Hoofdstuk 18: Gelukkige verjaardag

56 9 0
                                    

Twaalf november was ik eindelijk achttien. Tot mijn opperste teleurstellen, voelde ik me niet anders dan toen één cijfer van mijn leeftijd nog m’n ongeluksgetal was geweest.

Ik voelde me hetzelfde als gisteren en de dag daarvoor en de dagen daarvoor: vervloekt. Ik bleef langer in bed liggen dan ik eigenlijk zou mogen op deze laatste schooldag van de week, maar het was mijn verjaardag dus ik deed het lekker toch.

Ik rolde tot aan de rand van m’n matras om een blik op Somner’s zandpot te werpen en liet m’n hand naar hem toe vallen. De koude lucht die me tegemoet kwam zette de haartjes op m’n armen recht en er schoot een vlaag van kippenvel over m’n hele jarige lichaam – ik kroop snel weer onder de lakens totdat ik mezelf écht niet langer kon toestaan me onder de dekens te verstoppen.

Maar opstaan is een getrek en gesleur – ik had écht geen zin in deze dag.

Het was koud voor de tijd van het jaar net zoals de zomer ongewoon lang en warm was. Ik wou dat het eindelijk sneeuwde zodat de ergste kou gebroken zou zijn, maar voorlopig niets dan aanvriezende regen op het menu ...

Ik schoof de zandpot weer op z’n normale plek en kleedde me aan: drie lagen om warm te blijven als ik straks tegen de valavond naar huis moest met de bus. Het zou al donker zijn dan, net als dat nu het geval was.

Ik deed alle lichten in m’n kamer aan – mijn bureaulamp, het nachtlampje en de gewone lamp – in de hoop dat het licht me kon doen ontwaken uit deze slome bui van levenloosheid waarin ik nu al weken vastzat.

In een verwoedde poging dit de laatste dag van mijn mini-depressie te maken, praatte ik op mezelf in tijdens het haren kammen: ‘Komaan Dahlia, je hebt jaren naar deze dag uitgekeken. Je bent volwassen nu, je kan gaan en staan waar je wilt. En je bent voor de komende tien jaar af van het-getal-dat-na-zes komt in je leeftijd.’

Maar terwijl ik m’n bruine haren – warrig na nog een woelige nacht met woelige nachtmerries – gladstreek, raaktr mijn humeur gewoon steeds meer in de knoop.

Langs de ene kant zou ik blij moeten zijn om nog te leven, nog een verjaardag te mogen vieren. Langs de andere kant zat de jongen aan wie ik dat te danken had weg te kwijnen in de onderwereld. Hij had dat even goed niet kunnen doen, mij redden bedoel ik dan. En ik weet nog steeds niet waarom hij het precies gedaan heeft. Waarom hij dit jaar besloot in te gaan tegen zijn goddelijke natuur en niet volgend jaar of het jaar voordien.

Waarom was ik hiermee belast? Waarom moest ik het schuldgevoel dragen dat ik leefde omdat hij zichzelf opgeofferd heeft? Waarom heb ik dit vergiftigde cadeau van hem gekregen?

Maar het was wél een cadeau, dat moest ik toegeven. Ik koesterde mijn ademhalingen en was dankbaar dat ik geen zand was, dat ik nooit zand moest zijn. Dat ik kon leven en sterven zoals normaal was.

Ik moest lachen met mezelf terwijl ik m’n boekentas klaarmaakte: ‘Normaal.’

Meestal voelde ik me alles behalve. Gestoord eerder. Een kop stampvol waanideëen.

‘Komaan, ik praat warempel tegen een pot zand!’ lachte ik mezelf uit. ‘En ik gebruik het woord warempel!’

“Ben je bijna klaar om te vertrekken?” riep Brodie toen de trappen op.

Hij was het niet gewend dat ik niet prompt om acht uur klaar stond om te vertrekken, dus zijn stiefvaderlijke bezorgdheid schemerde door zijn stem.

“Nog een minuutje”, riep ik terug. Ik zocht tussen de losse papieren in m’n schoolagenda naar mijn lessenrooster voor de dag en stopte de juiste boeken – hopelijk allemaal – nog snel in m’n rugzak. “Hier”, stopte Brodie traditiegetrouw een enveloppe met extra zakgeld en een lunchzakje in m’n handen op de ochtend van mijn verjaardag.

ZandWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu