Epiloog

1K 60 41
                                    

Het was inmiddels vijf dagen geleden dat we thuis waren gekomen, en we begonnen allebei weer een klein beetje te wennen. We waren in ieder geval niet meer zo paranoïde om alle ramen en deuren te controleren voordat we gingen slapen – zoals we in de eerste drie nachten hadden gedaan – en we schrokken niet meer toen als er iets door de brievenbus naar binnen werd geduwd, zoals kranten. De kranten werden hier nooit gelezen, maar Louis gebruikte ze soms bij het schilderen. Ik gooide ze meestal op zijn kamer, ondanks dat er al een stapel van een halve meter aan kranten lag. We waren allebei te lui om ze weg te gooien.

De enige kranten die we hadden gelezen waren de artikelen die Edward me had meegegeven toen ik Tuimel de dag nadat we thuis waren gekomen op kwam halen. Er waren misschien zeven artikelen, waarvan er maar twee echt groot waren en een halve pagina besloegen. De rest bestond maar uit een klein stukje. Het ging allemaal over hetzelfde. Louis en ik werden over het algemeen benoemd als burgers, en in de laatste twee artikelen – die van een halve pagina – werden we benoemd als onderzoekers omdat we het raam gevonden hadden. Ook werd er verteld dat het vernietigd was, wat voor een volgende probleem zorgde.

Omdat wij één van de weinige mensen waren die wisten hoe het raam er precies uitzag en er meer over wisten, werden we belaagd met brieven van onderzoekers en zelfs hoogleraren Geschiedenis. De meesten kwamen uit Europa, maar er zaten er ook een paar bij die vanuit Amerika stuurden en zelfs één vanuit Nieuw Zeeland. Louis gooide ze allemaal meteen weg zonder ze te openen, maar ze bleven komen. Elke dag opnieuw. Ik had voorgesteld om de foto’s online te zetten, zodat de mensen er iets mee konden doen en wij misschien met rust werden gelaten, maar Louis had alleen zijn schouders opgehaald. Hij wou de vakantie het liefst zo snel mogelijk vergeten en had besloten om er niets meer over te zeggen. En als Louis iets had besloten, was hij bijna niet meer van gedachten te veranderen omdat hij het koppigste persoon was die ik kende.

Hij had dus ook nog steeds niet verteld wat er mis was, en ik wist niet of ik me zorgen moest maken. Hij ging gewoon verder met zijn leven. De dag nadat we thuis waren gekomen, had hij misschien de langste douche van zijn leven genomen – een kwartier – en had hij zich geschoren zodat hij er weer een stuk jonger uitzag. De littekens werden al iets minder rood en ze waren lang niet zo gezwollen meer. Hij ging verder met spelen op de piano en probeerde zijn stuk af te maken, at gewoon weer elke dag – ik lette er de eerste paar dagen op – en was op de derde dag weer gaan schilderen. Op de vierde dag mocht ik hem helpen bij het schilderen, want hij wilde de muur die hij had beschilderd weer wit hebben.

‘Waarom wil je hem weg hebben? Ik vind hem mooi.’

Hij gaf me een behangroller en opende een blik met witte verf. ‘Ik wil iets anders.’

‘Maar waarom dan?’

Hij gaf geen antwoord maar keek naar de inhoud van het blik. ‘Misschien moeten we nieuwe verf halen binnenkort.’

‘We kunnen vanmiddag naar de winkel.’

Cool.’ Dat was zijn nieuwe woordje.

Ik rolde met mijn ogen. ‘Je ontwijkt mijn vraag.’

Hij pakte een andere behangroller en keek me met grote ogen aan. ‘Welke vraag?’

‘Waarom wil je de muur weg hebben.’

Hij liet zijn ogen over de muur glijden en keek weer naar mij, waarna hij zijn schouders ophaalde en zijn behangroller in de verf doopte. Hij zette een dikke streep witte verf in het midden van de muur en streek een paar keer heen en weer zodat er al gauw een witte vlek ontstond in het midden van het bos wat hij had geschilderd. Ik keek er naar, met omlaag getrokken mondhoeken.

‘Wil je me niet helpen?’ vroeg Louis toen hij opnieuw zijn behangroller in de verf doopte.

‘Ja, ik kom al.’ Ik pakte ook verf en hielp hem om het eerste deel van de muur wit te verven, maar daarna was alle witte verf op en hadden we allebei honger.

DuivelWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu