H.27 "Dit is oorlog!"

Start from the beginning
                                    

Wolfsbane.

Het woordje schoot door mijn hoofd, voordat ik ineen klapte op de verhoging voor de tronen. Aan de voeten van de koning en koningin. Het verschrikkelijke geluid van de bulderende, maar compleet emotieloze lach van de koning was het laatste wat ik hoorde voordat het duister mij in haar greep nam.

Ik kwam bij door het gevoel dat ik door de gangen werd gesleept. Ik knipperde een paar keer fel met mijn ogen en nam mijn situatie in mij op. Mijn armen, even als mijn enkels zaten vastgebonden aan een ijzeren ketting. Een ketting waarmee ik door de donkere gangen werd gesleurd. En keek schuin omhoog naar de wandkleden. Ik herkende deze gangen, we waren niet heel ver van de troonzaal verwijderd en de richting waarin we opgingen... Nee. Nee! Dat was niet volgens het plan. Ik moest ze daar uitbreken, niet daar zelf ook achter die deur belanden! Ik begon wild aan de kettingen te trekken wat de wachter alleen maar irriteerde. Hij stopte met lopen, gaf mij een harde stomp op mijn neus waardoor hij hevig begon te bloeden. Een harde trap tegen mijn ribben liet mij naar adem happen. 'Ben je nu wel je vechtlust kwijt?' vroeg hij op een spottende toon. Ik ontblote mijn tanden boos naar hem. De wachter rolde geïrriteerd met zijn ogen en gooide mij vervolgens als een zak zand over zijn schouder. Dit liet de kettingen hard rinkelen. Het geluid liet mijn hoofd bonken. Zo erg zelfs dat ik er misselijk van werd.

Ik hing slap over de schouder van de wachter en keek toe hoe het bloed dat uit mijn neus liep een heel spoor achter liet. Ik was te zwak om iets te doen. Mijn hoofd tolde, iedere kleine beweging maakte mij misselijk en ik had nou niet bepaald energie nu ik alles wat ik had opgespaard eruit had gegooid tijdens mijn confrontatie met de koning. Nu ik er over nadenk... Dat had ik niet slim aangepakt. Ik had moeten weten dat hij dingen zou zeggen die mij zouden laten afgaan. Ik ben nou niet bepaald iemand die makkelijk over zich heen laat lopen, althans, niet meer.

De wachter stopte na een tijdje met lopen. En zelfs ondersteboven wist ik precies waar ik mij bevond. De warmte die de Elkaryij deur afstootte liet mijn wangen gloeien en het plasje bloed dat onder mij begon te vormen van het stilstaan opdrogen. De deur ging geluidloos open wat ervoor zorgde dat een koel briesje met een niet al te prettige geur mijn wangen streelden. 'Meekomen jij,' bromde de bewaker. 'Dan zou je toch echt zelf je voeten moeten bewegen, Maat. Ik hang als een zandzak over jouw schouder.'

De bewaker gromde boos waarna ik een harde klap op mijn kont kreeg. Nu was ik boos. Niemand raakt mijn achterste aan zonder mijn toestemming. Ik begon te wiebelen en te doen, wat hem alleen nog maar vervelender maakte. Hij pakte mij bij mijn middel vast en smeet mij als een voetbal bij ingooi de donkere, koude ruimte in. Ik hapte naar adem toen mijn rug de klap opving. De tranen sprongen in mijn ogen van de pijn die door mijn rug gevolgd door de rest van mijn lichaam schoot.

'Rhune!' 'Wolfje!' hoorde ik de stemmen van Kaltain en Gabbie in de verte in paniek roepen, gevolgd door het gekling van kettingen. Ik keek snakkend naar adem op naar de ineens heel groot lijkende gedaante die over mij neerboog. 'Vulir! Laat haar met rust!' riep Kaltain met een hese stem. Hees van het schreeuwen. De wachter die over mij neerboog maakte een onbeschoft naar Kaltain waarna hij mij bij mijn haren meetrok naar het houten paaltje in het midden van de ruimte. Ik schreeuwde het uit van de pijn bij mijn hoofd doordat mijn volle gewicht aan mijn haren hing en ondersteunde mijn haren zo vlak mogelijk bij de haargrens om de druk te verminderen.

Eenmaal aangekomen bij het paaltje werd ik ruw op mijn buik gerold en scheurde hij mijn shirt kapot. 'Oh, kijk nou,' zei hij lachend bij het aanschouwen van mijn littekens. Ik beet op mijn lip om niet in tranen uit te barsten. Ik moest sterk blijven. Ik moest sterk blijven. Een alpha is sterk. Ik ben sterk. 'Vulir!' riep Kaltain opnieuw zo hard als ze kon. Hopend mij te behoeden voor de pijn die mij te wachten stond. De pijn die ik maar al te goed kende. Een pijn waarvan ik hoopte hem nooit meer te voelen, maar het had geen zin. Ik wist dat het geen zin had.

TempusWhere stories live. Discover now