🌕17

3 1 0
                                    

Wie had dat ooit gedacht, dat ik, Lily Houtkooper, nog eens een bezoekje zou brengen aan het sprookjesachtige Venetië, alleen met mijn jongere broer. Onze ouders hadden nooit veel geld gehad en een vakantie naar Italië konden ze zich dus niet veroorloven. Maar hier zaten we dan, weliswaar niet door middel van een vliegtuig, maar door een half demonische, zevenhonderd jaar oude vrouw met brandend haar naar onze bestemming geteleporteerd. Deze vrouw had ons achtergelaten op een bankje in een plantsoen., met de boodschap dat zij een ontmoeting met het hoofd van het Instituut van Venetië zou regelen. Ze had nog wat 'connecties' hier.
"Hoeveel heeft dit tripje ons gekost?", vroeg ik bezorgd aan Demian.
"Niets. Het zat bij de prijs inbegrepen die we de eerste keer hebben betaald."
"Serieus?" Dat was niets voor een hoge heksenmeester.
"Ja, ze zei: jullie hebben me betaald om jullie te helpen bij het weerstaan van de bloedwolfmaan, dit hoort daar ook bij."
"Oké!" Die empathische redenering had ik dus niet achter Nova gezocht. Misschien moest ik wat minder snel oordelen over mensen met brandende hoofden.

Een kerkklok sloeg in de verte twaalf uur en luidde de dag van 15 januari in. Het geluid zweefde spookachtig naar ons toe over het stille, donkere water van de grachten.
"Nu ben ik precies een jaar een vampier", mompelde ik meer tegen mezelf.,maar Demian met zijn bovennatuurlijk scherpe gehoor, reageerde meteen.
"Wanneer ga je het me nou eens vertellen, zus? Hoe je precies veranderd bent."" Die vraag had hij al een hele tijd niet meer gesteld, sinds onze ontdekking van de komst van de bloedwolfmaan niet meer.
"Dat is geen fijn verhaal hoor."
"Maar je had me beloofd dat je het me ooit zou vertellen."
"Ooit ja, dat kan ook over driehonderd jaar zijn."
"Doe niet zo flauw, en weerwolven zijn trouwens niet eens op die manier onsterfelijk."
"Dat is waar", zei ik peinzend.
"En hoe ik veranderd ben is ook niet echt fris of zo, en jij was daar zelfs bij..." Hij keek me aan met een strakke, vastberaden blik. Demian was nu ook al een behoorlijke tijd een weerwolf, bedacht ik me. Hij had al best veel duistere dingen gezien en was dapper genoeg geweest om zijn roedel te verraden om zo een ramp te voorkomen. Hij was weldegelijk klaar voor de waarheid. En was dit nu niet precies het juiste moment? Een jaar na de gebeurtenis, in een stad waar we beiden nooit eerder geweest waren? Ik haalde diep adem.
"Oké, goed, ik zal het je vertellen."

Ik was dronken geweest die fatale nacht. Als ik mezelf tijdens dat wilde feest van mijn vriendin Laura wat meer had bedwongen, was het waarschijnlijk nooit gebeurd. Maar, hoewel ik meestal een brave scholiere was, kon ik af en toe een losbol zijn. Vooral als ik de volgenende dag niet naar school hoefde en geen andere verplichtingen had, vond ik het heerlijk me over te geven aan een uitbundig feest. Het was al over elfen, ik had de avondklok gemist. Daarom koos ik de snelste fietsroute naar huis, door de binnenstad en via de Wallen, waar het rond dit tijdstip juist erg druk was. Ik was als een idioot aan het slingeren op mijn weg naar huis, en het begon al snel mensen op te vallen. Vooral de mannen begonnen te wijzen en sommigen floten. Het hoge, doordringende geluid sneed pijnlijk schel door mijn benevelde geest, terwijl ik als een vogel op de vlucht probeerde te ontsnappen aan hun aandacht. Daardoor begon ik alleen nog maar meer te slingeren. Het was een man van rond de dertig geweest die plotseling voor me opdoemde. Zijn ogen waren groot en hongerig, zijn handen strekten zich naar me uit. Waarschijnlijk was hij nog zo'n veertig meter bij mij vandaan, maar mijn door drank aangetastte inschattingsvermogen haalde hem veel dichter bij. In paniek gaf ik een ruk aan het stuur en mijn fiets zwenkte nar links en kwam voor een rijdende tram terecht. Het eerstvolgende dat ik me herinner, was het gezicht van Loïs, ik wist toen natuurlijk nog niet dat ze zo heette, vlak bij het mijne. Té vlak bij. Ze dronk van me, maar ik voelde niets. Het was net of ik geen lichaam meer had.
"Rustig maar, ik zorg dat je het overleeft", zei ze, en toen liet ze mij iets drinken. Versuft, ik was al half weg, deed ik dit. Ik had niet eens door dat het haar bloed was, dat ik gulzig door mijn keel liet glijden.

"En toen werd ik wakker als vampier, onder de modder en met een ongelofelijke bloeddorst", eindigde ik mijn verhaal. Demian staarde me gefascineerd aan, maar zonder de afschuw in zijn ogen waar ik zo bang voor was. Hij kon het idee dat zijn zus op een druppel na dood was geweest blijkbaar prima aan. Omdat ik al dood ben, ondood, zei een geniepig stemmetje in mijn hoofd.
"Ik ben blij dat ik het nu weet, echt", was het enige dat hij ten slotte zei. Een flakkerend licht sneed door de duisternis en viel over ons heen. Nova was teruggekeerd.
"Goed nieuws, we kunnen terecht bij het hoofd van het Instituut, vannacht nog!"

Onder de bloedwolfmaan (#Wattys2019 winnaar)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu