24.

1K 63 33
                                    

Mijn hoofd ging vroeg of laat uit elkaar knallen. Het voelde alsof ik in kokend heet water had gelegen en mijn achterhoofd klopte pijnlijk. Ik wou met mijn hand over mijn hoofd strijken, kijken of ik misschien een gat in mijn hoofd had opgelopen, maar toen besefte ik dat ik mijn handen niet van elkaar kon krijgen. Ik opende mijn ogen en keek naar mijn handen. Het beeld was nog een beetje wazig, maar na een halve minuut werd alles weer iets scherper om me heen. Ik probeerde me te focussen op mijn handen, waar iets duns en zwarts omheen zat. Het was stevig en het sneed in mijn polsen toen ik mijn handen van elkaar af wilde halen. Het voelde in ieder geval niet als touw.

Toen mijn ogen weer scherp konden zien en alleen de randen nog wazig waren, zag ik dat het een tie-wrap was. Dat verklaarde ook meteen waarom mijn handen zo aan het tintelen waren. Die dingen zaten veels te strak en waren mijn bloedsomloop aan het afknellen. Ik probeerde mijn handen iets losser te maken door mijn polsen rond te draaien, maar het was tevergeefs. Ze waren veel te sterk en thuis had ik ook altijd een mesje of een schaar nodig om ze los te krijgen, dus nu zou ik ze sowieso niet los krijgen.

Uiteindelijk liet ik mijn handen met rust en keek om me heen om te zien waar ik was. Dat was niet heel eenvoudig, want het was donker en voor zover ik kon zien, zat ik op de grond in het midden van een kamer en zat Louis bewusteloos tegen me aan. Ik vroeg me af waarom hij nog steeds bewusteloos was en ik al weer wakker was, maar misschien kwam dat doordat ik wel hardere klappen had gekregen en het misschien wel gewend was. Toch verwachtte ik dat hij elk moment wakker kon worden. Misschien wist hij waar we zaten, want zelfs nu mijn ogen voldoende aan het donker waren gewend, kon ik het nog steeds niet zien.

Er ging een tijd voorbij. Ik had geen idee hoe laat het was, dus wist ik niet hoelang. Toen Louis eindelijk wakker werd, duurde het nog een paar minuten voordat zijn ogen ook niet meer wazig keken. Hij leunde met zijn hoofd voorzichtig naar achteren, tegen dat van mij aan - we zaten met onze ruggen tegen elkaar - en hij ademde een paar keer diep in door zijn neus.

'Louis?'  fluisterde ik voorzichtig, bang om te hard te praten. Mijn stem trilde.

'Ja?'

'Weet jij waar we zijn?'

Hij haalde zijn hoofd van dat van mij af en keek waarschijnlijk rond, maar ik kon niet zien wat hij deed. 'Volgens mij zijn we in de kapel. In die opslagkamer.'

Dat zou verklaren waarom ik niet wist waar we waren, want ik had die kamer nooit van binnen gezien. 'Denk je dat we kunnen ontsnappen zonder gezien te worden?'

'Geen idee. Ik kan nauwelijks recht voor me uit kijken zonder dat alles draait, dus opstaan duurt nog wel even.' mompelde hij.

'Heb je zo'n harde klap gehad?' Ik probeerde me onhandig om te draaien om hem te kunnen zien, maar dat lukte niet goed.

'Mijn hoofd klopt nog steeds. Ik weet niet hoe het met jou zit..?'

'Ik heb hardere klappen gehad.'

We zwegen allebei en ik wist dat hij nadacht. 'Onze handen... Als je heel veel druk op de sluiting zet, springen ze soms open.'

Ik keek naar de tie-wrap om mijn polsen. 'Echt?'

'In films meestal wel. Dan moet je hem heel strak trekken, boven je hoofd houden en dan je armen naar beneden. Doordat je armen langs je zij gaan en doordat de tie-wrap zo strak zit, springt hij open door de druk.'

'Maar dat is in films.' zei ik somber.

'Je hebt het nog niet eens geprobeerd. We kunnen niet nu al opgeven en hopen dat iemand ons vindt.'

'Nee, weet ik. Ik weet alleen niet of ik wel naar buiten durf. Wat als dat ding ook in de kapel zit?'

'Die kans is groot, maar hoe wil je anders weg komen.'

DuivelWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu