er nog nieuws is. We moeten sowieso naar de winkel.' 

'Waarvoor dan?' Voor zover ik wist was er genoeg te eten in huis op dit moment

'Dat vertel ik later wel. Zullen we eerst onze spullen naar binnen brengen?'

Ik haalde licht mijn schouders op, maar Louis pakte mijn hand en trok me mee naar buiten. Zijn blik was strak op de grond gericht toen we over het tuinpad liepen, maar ik begreep niet wat hij wilde zien. Ik vroeg er ook niet naar, want misschien lag het gewoon aan mij. We lieten onze koffers in de gang staan, aangezien we niet meer naar boven zouden gaan, behalve om te douchen. Louis gaf me de opdracht om me om te kleden - aangezien we allebei nog steeds in pyjama liepen - zodat ik informatie na kon vragen over de brand en om naar de winkel te gaan. Hij wilde nog steeds niet vertellen wat hij wilde halen en wat we gingen doen aan het bed-probleem.

Ik groef net zolang in mijn koffer tot ik een korte broek had gevonden, omdat het buiten rond de vijfendertig graden was. Louis was allang omgekleed en was al naar buiten gegaan, dus kon ik gerust een overhemd van hem stelen zonder dat hij het merkte. Hij had misschien één of twee overhemden die hij alleen bij een heel bijzondere gelegenheid droeg, aangezien hij de voorkeur gaf aan een T-shirt of trui. Maar zijn overhemden schenen niet door, en al mijn blouses deden dat wel, dus was ik altijd gedwongen er een shirt of topje onderaan te trekken. En ik vond dat het te warm was om meer dan één laag kleding te dragen, dus trok ik zijn donkerblauwe overhemd aan en rende naar buiten. Louis leunde tegen onze auto en genoot van de zon. Hij pakte mijn hand en we liepen richting het dorp. Na een paar minuten liet hij mijn hand los en streelde langs de stof van zijn overhemd wat ik droeg.

'Nieuw?' Hij trok een wenkbrauw op toen ik mijn hoofd schudde. 'Ik heb het je nog nooit zien dragen.'

'Klopt.'

Hij keek me vragend aan en pakte mijn hand weer, tot hij het zag: 'Dit is van mij! Waarom steel je altijd alles van mij?'

Ik lachte. 'Jij draagt het toch nooit.'

'Nee, maar je hebt zelf honderden blouses.'

'Ik heb er maar vijf, en blouses schijnen door en overhemden niet.'

'Ik noem alles altijd een blouse. Bij overhemden denk ik altijd aan die dingen die houthakkers dragen.'

Ik lachte opnieuw en daarna was ons gesprek over kleding gestopt.

In het dorp leken de meeste mensen verbaasd om ons te zien. Ze dachten waarschijnlijk dat de brand ons had afgeschrikt, of ze hadden het in ieder geval gehoopt. Zoals altijd negeerden we iedereen en gingen de kerk binnen, waar het aangenaam koel was. Pastoor Thiébaut was nergens te bekennen, maar de jongere pastoor stond bij het altaar. Hij was iets aan het lezen en keek verbaasd op toen hij ons binnen zag lopen. Misschien was hij niet gewend aan bezoek aan de kerk op maandag, of bezoek aan de kerk rond etenstijd. Ik vroeg me af of hij zelf niet moest eten.

'Bonsoir, wat kan ik voor jullie doen?' Hij liep op ons af, zijn handen ineengeslagen en met een milde verafschuwende blik op mijn korte broek. Volgens mij was hij alleen rokjes gewend.

'Is er al informatie over de brand?' vroeg ik netjes, en toen voegde ik er snel nog een "Goedenavond" aan toe.

'Als het goed is, moet er vandaag of morgen een brief naar jullie huis worden gestuurd over het onderzoek.' Hij glimlachte vriendelijk naar mij en Louis, en keek me toen iets strenger aan. 'En ik wil u eraan herinneren dat ik geen medewerker ben van een informatiebalie.'

'Dat weet ik, maar u bent meestal op de hoogte van wat er hier gebeurd.' Ik glimlachte stralend en liep met Louis de kerk weer uit. 'Dank u wel, en een fijne avond verder.'

Toen we een paar meter van de kerk waren verwijderd en op weg waren naar de supermarkt in het dorp, vroeg Louis wat er allemaal was gezegd aangezien we allebei in het Frans hadden gepraat.

'We krijgen morgen waarschijnlijk een brief van de politie.' zei ik schouderophalend. 'En wat moeten we nou gaan halen in de supermarkt?'

'Dat vertel ik wel als we het hebben, en als we weer thuis zijn.'

'Is het zo geheim dan?'

'Ja, topgeheim. Alleen voor geheimagenten.'

'We zijn geen geheimagenten.'

Hij keek me beledigd aan en maakte een pistool van zijn handen, die hij op mij richtte. 'Zeg dat nog eens, als je durft.' Hij had zijn stem zwaarder gemaakt.

Ik keek hem zuchtend aan. 'Wat moet ik in godsnaam met jou?'

Hij deed net alsof hij schoot en maakte een paar slappe schietgeluiden, maar ik trok alleen mijn wenkbrauw op en liep weer verder.

'Ben je chagrijnig vandaag?' vroeg hij toen hij weer naast me kwam lopen.

'Nee.'

'Weet je het zeker?' Hij fronste diep, zo diep dat hij heel boos leek te keken. Ik begon te lachen.

'Heel zeker, special agent 007.'

'Dat is James Bond.' Hij maakte zijn stem opnieuw zwaarder. 'Ik ben special agent LT022.'

'Waarom zet je die stem op?' Als hij zwaarder praatte, klonk zijn stem misschien twintig keer zo verleidelijk als normaal.

'Dat is mijn geheim-agenten stem.'

Ik drukte mijn hand voor mijn mond om mijn lach te onderdrukken, vooral omdat Louis er heel serieus bij keek. We bleven doorgaan met kloten, ook in de supermarkt, tot bleek dat ze het product wat Louis per se wilde hebben niet hadden. We liepen weer naar buiten, hij enigszins teleurgesteld.

'Wat moet je hebben dan? Misschien kunnen we het bij een andere supermarkt halen.'

Hij keek me aan, en zei met "geheim agenten"-stem: 'Duct tape. Heel veel duct tape.'

Ik had geen idee of hij serieus was of niet.

-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Ja, dit hoofdstuk is heel lang. Nee, er gebeurd niet heel veel in. In het volgende hoofdstuk zit meer spanning :) Dankjewel voor het lezen van dit verhaal, allemaal. Ik kan het niet vaak genoeg zeggen.

Continue Reading

You'll Also Like

1.1M 17K 88
**VOLTOOID** "They say all good boys go to heaven, but bad boys brings heaven to you." Mijn eerste stap op het schoolplein van mijn nieuwe school is...
1.5K 17 40
Dit verhaal gaat over een meisje die te maken krijgt met vreselijke dingen! zoals: een scheiding van haar ouders en een ruzie tussen haar en Linda. D...
110K 6.3K 52
(Dit verhaal gaat ooit herschreven worden) Overal over de hele wereld krijgen tieners die zestien zijn geworden een brief waarin staat of ze meedoen...
1M 12.9K 52
Raven is een doodnormaal tienermeisje, okΓ© doodnormaal kun je het niet noemen. We zullen zeggen een 18-jarig tienermeisje met een lichte obsessie vo...