Hoofdstuk 6

794 48 3
                                    

Ik word wakker met buikkrampen, die me het bed uit jagen voordat mijn wekker dat kan doen. De zon is nog niet eens op als ik op de grond ligt, de kramp vervloekend. Fijn, het is weer die tijd van de maand.

Als ik mezelf er eindelijk toe heb gezet om van de grond af te komen, schiet ik snel onder de douche, kleed me aan, neem iets in tegen de pijn en stommel de trap af. Lenig spring ik over de onderste trede af, wat een pijnscheut door mijn onderbuik kost.

Tante Muriël kijkt verbaast op als ik met een chagrijnig hoofd de keuken binnen kom en een kom vul met mijn lievelings cornflakes. 'Waar heb jij last van?' Ik brom iets onverstaanbaar en gooi een scheut melk in de kom. Met mijn mond vol ga ik aan de eettafel zitten en bekijk het boek dat Muriël op de tafel heeft laten liggen.

Ik voel hoe ze me aan het observeren is terwijl ik eet. Eerst probeer ik het te negeren en te doen alsof ik in het boek zit, maar na een paar stille minuten word ik rusteloos. 'Wat?' snauw ik bijna.

Ze draait zich argeloos om en richt zich weer op de groenten die ze in weckpotten aan het doen was. Veel groenten verbouwen we zelf, omdat dat veel goedkoper is dan ze vers halen in de supermarkt, en wecken ze dan voor later, als de oogst minder is. 'Niks, lieverd. Ik hoop dat een van de wolven je heeft verteld dat je sneller onbewust transformeert als je boos of verdrietig ben?'

Grommend stop ik nog een lepel cornflakes in mijn mond. 'Ik zal het onthouden.' Als "een van de wolven" voel ik me aangevallen als ze dat op die manier zegt. Alsof ze van ons walgt, of ons raar vind. Het is niets nieuws voor haar; haar zus was ook een weerwolf.

Ik zet mijn lege kom op het aanrecht en pak een appel uit de schaal op tafel. Muriël wacht op haar dagelijkse gedag, een kus op haar wang en een zwaai, maar ik loop haar straal voorbij en sla de voordeur achter me dicht als ik mijn rugzak heb gevonden in de hal.

Met hangende schouders loop ik richting school. Ondanks dat ik de hele nacht heb geslapen, voel ik me moe en futloos. Ik zie er tegen op om weer naar de les te gaan, de laatste plek op aarde waar ik wil zijn. Claudine en haar groepje zullen me vast gemist hebben.

Als mijn pad naar school insla, zie ik Nathan tegen een boom staan. Hij glimlacht en zet zich af als ik dichterbij kom. 'Goedemorgen, Ruth. Jij ziet er vrolijk uit.'

'Goedemorgen, Nathan.' imiteer ik hem met een uitgestreken gezicht. 'Ik heb gewoon last van een maandagmorgen gevoel. Dat trekt later wel weer weg.' Hij komt naast me lopen en kijkt geïntresseerd toe hoe ik mijn rituelen uitvoer. Ik zwenk van de ene kant van de weg naar de andere kant, laat mijn handen over de boomstammen glijden die ik zie als groot rond doelwit.

Als ik even op een dikke boomwortel die door het asfalt is gebarsten blijf staan grijnst Nathan. 'Hoe lang doe je dat al? Die dwangneuroze?'

Ik haal mijn schouders op en loop verder. 'Al sinds mijn ouders dood zijn. Mijn psychiater schoof het af op het houden van controle, omdat ik geen controle had over de dood van mijn ouders. Ik geloof hem niet echt.' 

Langzaam komt de school in zicht. Ik kreun en ga langzamer lopen. 'Heb je zo'n hekel aan school?' Er ligt een geamuseerde, maar harde uitdrukking op mijn gezicht. 'Zo erg is de lunch toch niet?'

'Dat is het niet.' We lopen langs de groepen leerlingen die zich voor de school hebben verzameld. De bel gaat over een paar minuten en ik wil bij het lokaal zijn voordat de stroom me mee neemt. 'De chearleaders mogen me gewoon niet.' Er glijd een ironische glimlach over mijn gezicht. 'Eigenlijk mag niemand me.' 

Nathan houd me staande. 'Ik mag je. De rest van de roedel mag je.' Hij komt dichterbij en verlaagd het formule van zijn stem. 'Kom anders vanavond met ons mee. We gaan jagen.' De bel gaat. 'Denk er nog maar over na. Negen uur, mijn huis.' Hij schenkt me een glimlach en loopt dan zwaaiend weg. Ik zwaai kort terug en haast me dan naar boven, voordat ik verdrink in een zee van tieners.

HellehondenWhere stories live. Discover now