Duivel

By kwarktaart

66.6K 2.7K 1.3K

More

Duivel
1.
2.
3.
ohhhhhhhhh.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
oh-oh
11.
12.
13.
sorrryyyyyy :(((
14.
15.
16.
17.
oke oke
18.
19.
20.
21.
22.
23.
oohooh
24.
yoooo
ayy
25.
26.
ayy
27.
28.
29.
30.
Epiloog
Dankwoord
hoi
okekoekoeke

10.

1.7K 56 12
By kwarktaart

Die ochtend had ik Louis verteld over wat ik in het dorp had gehoord (behalve dat ze hem verdachten) omdat hij zag dat ik ergens mee zat. Toen ik hem had verteld over de broer van de vermoorde man - Lucas - die er niets van af wist, werd hij boos. Ondanks dat de mensen in het dorp hem niets konden schelen, vond hij het niet kunnen. Toen ik vroeg waarom, keek hij me peinzend aan.

'Ik hou van mijn familie.' zei hij toen. 'Familie is één van de belangrijkste dingen, en ik denk dat al die christelijke mensen hier dat ook moeten weten.' Even leek het of hij nog wat wilde zeggen, maar hij staarde naar het plafond en leek diep in gedachten verzonken.

'Denk je dat wij er iets aan moeten doen?' vroeg ik met een klein stemmetje.

'Eigenlijk niet. Het is niet onze zaak.'

'Maar het voelt niet goed... Stel je voor dat er in jouw familie iemand overleed, en ze zouden het jou niet vertellen.'

Hij keek me aan en er verscheen een diepe frons op zijn gezicht. 'Maar dan alsnog, wij beslissen er niet over. Misschien is het beter om er niets over te vragen... Straks is dat weer verdacht in verband met de moord of zoiets.'

Ik stond op - want ik zat nog steeds op bed - en opende de gordijnen. 'Ik ga zo ontbijt maken. Kom je ook?'

Hij had zijn ogen half dicht geknepen tegen de zon en trok de dekens iets dichter om zich heen - aangezien hij nog gewoon in bed lag. 'Straks.'

Ik leunde tegen de vensterbank en keek even naar hem terwijl hij zijn ogen dicht deed en probeerde om opnieuw te slapen, totdat ik naar beneden liep om water op te zetten. Het ontbijt bestond uit niet meer dan stokbrood en jam, en ik begon te verlangen naar normaal brood. Misschien moesten we binnekort opzoek naar een bakkerij of een andere supermarkt, want ik voelde er niets voor om nog twee weken op stokbrood te leven. Louis vond het geen enkel probleem en werkte in één dag bijna heel onze voorraad naar binnen als ik hem niet tegen hield. Toen we allebei hadden gegeten en aan onze thee zaten, begon ik nog een keer over de broer van Lucas. Het was een gewoonte geworden om tijdens onze theetijd - zoals Louis het maar al te graag noemde - alles te bespreken.

'We moeten iets doen. Ik voel me er niet goed over.' zei ik tegen hem, maar hij zei niets terug. 'En misschien komen we dan ook meer over de paperclip te weten.'

Hij keek met een ruk op en fronste licht. 'Misschien is het gewoon beter als-'

'We gaan niet weg, en ik ga het hier niet bij laten. Die paperclip betekent iets, dat weet ik zeker.'

'Je hebt gelijk...'

'Maar..?'

'Ik vraag me af of het goed is om erachter te komen waarom die paperclip er lag.' Hij keek me bedachtzaam aan.

'Ja, anders blijf je je druk maken.'

'Ik maak me niet druk.' Hij keek me verontwaardigd aan, maar ik wist dat hij loog.

'Geef het nou maar toe.'

'Nee.'

Ik trok een wenkbrauw op en hij keek me boos aan. 'Het is gewoon... Jij zou je ook druk maken.' Hij balde zijn handen tot vuisten en liet daarbij zijn thee vallen.

We sprongen allebei op en ik zette mijn kopje veilig op tafel. 'Zo bedoelde ik het niet.'

'Nee, je wilde vast niet dat ik mijn thee liet vallen.'

'Dat bedoelde ik ook niet.'

Hij keek me zuchtend aan. 'Dat was een grapje.'

'Oh... ha-ha.'

Hij hief zijn vuist op om me in slowmotion te slaan, maar ik deed een stap achteruit en pakte mijn eigen thee. 'Ga je dat nog opruimen?' Ik knikte naar het gevallen theekopje, wat op de vloerbedekking lag.

Hij knielde, raapte het kopje op en bracht het naar de keuken terwijl de thee in de vloerbedekking trok. Ik had geen zin om het schoon te maken, Louis wist niet eens hoe het moest, dus lieten we het daarbij. Nadat ik nieuwe thee had gezet en Louis had overgehaald om mee naar het dorp te gaan omdat ik meer informatie wilde, hadden we ons klaargemaakt. DIt keer zouden we lopend gaan, aangezien het toch mooi weer was en we geen boodschappen hoefden te doen. Maar we hadden nog geen minuut gelopen of Louis begon te joggen. Uiteindelijk jogde ik achter hem aan, en zo waren we binnen een kwartier in het dorp. Nog nooit was ik zo blij geweest voor al die keren dat Louis me uit bed had getrokken om mee te gaan hardlopen, anders was ik nu letterlijk kapot geweest. Door het warme weer was het nog zwaarder dan normaal. We liepen regelrecht door naar de kerk en vermeden alle mensen die op straat waren. Ik duwde de grote, houten deur open en trok Louis mee naar binnen.

De kerk was verassend koel. Het voelde fijn. Er waren ook geen mensen, op de pastoor na, dus werden we niet heel de tijd nagekeken. Hij leek echter wel verrast toen hij ons zag, en kwam vanaf het altaar naar ons toegelopen. Omdat Louis erbij was, begon hij meteen in het Engels. Zoals altijd schudde hij eerst onze handen.

'Goedemoren. Mag ik vragen wat jullie hier komen doen?' In eerste instantie keek hij Louis aan, maar die deed een kleine stap achteruit en sloeg zijn armen overelkaar.

'Ik wil meer weten over Lucas en zijn broer.' zei ik, waardoor de pastoor naar mij keek.

'Maar waarom dan, als ik zo vriendelijk mag zijn om dat te vragen.'

'Ik vind het gewoon vreemd dat hij opeens vermoord is.' Ik haalde mijn schouders op en keek naar Louis, maar die keek naar de grond en zag er nogal verveeld uit.

'Ik ben bang dat ik u niets kan vertellen, in verband met het politieonderzoek. Het spijt me zeer maar -'

'Waarom mag zijn broer niets van zijn dood weten? Ik dacht dat familie's volgens de bijbel één van de belangrijkste dingen waren.'

'Ik heb u gister al verteld dat zijn broer dement is. Het is beter voor zijn gezondheid.'

'Het is familie.' Ik keek naar Louis voor steun, maar hij zag het niet.

'Sorry madame Cole, maar ik kan u echt niet verder helpen.'

'Zijn er al nieuwe aanwijzingen gevonden over de moord?' vroeg Louis, en ik keek hem weer aan.

'Niet dat ik weet. Wellicht weet pastoor Thiébaut er meer van.'

'En waar kunnen we hem vinden?'

'Ik kan jullie naar zijn kantoortje brengen.'

'Niet voor mij, voor Jennifer.'

Ik keek Louis fronsend aan, maar hij negeerde me. 'Jij wou er informatie over. Ik niet.' zei hij onverschillig.

'Kan u mij dan naar hem toe brengen?' vroeg ik aan de pastoor.

'Uiteraard. Volgt u mij.' Hij draaide zich om en liep richting het altaar.

Ik liep achter hem aan, maar Louis bleef achter. Hij gebaarde dat ik moest gaan, dus liep ik in mijn eentje achter de pastoor aan. Toen we uit het zicht waren verdwenen, stopte hij en draaide hij zich om.

'Ik moet u waarschuwen dat heel het dorp ervan overtuigd is dat monsieur Tomlinson de dader is. Niet iedereen in het dorp kent de vloek, maar diegene die het wel kennen, denken dat hij de duivel van het raam is. Pastoor Thiébaut en ik weten dat de vloek voor de moord heeft gezorgd, en niet monsieur Tomlinson. Maar doordat jullie hier naartoe zijn gekomen, is de vloek weer vrijgekomen. Ik vraag jullie, voor jullie eigen veiligheid en die van ons dorp, om te vertekken.' Hij keek me doordringend aan.

'Dus... u gelooft niet dat Louis de dader is?'

'Nee, maar ik vrees wel voor zijn en uw leven als u hier blijft.'

Ik kreeg kippenvel op mijn armen en voelde de paniek opborrelen. 'Maar we zijn niet opzoek naar het raam, en we geloven allebei niet in vloeken, dus we blijven hier.' Hij opende zijn mond om nog iets te zeggen, maar ik kapte hem af. 'En ik zou het erg op prijs stellen als u zou stoppen met al deze dreigementen.'

'Goed.' Hij draaide zich weer om en liep verder, tot we bij een deur kwamen.

Hij klopte aan en toen er een zacht en gedempt "oui?" uit de ruimte achter de deur kwam, stapte de pastoor opzij.

'Vergeet niet dat ik jullie gewaarschuwt heb.' zei hij voordat ik de deur open deed en het kantoortje binnenstapte.

Het was klein en muf. Er stond een houten bureau in het midden van het kantoor met kaarsen erop, grote boekenkasten vol met stoffige boeken en een man met grijzig haar en heldere groene ogen zat kromgebogen achter het bureau.

'Goedemorgen Mademoissele..?'

'Cole.' Ik onderdrukte een zucht en gaf hem een hand.

'Mademoissele Cole, wat kan ik voor u betekenen?'

'Ik wil meer informatie over Lucas en zijn broer.'

'Lucas Vernieux?' Zijn ogen werden iets groter en leken dwars door mijn ziel heen te kijken. 'Gaat u toch zitten.' Hij gebaarde naar een oncomfortabele houten stoel tegenover zijn bureau. 'Wat wilt u precies weten?'

'Waarom mag zijn broer niet van zijn dood weten?'

'Ah, Ludovic. Dat is een ingewikkeld verhaal.'

'Ik heb alle tijd.' Ik ging op de stoel zitten en probeerde hem uitdagend aan te kijken zoals Louis altijd deed, maar ik wist zeker dat ik lang niet zo indrukwekkend keek.

HIj tuitte zijn lippen en drukte zijn vingertoppen tegen elkaar. Het leek alsof hij net iets zuurs had gegeten, maar blijkbaar dacht hij na. 'Ludovic was een goede vriend van mij. Hij woont in een dorpje niet ver hier vandaan, Bagnols-en-Forêt. Hij en zijn broer hadden een goede band. Ze kwamen vaak bijelkaar op bezoek. Heel de familie had een hechte band. Totdat het zoontje van Ludovic een paar jaar geleden omkwam...'

Ik schuifelde zenuwachtig heen en weer op de platte stoel. Net toen ik wilde vragen of hij verder wilde gaan, keek hij weg, alsof hij verdrietig was. 'Zijn zoontje is vermoord. Met een lans. Hij was er kapot van, maar het was te verwachten.'

'Hoe bedoelt u?' vroeg ik geschokt.

'Ludovic en ik deden allebei onderzoek naar het raam. Tot het ongeluk van zijn zoontje. Hij was getroffen door de vloek, en het was onze schuld. Daarna zijn we allebei gestopt, maar de vloek en de duivel van het raam leven voort. En nu is hij opnieuw bezig.' Hij keek me triest aan.

'Waarom mag hij niets weten van de dood van zijn broer?'

'Omdat zijn broer ook getroffen is door de vloek. Dat zou hij niet aankunnen.' Hij keek opnieuw weg.

'Waarom verteld u het dan niet? U bent toch goede vrienden met hem?'

'Ik was goede vrienden met hem, maar we hebben elkaar al jaren niet meer gesproken. En ik ben hier nodig in de kerk. Maar aangezien u zich zorgen om hem maakt, zou u het ook kunnen vertellen.' Hij keek me vragend aan vanuit zijn ooghoeken

'Wat?'

'U bent de enige die interesse toont. Als ik hem nou laat weten dat jullie komen, zou u het dan willen vertellen? Voor mij?'

'Waarom verteld u het hem zelf niet, a-als u het hem toch laat weten...'

'Zulke dingen moet je niet in een brief zetten.' Een brief. Blijkbaar leven ze hier nog in de middeleeuwen. 'Zulke dingen moeten van persoon tot person worden verteld.'

Dat was ik met hem eens, maar waarom moest ik het doen? Ik fronste licht. 'Waarom vraagt u dit niet aan iemand anders?'

Hij glimlachte toegeeflijk. 'Omdat niemand anders interesse toonde, behalve u.'

Ik vertrouwde hem niet, voor geen meter, maar toch durfde ik niet te weigeren. 'Oh, o-oké...'

'Als ik het adres van jullie vakantiehuis zou mogen doorgeven, zal hij vast en zeker een brief schrijven met de datum waarop jullie hem kunnen bezoeken en met zijn adres. Vind u dat goed, mademoissele Cole?'

Ik haalde voorzichtig mijn schouders op, maar hij zag het niet.

'Kan ik u nog ergens anders meehelpen?'

'Nee, dank u wel.' Ik glimlachte zwakjes en stond op. Hij bleef me aankijken toen ik het kantoor verliet, maar voordat ik de deur dicht deed, bedacht ik me en draaide me om. 'Wacht, zou u me kunnen vertellen waarom iedereen zo in rouw was om Lucas?'

Hij tuitte zijn lippen opnieuw en dacht lang na voordat hij antwoord gaf. 'Lucas was een groot man in dit dorp. Dankzij hem konden we de kerk restaureren, en hij deed veel liefdadigheids werk. Daarom was het een grote schok, voor ons allen, toen we van zijn dood hoorden. Het had niet zo moeten gaan, dit is ongetwijfeld niet God's wil geweest. Nee, dit is het werk van de Duivel, mademoissele Cole.'

Ik keek hem uitdrukkingloos aan en vroeg me af of ik wilde weten wat hij bedoelde.

'En duivels moeten bestreden worden.' zei hij. Ik kreeg opnieuw kippenvel. 'Een prettige dag nog.'

**

Op de terug weg naar ons huis vertelde ik Louis alles wat pastoor Thiébaut me had verteld. Louis was me niet één keer in de rede gevallen, wat hij meestal wel deed, maar ik kon aan de gezichtsuitdrukking op zijn gezicht zien dat hij er een uitgesproken mening over had - zoals altijd. Toen ik klaar was, dacht hij heel even na en keek me toen met half dichtgeknepen ogen aan.

'Ik vertrouw het niet.'

'Ik ook niet.'

'Ik bedoel, hij stuurt jou naar een wildvreemd iemand om te vertellen dat zijn broer is gestorven, maar zelf gaat hij niet? Er bestaan meer manieren om contact te leggen tegenwoordig.'

'Ja, dat dacht ik ook al... maar ik heb al toegestemd.'

Hij stopte even en keek me geschokt aan. 'Je hebt wat?'

'Ik heb al gezegd dat ik het zou doen, omdat ik het niet over mijn hart kan verkrijgen die man niets te vertellen. Ik kan het hier gewoon niet bij laten, hoe verdacht of raar het ook mag zijn.'

Louis keek me aan alsof ik iets krankzinnigs had gezegd, wat misschien voor een klein deel waar was. 'Dit gaat echt te ver. Je gaat het niet doen.'

'Maar de man, Ludovic, gaat ons een brief schrijven over wanneer we langs kunnen komen.'

'Hoe komt hij aan ons adres dan?'

'Dat gaat de pastoor doorgeven.'

Hij lachte even kort en ging met een hand door zijn haar heen. 'Hoor je zelf hoe belachelijk het klinkt? Hij kan het hem toch makkelijk zelf vertellen?' Louis had een punt, en om eerlijk te zijn vertrouwde ik het ook zelf absoluut niet. 'Je gaat het niet doen, oké? Ik wil niet dat je gaat.'

'Ik heb al toegestemd, en ik zit er verdomme heel erg mee. Ik vind dat hij het moet weten.'

We begonnen weer met lopen en Louis schudde zijn hoofd. 'Je bent te goed voor mensen. Dit gaat ons niets aan, hoe erg het ook is.'

'Probeer je eens in de schoenen van Ludovic te verplaatsen. Dan begrijp je wat ik bedoel.'

'Ik begrijp wat je bedoelt. Ik hou van mijn familie, ik zou het ook verschrikkelijk vinden, maar dit is net even iets anders. Dit vertrouw ik gewoon niet.'

'Anders ga je mee, dan kan jij op me letten.'

'Dacht je nou echt, dat als ik je liet gaan, dat ik je alleen zou laten gaan?'

'Dus ik mag nog steeds niet van jou?'

'Nee.'

'Ma-'

'Je gaat niet.'

'Lou-'

'Nee.'

Ik opende mijn mond opnieuw, maar hij greep mijn arm en keek me streng aan. 'Nee, verdomme. Je doet het niet.'

Ik trok me boos los. 'Ik voel me er niet goed bij, waarom snap je dat niet.'

'Ik snap het verdomme wel, ik voel me er niet goed bij als jij er naar toe gaat.'

We keken elkaar heel lang kwaad aan. Zolang dat mijn ogen begonnen te tranen. En toen schoten we in de lach. Ik vroeg me af of we ooit een serieuze discussie zouden kunnen hebben, want ik was het totaal niet met Louis eens. Hij pakte mijn hand en we liepen verder naar ons huisje, terwijl ik in mijn hoofd zoveel mogelijk argumenten probeerde te bedenken om toch naar Ludovic te kunnen gaan.

**

Het werd een soort obsessie. Die nacht had ik er heel lang over liggen piekeren terwijl Louis gewoon aan het slapen was. Mij zat het absoluut niet lekker, en mijn intuïtie vertelde me dat ik er naar toe moest. Dat het belangrijk was. Toen ik dat tegen Louis had verteld, had hij me uitgelachen. Maar die dag erna lachte hij niet. We hadden bijna heel de dag ruzie erover, want hij wilde niet dat ik ging, omdat zijn intuïtie hem vertelde dat we er absoluut niet heen moesten gaan. Zo ging het eigenlijk heel de ochtend door, zodat we allebei geïrriteerd waren. 's Middags begonnen we over andere dingen ruzie te maken, bijvoorbeeld over dat Louis bijna altijd de deuren open liet staan als hij naar een andere kamer liep, en Louis vond dat ik overal over zeurde. Toen ik hem vertelde dat als hij niet zo vervelend deed, ik ook niet zou zeuren, werd hij zo chagrijnig dat hij zijn kaken op elkaar moest klemmen om zich in te houden. Als blikken konden doden, was ik al zeventig keer vermoord, en uiteindelijk stond hij op en liep de kamer uit omdat hij anders het halve meubilair zou slopen. Hij sloeg de deur met zo'n klap dicht dat de scharnieren braken en de ramen in de woonkamer trilden in de kozijnen. Ik bleef geschrokken achter in de woonkamer. Pas na een paar minuten durfde ik me weer te bewegen. Ik liep stilletjes naar de deur en bekeek de schade. De scharnieren waren door de klap uit de muur getrokken, en hingen nou alleen nog aan de deur. Ik haalde de deur uit het deurkozijn en zette hem tegen de muur in de gang. Fantastisch, echt. Geweldig dat Louis altijd alles sloopte als hij kwaad was. Ik had zoveel zin om naar boven te gaan en hem verrot te schelden, maar het zou waarschijnlijk alleen maar meer ruzie opleveren en misschien nog meer kapotte meubels of deuren.

Dus ging ik op de bank zitten, staarde kwaad naar het kozijn waar zojuist nog een deur in had gezeten en zei tegen mezelf dat ik het heel volwassen aanpakte, omdat ik anders naar boven zou stormen.

Na een halfuurtje kwam Louis alweer naar beneden en liet zijn vingers langs het kozijn glijden. 'Het hout is aan het rotten.' Hij keek me aan en fronste toen hij zag dat ik hem kwaad aankeek. 'Daarom zijn de scharnieren eruit.'

'Of misschien, ik zeg zo maar wat, zou je jezelf een keer kunnen beheersen. Je hebt ook al een kast gesloopt.'

We staarden elkaar even aan, maar toen lichtte zijn gezicht iets op. 'Het komt vast door de Franse lucht, want thuis heb ik er nooit last van.'

Ik beet op mijn tong om mijn gezicht in de plooi te houden. Dit keer zou ik me niet gewonnen geven, en aangezien Louis dacht dat als ik zou lachen, alles weer goed was, bleef ik boos kijken. Hoe kinderachtig het misschien ook was. Louis gaf me verder geen aandacht en liep naar de keuken om eten te pakken.

'Ka je wafer op-effen?' vroeg hij met een mond propvol stokbrood - ik vond het knap dat hij nog geluid uit kon brengen. Hij keek om het hoekje van de keuken naar mij toen ik geen antwoord gaf en at zijn mond leeg. 'Kan je water opzetten?' herhaalde hij, maar ik gaf opnieuw geen antwoord. 'Goed, dan zet ik het zelf. Als het fornuis ontploft en er brand ontstaat, klaag ik jou aan.'

Ik hoorde hem een paar minuten kloten in de keuken, en daarna ging hij op de bank zitten met een stuk stokbrood en een glas water uit de kraan. Ik glimlachte - heel lichtjes en heel kort - voordat ik mijn gezicht weer in de plooi trok, maar Louis had het al gezien.

'Kom op Jenn. Je bent veel leuker als je lacht.' Ik beet op de binnekant van mijn wang omdat ik langzaam weer begon met glimlachten. Louis zette zijn glas water op het tafeltje en nam een grote hap van het stokbrood zodat hij opnieuw nauwelijks kon praten. 'Ik zieut wel.'

'Het is echt walgelijk als je dat doet.' Hij keek me uitdagend aan. 'Heb je nooit manieren geleerd?'

'Nee, en ik ben ook absoluut niet beleefd en eigenlijk kan het me ook niet zoveel schelen.' Hij glimlachte stralend en ik trok een wenkbrauw op. 'En wil je nou stoppen met heel de dag zo boos zijn?'

'Nee, want we zijn het nog steeds niet eens met elkaar en ik ben niet van plan om me er bij neer te leggen.'

'Dan kan je lang boos blijven, want ik laat je niet gaan.' We keken elkaar weer boos aan.

'Jij bepaalt niet wat ik doe. Als ik wil gaan, dan ga ik verdomme gewoon.'

'Je bent echt ongelofelijk.' Hij drukte zijn hand tegen zijn voorhoofd en zuchtte geïrriteerd. 'Je gaat toch niet naar een wildvreemd iemand omdat een ander wildvreemd iemand dat aan je vraagt?'

'Als je het zo zegt klinkt het heel dom.' zei ik handenwringend.

'Het is ook dom. Wanneer besef je dat nou eens.'

'Laat mij gewoon dom zijn als ik dat wil. Waarom maak je er zo'n probleem van?'

'Moet ik mijn antwoord van net soms herhalen? Wil je dat ik het even voor je opschrijf?'

'Je zou het permanent in je huid kunnen laten zetten.'

Hij keek me even verbijsterd aan en schoot toen in de lach. 'Zullen we voor vandaag stoppen met ruzieën? Alsjeblieft?'

'Nee, we zij-'

Hij legde zijn hand over mijn mond en keek me neerbuigend aan. 'We zullen het nooit eens worden.'

'Als -'

'Ik herken een verloren zaak wanneer ik er één zie.' zei hij luid, veel luider dan nodig was, met een zelfvoldane blik op zijn gezicht. Ik kreeg zin om hem van de bank af te duwen, dus dat deed ik ook.

Hij klapte tegen de tafel aan en stootte zijn glas water om, waardoor de vloerbedekking nat werd, maar dat kon hem niets schelen. Hij trok me in een vloeiende beweging van de bank en we worstelden een paar minuten voordat hij me op de grond duwde en bovenop me ging zitten om aan te tonen dat hij gewonnen had. Ik verwachtte dat hij na een paar seconden weer van me af zou gaan, maar hij bleef koppig zitten en maakte een buiging naar ontzichtbaar publiek.

'Ga van me af, idioot.' Ik probeerde hem van me af te duwen.

'Wat is het magische woord?' Hij keek me vrolijk aan.

'Louis.'

'Nee, vandaag is het chocoladepudding.'

Ik stopte met duwen en keek hem aan alsof hij zojuist iets in het Chinees had gezegd. 'Soms vraag ik me echt af wat er in jouw hoofd omgaat.'

Hij haalde zijn schouders op en ging op de grond zitten. 'Ik heb gewoon erg veel zin in chocoladepudding.'

'Jij maakt de magische woorden gewoon wanneer het je uitkomt.' Ik ging rechtop zitten en streek mijn shirt glad.

'Klopt.'

'Dat is niet eerlijk.' Ik sloeg mijn armen over elkaar.

'Ik bén niet eerlijk.' Hij deed mijn houding na en immiteerde mijn toontje. 'Gaan we dan nou stoppen met ruzie maken, voor de rest van de dag?'

'Misschien.'

Hij pakte mijn handen en hield ze stevig tussen de zijne. 'Dat zou heel, heel fijn zijn.'

'Ja, ja.'

'Ik meen het.' Hij trok een wenkbrauw op.

'Weet ik wel.' Ik wilde mijn handen los trekken, en hij liet het wonderbaarlijk genoeg nog toe ook.

'Hé.' Hij pakte mijn gezicht tussen zijn handen en keek me serieus aan. 'Ik hou van je, en ik wil niet dat jou iets overkomt.'

'Weet ik, ik hou ook van jou.'

Hij boog voorover om me een kus te geven, maar zijn lippen hadden die van mij nauwelijks geraakt voor hij opstond en naar het raam toe liep. Ik draaide me verbaasd om en keek toe hoe hij het raam zo ver mogelijk open schoof en naar buiten hing.

'Wat doe je?' vroeg ik, en ik keek pruilend zijn kant op omdat hij me niet gekust had, maar hij zag het niet.

Hij gaf niet meteen antwoord, maar bleef nog even uit het raam hangen. Pas toen hij weer naar binnen kwam en het raam langzaam had dicht gedaan, gaf hij antwoord. 'Het was niets. Ik dacht gewoon... Ik dacht dat ik iemand zag.'

'Oh?' Ik kwam overeind en deed een paar stappen in de richting van het raam.

'Maar het was waarschijnlijk de weerspiegeling.'

Desondanks bleef hij nog even naar buiten kijken, voor hij zich weer omdraaide en weer een glimlach op zijn gezicht toverde. Hij nam het me niet kwalijk toen ik voorstelde om de gordijnen dicht te doen.

**

De rest van de avond hadden we niet meer over het verzoek van de pastoor gepraat. We hadden een film op Louis' laptop gekeken. Hij had helaas bijna alleen maar horrorfilms meegenomen - hij vergat altijd dat ik daar niet van hield - en verder films die we al een stuk of zes keer hadden gezien. Daarom zongen we allebei afwezig mee met alle liedjes die erin voor kwamen en zeiden soms hele scènes na. Na de film deden we steen papier schaar om te bepalen wie de was moest doen, en toen ik had gewonnen ging Louis naar boven om te douchen en - zoals we op een heel volwassen manier besloten hadden - de was te doen. Ik sloot zijn laptop af en pakte een klein stuk stokbrood ondanks dat we heel uitgebreid gegeten hadden. Zodra Louis van boven riep dat hij klaar was, stapte ik onder de douche. Toen ik eronder vandaan kwam, had Louis de was allang gedaan. We keken nog een film en toen deze was afgelopen, was het bijna één uur 's nachts. Toch duurde het nog bijna anderhalf uur voor we naar bed gingen, want we bleven praten over allemaal onzin dingen.

Het voelde fijn. Het voelde vertrouwd. Ik vergat even alle dingen van de afgelopen week en even leek het of we gewoon thuis waren, in ons vertrouwde huis. Ik wou dat dit gevoel langer duurde, dat ik in het moment kon verdrinken. Dat ik voor altijd in Louis' armen kon blijven.

Maar uiteindelijk was ik degene die voorstelde om naar boven te gaan, en dat had ik nooit van mijn leven gedaan als ik had geweten dat ik nauwelijks een uur later wakker zou worden gemaakt door Louis. Hij tilde me op, met deken en al en hield me stevig vast, alsof hij bang was dat ik me los zou trekken.

'Tisser?'

Ik kon nauwelijks wat zien, en zag niet hoe bang hij keek. Ik hoorde het pas aan zijn stem. 'We moeten weg. Nu.'

Voordat ik iets kon zeggen, zag ik het feloranje licht van de vlammen op de muur van de slaapkamer dansen.

Fuck.

Fuckfuckfuckfuck.

Er was brand.

Continue Reading

You'll Also Like

58.5K 1.2K 42
hoi hoi ik ben liv ik ben 18 jaar oud. ik ben het zusje van Robbie. ik heb een vriend genaamd Milan we zijn nu een jaar samen. in dit verhaal vertel...
1.1M 17K 88
**VOLTOOID** "They say all good boys go to heaven, but bad boys brings heaven to you." Mijn eerste stap op het schoolplein van mijn nieuwe school is...
119K 1.2K 32
4 vriendinnen gaan op vakantie naar Ibiza en komen daar een hele leuke groep jongens tegen ( de bankzitters ) Ze horen dat ze in de zelfde villa zitt...
1M 12.9K 52
Raven is een doodnormaal tienermeisje, okΓ© doodnormaal kun je het niet noemen. We zullen zeggen een 18-jarig tienermeisje met een lichte obsessie vo...