Hoofdstuk 13: Training

48 5 0
                                    

De schooldag was vervelend en lang.

Ik kon niet wachten op het verlossende belsignaal dat me zou bevrijden van mijn aanwezigheidsplicht, zodat Brodie me zou komen oppikken met de Volkswagen en zodat ik snel weer bezoek zou krijgen van Somner.

Voor hem leek het even makkelijk als altijd om me te negeren, maar ik moest m’n ogen echt bevelen niet naar hem te zoeken op de speelplaats, niet naar hem te staren als ik hem vond op zijn vaste pad heen en weer ijsberend, handen in z’n zakken. Ik stelde mezelf tevreden met vluchtige blikken als Thanie even afgeleid was en merkte op dat er in de kleine grasperkjes rondom de speelplaats nu ook sporadisch een klaproos uit de grond sproot.

Thanie was druk bezig met twee vlechtjes in m’n haar te maken, maar ik beval haar ze weer los te maken voor het volgende lesuur begon. Hadden we echt nog vier lesuren te gaan? Iets in me hoopte dat hij me weer zou komen ontvoeren ... Dat ik nog een moment kon delen met de mysterieuze jongen met het gitzwarte haar dat ik zelf op hem geplakt had, zijn lengte die ik zelf had uitgerekend, zijn tegenzin om schoenen te dragen, zijn grijze ogen.

Het fascineerde me dat ik hen helemaal zelf geschapen had, tenminste wat het uiterlijk van de tweeling betrof. Hun doen en laten had ik helaas niet in de hand, anders kon ik domweg  ‘Hey Thanie, vermoord me niet alsjeblieft’ denken, en dan zou de kous af zijn.

En Somners ijsberen was evenmin iets van mijn fabricatie: het ergerde me nog steeds. Maar ik begreep zijn onrustigheid wel, veronderstel ik. Na ontelbaar veel jaren stond zijn leven nu voor het eerst op het punt om – als we in onze opzet sloegen - drastisch te veranderen.

Ik was evenzeer onrustig met nog maar vijf dagen over op de scheurkalender, maar dat uitte ik niet naar de buitenwereld toe en al zeker niet naar Thanie. Net voor de bel luidde, haalde ze haar lange, beringde vingers doorheen de vlechtjes en viel m’n haar weer stijl naar beneden zoals het dat van nature deed.

Die avond zat ik weer op m’n vaste wachtplekje. Na een uur heen en weer draaien zonder verschijning van Somner, voelde ik me als een idioot en besloot ik dat ik heus wel iets anders kon doen tijdens het wachten – als hij überhaupt al langskwam vandaag.

Ik legde me op bed en zette mijn muziekspeler op ‘willekeurig’, niet in een specifieke muziekbui. Ik was al halverwege doorheen m’n liedjesvoorraad en moest m’n ogen bijna opentrekken om niet in slaap te vallen toen hij eindelijk arriveerde.

Ik schrok maar verborg dat snel met een opmerking: “Je bent laat vandaag”, zei ik alsof het me weinig kon schelen – m’n koptelefoon nog steeds rond m’n oren. Natuurlijk wou ik niet dat hij doorhad dat ik zielig op hem zat te wachten.

Hij keek schuins naar de zwarte koptelefoon op m’n hoofd en gebaarde of hij het eens mocht bekijken. “Ik heb je hier al mee zien rondlopen op school”, zei hij terwijl hij het ding in zijn handen ronddraaide en langs alle hoeken bekeek alsof het van een andere planeet kwam. Ik was compleet verbaasd, niet omdat hij zo gefascineerd was door iets banaals als een koptelefoon, maar wel omdat hij me ooit had opgemerkt tussen de honderden andere – veel opvallendere en opmerkelijkere - K.A.T.ers. Al helemaal aangezien Somner zijn ogen doorgaans strak op de grond hield en met zijn vaste ijsbeerroute vermeed om zich in de menigte te wagen.

“Het is een hoofdtelefoon. Voor muziek”, verklaarde ik een beetje aarzelend toen hij er maar naar bleef kijken in plaats van ernaar te luisteren.

“Ja, dat weet ik wel”, zei hij zonder opkijken. Ik stond op van m’n bed en nam mijn koptelefoon uit zijn handen, rekte me zo lang uit als ik kon om hem die op zijn onder haar bedolven oren te zetten - maar ik was nog steeds niet groot genoeg. Somner boog een beetje voorover en ik duwde op ‘play’. Hij trok voor zijn stoïcijnse doen gekke gezichten terwijl de seconden en minuten op mijn muziekspeler verder tikten.

ZandWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu