Dag 5: Roodkapje

17 2 0
                                    

De volgende dag vult de geur van versgebakken koekjes jouw huis. Eindelijk zijn alle dozen leeg en opgeruimd. Buiten lijkt er een ware sneeuwstorm aan de gang te zijn en waar je eerder nog bedacht had om een wandeling te maken door het bos, kies je er nu toch maar voor om je weer in het boek van je grootvader te verdiepen. 

Op het moment dat je het boek weer in handen hebt, voel je dat iets je ervan weerhoudt om te gaan lezen. De verhalen van de voorgaande dagen staan nog vers in je geheugen. Deze hele week draait al om het boek van je grootvader. En hoewel je geniet van ieder woord wat je leest, weet je ook dat je met iedere bladzijde die je omdraait dichter bij het einde van het boek komt. Het boek mag dan wel dik zijn, maar een groot deel van de bladzijdes is leeg. Zoveel verhalen die nog niet geschreven zijn...

Met een diepe zucht laat je jezelf op de bank zakken en open je het boek. Naast je ligt een schaal met verse koekjes en je grijpt er snel een uit voordat je de titel van het volgende verhaal leest: "Roodkapje". 

Er was eens een lief klein meisje. Iedereen die haar zag hield heel veel van haar, maar misschien haar oma nog het allermeest. Haar oma gaf haar op een dag een rood, fluwelen mutsje en omdat het meisje deze altijd droeg, werd ze al snel Roodkapje genoemd. 

Op een dag zei Roodkapje's moeder: "Kom. Hier heb je een stuk koek en een fles wijn. Breng dit naar oma. Ze is ziek en dit zal haar goed doen. Ga er heen voordat het te warm wordt. Als je het dorp uit bent, ga dan niet van het pad af. Anders kan je vallen en breekt de fles en dan heeft oma niks." (Ja, dat was belangrijker dan het feit dat Roodkapje iets kon breken) "En als je bij haar binnen komt, vergeet dan niet om meteen hallo te zeggen en niet eerst rond te snuffelen."

Roodkapje beloofde haar moeder dat ze goed zou oppassen. Ze ging op pad. Oma woonde in het bos, een halfuur van het dorp vandaan. In het bos kwam Roodkapje de wolf tegen. Ze wist niet dat hij gevaarlijk was en ze was dan ook niet bang. De wolf vroeg waar Roodkapje heen ging en Roodkapje vertelde hem dat ze naar haar oma ging met koek en wijn, omdat haar oma ziek was. Toen de wolf vroeg waar haar oma woont, vertelde Roodkapje hem dat ook. 

De wolf liep nog een stukje met roodkapje mee. Hij wilde haar opeten, maar als hij slim was, dan kon hij ook haar oma opeten. Hij wilde Roodkapje afleiden en vertelde haar dat het een ontzettend mooie dag was. Er waren overal mooie bloemen, de vogels waren aan het zingen en overal kwam de zon door de blaadjes heen. 

Roodkapje keek om zich heen en bedacht zich dat ze nog wel een bosje bloemen kon plukken en dat ze dan nog wel op tijd zou komen. Dus dat deed ze. Ze ging van het pad af en begon bloemen te plukken. Iedere keer dat ze er één geplukt had, dacht ze dat er verderop nog een mooiere stond en zo liep ze steeds verder het bos in.

De wolf ging naar het huis van oma. Hij ging daar naar binnen door te doen alsof hij Roodkapje was. Hij sprong naar binnen en at de oma op. Hij trok daarna haar kleren aan, zette haar nachtmuts op en ging in het bed liggen. 

Roodkapje had ondertussen heel veel bloemen geplukt en toen ze r niet meer kon dragen, ging ze verder naar oma. Ze vond het vreemd toen ze daar aankwam en de deur open stond. Ze riep "goedemorgen", maar er kwam geen antwoord. Ze vond haar oma in het bed met haar muts over haar gezicht. 

"O, oma, wat heb je grote oren!" 

"Dat is om je beter te kunnen horen." 

Even kijk je op van het boek. Je ziet nog voor je hoe je grootvader de spanning opdreef bij dit stuk. De oren, de ogen, de handen... En uiteindelijk de grote bek. Je hebt hier zoveel rondjes gerend omdat je grootvader achter je aan zat terwijl hij deed alsof hij de wolf was.

"O, oma, wat heb je grote ogen!" 

"Dat is om je beter te kunnen zien."

"Maar, oma, wat heb je grote handen!" 

"Dat is om je beter te kunnen pakken."

"Maar, oma, wat heb je een gigantische grote bek!" 

"Dat is om je beter op te kunnen eten!"

De wolf had het nog maar net uitgesproken, waarna hij uit het bed sprong en Roodkapje in één hap opat. Toen de wolf geen honger meer had ging hij weer in het bed slapen. Hij snurkte heel hard. Zo hard dat de jager die voorbij kwam hem hoorde. De jager kwam naar binnen en vond de wolf. De jager, die al lang op zoek was naar de wolf, wilde de wolf doodschieten, maar bedacht zich toen dat de oude vrouw die hier woonde misschien wel door hem opgegeten was. Daarom knipte hij de buik van de wolf open. 

Uit het gat dat de jager had geknipt sprong Roodkapje en de oma tevoorschijn. Roodkapje haalde snel een paar grote stenen en die stopte ze in de buik van de wolf. Toen de wolf weer wakker werd (want blijkbaar worden wolven niet wakker wanneer hun buik wordt open geknipt) wilde hij wegspringen, maar de stenen waren zo zwaar dat hij viel en dood was (hij ging dood doordat hij veel, niet doordat iemand een gat in zijn buik had geknipt). 

Nu was iedereen blij. De jager nam de pels van de wolf mee, de oma at de koek en dronk van de wijn en Roodkapje dacht: "Zolang ik leef ga ik nooit meer van het pad af, zeker niet als mijn moeder zegt dat het niet mag."

Met een doffe klap sla je het boek dicht. Dit is een van de weinige verhalen die je grootvader ook echt heeft verteld zoals deze in het boek staat. Je vraagt je af of dit het favoriete verhaal van je moeder was, puur om de laatste paar woorden van het verhaal. 

Eind goed, al goed, zullen we dan maar zeggen. Je kijkt naar buiten, waar de storm lijkt te gaan liggen. Heel even lijk je een wolf aan de rand van het bos te zien staan, maar wanneer je knippert, is hij verdwenen. Je vraagt je wel af wat jij zou doen als jij de grote boze wolf zou tegenkomen in het bos. Laat het ons weten in de reacties! Probeer eens om te antwoorden in drabble-vorm (een verhaal van precies 100 woorden)! 


Het verloren sprookjesboek [Engagement Week]Where stories live. Discover now