chapter 16 tinwe pov

19 0 0
                                    

Als ik wakker word merk ik dat ik in een verlaten huis zit. Het is pikkedonker dus meer kan ik niet zien. Ik lig vastgebonden aan een paal. Al mijn botten in mijn lijf doen pijn. En alle spieren zijn gescheurd, zo voelt het. Dan gaat de deur ineens open. Ik zie een soort van wezen mijn kamer binnenlopen, maar meer zie ik niet door het licht dat zo fel is. De Ra’zac zet een bord met eten neer, althans het moet eten voorstellen, maar het lijkt meer een hoopje modder met klonten. Maaja, ik moet wel eten. Ik heb het gevoel alsof ik hier al dagen zit en nog niets heb gegeten. “hoelang was ik buiten westen?” “jij wasss meer dan 1 week bewusssteloosss. Maar nu niet meer dusss is zou eten alsssssss ik jou wasss.” De Ra’zac verdwijnt in de deuropening en het donker omsluit me weer. Het is een akelige sfeer. Het is niet het soort donker waarin je zegt dat je je veilig voelt. Dit is kil donker. Met alleen maar bange emoties en angst. Dan val ik in slaap. Zonder een hap gegeten te hebben.
Ik zit hier nu al een week of 2 en nog steeds heb ik Meathr niet kunnen zien. Hij leeft nog. Dat weet ik wel. Ik voel zijn bewustzijn, maar als ik contact wil maken lukt dat op de een of andere manier gewoon niet. Ik kijk vlak voor me uit, haal rustig adem en ontspan me. Ik maak me klaar voor een enorme inspanning om te proberen om Meathr te bereiken. Ik rijk naar mijn binnenste en voel de energie door mijn aderen stromen. Dan laat ik het los. De kracht is zo overweldigend dat ik me even wankel voel, maar als ik mijn evenwicht weer heb gevonden gaat het weer beter. Ik stuit eerst tegen de barrière waar ik steeds tegenaan bots. Met al mijn inspanning weet ik die te doorbreken. Een golf van blijdschap gaat door mij heen, samen met een golf van vermoeidheid maar die negeer ik. Langzaam maar zeker dring ik in de geest van Meathr binnen. “jeetje, Meathr, ik dacht dat ik je nooit meer zou spreken! Waarom kon ik niet in jou geest komen?” “dat komt omdat de Ra’zac daarvoor gezorgd hebben, maar jij bent toch sterker! “ “we moeten hier weg, ik voel me niet echt veilig hier. Kun je een beeld van de omgeving naar mij sturen? Dan weet ik waar in aan toe ben. En kan je mij een beeld van het huisje zenden waar ik in gevangen zit?” “is goed, komt eraan.” Ik zie ineens beelden voor mijn ogen met het dorpje, het ziet er oud en verlaten uit en de huizen zijn bijna allemaal platgebrand, behalve vijf. In de derde zit ik gevangen. Ik voel aan mijn handboeien en merk dat die met gewoon stevig touw zijn vastgemaakt. Aegnor. Ik spreek het uit en voel de energie van mijn handen afspatten. Allemaal vlammetjes vallen van mijn handen op het touw, dat bijna onmiddellijk doorbrandt. Ik sta op en wrijf mijn polsen even. Ik beweeg mijn vingers en loop behoedzaam naar de deur. De vlammetjes vliegen nog steeds van mijn hand af. Ik doe de deur voorzichtig op een kier en kijk naar buiten. Ik zie helemaal niets, maar ik blijf oplettend. Ik loop naar buiten en zie eigenlijk gelijk Meathr in het midden op het plein aan een fontein vastgebonden zitten. Met de vlammen nog steeds vallend van mijn polsen ren ik naar hem toe. Ik hoor een diep vertrouwd gerommel in zijn borstkas en ik brand snel ook zijn touwen door. Nu klim ik zachtjes op zijn rug en samen vliegen we weg. Ik wilde dat mijn vriend, Brom , nu nog leefde. Hij was vast trots op me geweest. Hij vertelde altijd zo mega enthousiast over de draken en de Rijders, het leek wel alsof hij alles gewoon zelf had meegemaakt. Maar daar ga ik later wel over door. We hebben nu geen tijd te verliezen. Ik had de magie los gelaten en de vlammen gingen weg. Ik klom op Meathr’s rug en samen vlogen we weg, de zwarte nacht in. Ik hoorde in de verte een van de Ra’zac nog schreeuwen, maar dat was al ver weg.

We vlogen 2 dagen. Toen de derde dag aanbrak werden we wakker in het bos op een open plek. Ik zag een vrouw haar handen wassen aan de overkant van het riviertje. Ze had ons nog niet opgemerkt, wat natuurlijk wel vreemd was want er lag een draak naast me. “hallo, weet u waar wij zijn?” de vrouw keek op en kreeg grote ogen toen ze Meathr zag. “mijn kind toch! Kom maar mee. Ons hele dorp is verwoest en samen met een paar andere verwoestte dorpen lopen wij richting de Beorbergen op weg naar de Varden. Wij willen niet meer onder het bewind van Galbatorix leven. Ik denk dat jij daar ook naartoe wilt gaan. Galbatorix en zijn leger zijn aan het verzamelen voor Farthen Dur en wij willen meestrijden aan de kant van de Varden.” We gaan mee.” We liepen de vrouw achterna en toen we over de struiken opzij duwden zagen we een kamp van minstens duizend man. Ik keek mijn ogen uit. We liepen door het kamp en zagen de mannen met het zwaard oefenen en de vrouwen wassen. De vrouw bracht mij naar de leider van het kamp. Iedereen week uiteen voor Meathr en mij en we zagen sommigen zelfs buigen. Toen we bij de leider aankwamen boog ik een keertje terwijl d man zijn ogen uitkeek naar Meathr. Hij was de laatste tijd ook wel heel erg gegroeid. “meneer, zou u zo vriendelijk willen zijn ons mee te laten rijzen naar de Varden?” “maar natuurlijk kind! Als Rijder moet u natuurlijk ook een zwaard en een harnas hebben. Maar eerst moet u uitrusten. Ik laat wel een tent voor u opzetten.” “nee, dat hoeft niet, ik slaap wel gewoon bij Meathr.“ de man keek eerst verbaasd maar daarna bleek hij het te begrijpen. Ik liep naar een plekje aan de rand van het kamp en ,Meathr liet zich daar neervallen. ik liet me tegen zijn warme buik zakken en samen vielen we in slaap.
Toen ik wakker werd keek ik slaperig om me heen. Ik zag aan de rechteruithoek van het kamp een stelletje zitten die elkaar verliefd aankeken. Ik kreeg een brok in mijn keel en keek snel een andere kant op, ik dacht weer aan Eragon. Hij zou er nooit achter komen wat ik voor hem voelde. Er kwamen tranen in mijn ogen.” gaat het wel kleintje? Ik weet dat je het moeilijk hebt. Maar je moet de moed erin houden. Vroeg of laat vind je hem weer en dan zeg je het tegen hem. “ maar straks zie ik hem nooit meer terug. Het Rijk is zo groot. Ik kan Eragon daar moeilijk gaan zoeken. “zeg dat niet, je liefde voor hem zal je naar hem toe leiden. We gaan hem vinden.” In de laatste zin hoorde ik zo’n zelfvertrouwen en moed dat de bijna uitgedoofde vlam in mijn hart weer flink ging branden. De vlam werd nog groter met de gedachte aan Eragon. Ik stond op en liep een beetje door het kamp heen. Totdat ik een geluid van schreeuwende mensen hoorde. Ik draaide me om en zag dat we waren omsingeld door soldaten. Veel soldaten.

like you could change me (Eragon)Nơi câu chuyện tồn tại. Hãy khám phá bây giờ