Hoofdstuk 2: Thanie

137 8 0
                                    

“Dahlia, Dahlia!”

Thanie had van de seconde dat ze arriveerde op het Koninklijk Atheneum Trechterlee veel bekijks, zoals dat gaat met nieuwelingen en zeker met meisjes die eruit zien alsof ze recht uit een mannenblad gesprongen zijn. Ik zwaaide terug naar haar enthousiaste verschijning - onder veel belangstelling van de rest van de studenten voor de schoolpoort. Je zag hen denken: ‘Wat doet zij met haar?’ Ik schepte er een kinderachtig genoegen uit.

Thanie droeg meer make-up dan gisteren en torenhoge hakken die haar minstens een meter achtentachtig maakten. Een groepje jongens uit ons jaar staarde haar aan als ware ze een godsgeschenk dat de saaie dagen in het K.A.T. eindelijk zou opleuken.

Wie weet hadden ze wel gelijk.

De jongens staken hun interesse niet onder stoelen of banken en floten goedkeurend terwijl we voorbij liepen, arm in arm – haar idee, niet het mijne. Thanie negeerde hen. Ze was dit soort mannelijke aandacht vast meer dan gewend. Ik niet, en hoewel ik wel wist dat het niet op mij gericht was, bloosde ik.

We liepen richting speelplaats en ik toonde haar het met graffiti bespoten bankje waarrond de meeste zesdeklassers tijdens de pauzes samentroepten, me snel loshakend uit haar magere arm. Opnieuw veel starende blikken. Ik voelde me dubbel blozen in haar plaats – ik zat hier al zes jaar op school maar nog nooit had ik zoveel aandacht gekregen als vandaag.

Een deel van me verlangde terug naar mijn onzichtbare identiteit, maar een ander deel moest toegeven dat ik Thanie’s gezelschap niet onaangenaam vond. Op het eerste zicht was ze nochtans exact het soort van meisje dat ik verfoeide. Correctie: het soort van meisje dat mij zou verfoeien. Komt op hetzelfde neer.

“Thanie en Dahlia”, zong ze. “Dat zijn nou toch echt twee namen die je in één adem zegt, niet? ‘Thanie en Dahlia, zwijgen!’”, deed ze een boze mannelijke stem na, als een berisping van een hypothetische leerkracht. “Dat gaan we vast nog veel moeten horen dit schooljaar.”

Ik lachte en benadrukte dat we in de les van mijnheer Verveen toch maar beter écht konden zwijgen, tenzij we onze naschoolse uren graag in de strafstudie doorbrachten.

“Ach, dan schrijven we briefjes.”

Haar bereidwilligheid om mijn vriendin te worden maakte me ietwat ongemakkelijk. Haar frequente aanrakingen al helemaal. We waren zo verschillend: ik klein en doodgewoon, bruin haar in een lange paardenstaart en afgedragen schoenen van vorig schooljaar. Zij groot en zelfverzekerd in het lichaam van een volwassen bikinimodel en van kop tot teen in designerkledij gehuld. Ik verlegen en sarcastisch, zij speels en vrolijk. Ze zou één van die mensen moeten zijn die niet bij me gezien wou worden.

Het populaire kliekje van Evy zou haar maar al te graag rekruteren straks, daar was ik zeker van. Ze zouden haar met haar wereldse air waarschijnlijk zelfs prompt bombarderen tot kliekleidster. Ik bereidde me dan ook voor op de zeer reeële mogelijkheid dat Thanie daar al even graag op in zou gaan. Het was gewoon dat ze hier niemand kende behalve het halfgare meisje dat gisteren in d’r tuin opdaagde.

Ze had iemand nodig om die onwennige eerste dag door te komen, meer niet.

“Waar is Somner eigenlijk?” vroeg ik toen er een korte stilte viel.

Ik voelde haar d’r schouders tegen me ophalen: “Who knows, who cares.”

De bel ringde en de leerlingen protesteerden met een collectief gekreun dat ze weer naar binnen moesten – amper de vierde schooldag maar al bijna evenveel tegenzin als in de laatste week van juni. En toch had ik het gevoel dat dit jaar anders zou worden.

Helemaal anders.

Natuurlijk zat ze naast me die eerste drie uren, op de stoel links van me die doorgaans leeg bleef. Zo nu en dan werd de zitplaats ingevuld door mijn semi-vriendinnen Dorinne en Lieve, maar meestal: leeg.

ZandWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu