Hoofdstuk 1

745 51 2
                                    

Ik staar mijn schuin lopende dak en tel de gaten in het hout. Van links naar rechts en terug. Zesendertig in totaal. Hoe vaak heb ik ze wel niet geteld? Ontelbare keren.

Mijn slaapkamer deur gaat open en ik verstop me onder mijn dekens. Het is Muriël, mijn tante en mijn voogd. Ze hinkt naar mijn raam en gooit de gordijnen open. 'Wakker worden. Je komt nog te laat op school.' Ze doet het raam een stukje open terwijl ik kreun en mijn ogen dichtknijp tegen het zonlicht. 'Moet ik die luiwammes elke ochtend uit bed schoppen. Mijn been gaat er nog eens aan.'

Tante Muriël loopt mank. Ze zegt dat ze als kind door de hond van de buren is gebeten en daardoor nu pinnen in scheenbeen heeft zitten om te kunnen lopen. Ik duw mezelf iets te snel omhoog, waardoor er een pijnscheut door mijn hoofd gaat. 'Ik heb hoofdpijn.'

'Nog steeds?' Mijn tante komt naar me toe en legt haar koude op mijn voorhoofd. 'Je voelt warm aan. Straks ben je nog ziek op je verjaardag.' O ja, nog iets. Over precies een week word ik zestien. Voor de meeste kinderen betekend dat je rijbewijs halen, drinken, je eerste keer en nog een paar dingen die voor mij totaal onbereikbaar zijn. Ik skip mijn verjaardag liever, zoals ik elk jaar doe sinds.. het ongeluk.

Ik vraag of ik niet thuis mag blijven, maar tante Muriël schud resoluut haar hoofd. 'Je neemt maar een aspirientje in. Volgens de directeur van je school verzuim je te veel uren.' Misschien komt dat omdat iedereen op school me haat? Maar tante Muriël in onverbiddelijk. Ik moet gewoon naar school.

Vijf minuten later sta ik voor mijn kast mijn haar te kammen. Tachtig procent van mijn kastinhoud zijn afdankertjes die ik van mijn tante heb gekregen. De rest heb ik uit de uitverkoop.

Ik pak een spijkerbroek waar een gat in zit en een trui die veels te wijd zit. Ik trek mijn afgetrapte grijze Converse schoenen aan, die ik al drie jaar heb maar ze zitten nog steeds verdomd lekker.

Ik werp een blik in de spiegel aan de binnenkant van mijn kast. Schouderlang bruin haar, bruine ogen en een bleke huid. Gewoon een andere manier tussen vele. Ik val niet op tussen de rest. Niet dat ik dat wil, maar ik zou wel eens ergens de beste in willen zijn. Dat is veel fijner dan met je hoofd in een prullenbak eindigen..

Met mijn rugzak om mijn schouders loop ik de trap af. Eén, twee, drie. Op de één na laatste trede blijf ik staan. Toen ik hier kwam wonen kraakte de onderste trede zo erg dat je dacht dat je er door heen zou zakken. Nu is de plank wel vervangen, maar nog steeds spring ik er met een zwaai overheen.

'Straks zak je nog door de vloer.' klaagt tante Muriël vanuit de keuken als ik met een bons neerkom. Ik rol met mijn ogen en loop richting het gekletter van pannen.

Ik plof neer op mijn vaste plaats aan de keukentafel en kijk naar tante Muriël, die achter het fornuis staat. Als ze mijn hongerige blik ziet zucht ze. 'Je eet me nog eens arm.' Ze schept een ei op mijn bord. Ik pak een stuk toast en leg het ei erop. Heel voorzichtig snijd ik de randen ei die over de toast hangen eraf.

Mijn tante neemt me in zich op. 'Ik ga je echt naar een psychiater sturen.' mompelt ze. Een beetje gestoken neem ik een hap van mijn toast. Tante Muriël wijst naar het hangertje om je nek. 'Dat ding ziet eruit alsof het elk moment uit elkaar kan vallen. Is het niet tijd om het ergens op te bergen?'

Ik pak het hangertje van Nan stevig vast en schud grommend mijn hoofd. Geen haar op mijn hoofd dat ik die ketting ga afdoen. Het is het enigste wat ik nog van Nan, en mijn ouders heb.

Nan is een paar jaar geleden plotseling overleden. Nadat mijn ouders vermoord werden begon ze te dementeren. Na drie jaar herkende ze me amper. Ze wist op begeven moment niet meer dat haar zoon was overleden.

Drie toasten verder sta ik op, zet mijn bord in de gootsteen en druk een kus tante Muriëls wang. 'Waag het niet om eerder thuis te komen.' Als ze mijn vertrokken gezicht ziet legt ze een hand op mijn wang. 'Lieverd, ik weet dat het niet leuk is, maar je moet je erdoorheen slaan. Dit jaar doe je examen.' 

Ik recht mijn rug en krijg weer wat meer moed. Nog een paar maanden... 

Met mijn rode sjaal omgeknoopt stap ik naar buiten. De herfst komt eraan en het is al koud voor deze tijd van het jaar. Ik trek mijn jas dicht tegen me aan.

Omdat we van een uitkering leven hebben we geen geld voor een auto of een fiets, maar ik woon dicht genoeg bij school om er gewoon heen te lopen. 

Onderweg rijd een groep tieners op de fiets langs me. Eentje, een jongen met een lippiercing, rijd bijna over mijn voeten. Ik spring net op tijd weg. De hoge lach van het meisje dat bij hem achterop zit zorgt ervoor dat ik mijn ogen neer sla. 

Ze rijden me voorbij, lachend. 'Wc-pot!' schreeuwt eentje me na. Ik duw mijn gezicht in mijn sjaal en sla een pad in dat niet veel word gebruikt door leerlingen. Elke dag hetzelfde pad, dezelfde bomen waar ik mijn vingers langs haal. Ik zou niet weten wat er zou gebeuren als één van mijn wegen zou worden afgesloten door wegwerkzaamheden. 

School is een hel, alweer. Na het eerste uur beland mijn hoofd al in een wc, alleen maar omdat ik naar Claudine's, de grootste slet van de school, vriendje keek. Ze laten me achter in het wc hokje. Ik kokhals door de stank van het wc water. Je zou denken dat ik dit na zoveel keer wel gewend ben, maar het is elke keer weer een kwelling.Gelukkig is mijn trui niet heel nat geworden.

Ik haal een stapeltje papier uit de houder en begin mijn haar droog te wrijven. Een groep meisjes op torenhoge hakken komt de toiletten binnen. Als ze mij zien vallen ze stil en lopen ze starend naar de achterste twee wasbakken. Ik probeer ze te negeren en concentreer me op mijn haar. 

De meiden werpen me steelse blikken. Ik klem mijn kaken op elkaar en wrijf ruw over mijn haar. Als eentje het waagt om subtiel naar me te wijzen smijt ik de doekjes in de gootsteen. 'Wát?' Ze kijkten me geschrokken aan. Zelf deins ik ook achteruit. Snel grijp ik mijn tas en ren de wc's uit. 

Op dat moment gaat de bel en de gang stroomt leeg. Het schelle geluid laat de hoofdpijn weer terug komen. Ik druk een hand tegen mijn hoofd en tast ondertussen naar het flesje water in mijn tas. 

Mijn tas glipt uit mijn handen en ik kniel op de grond om alles er in te schuiven. Als ik weer opsta met het flesje water in mijn handen zie ik dat Nathan Grey naar me staat te kijken. 

Nathan Grey is iemand die populair is en tegelijk ook weer niet. Hij wijst ieder meisje dat op hem durft af te komen af en staat bekend als volkomen onbereikbaar. Ieder meisje hunkerd naar hem, omdat hij niemand wilt. Logica.

Zijn lichtblauwe ogen staren me aan en lijken te gloeien. Spontaan worden mijn wangen rood. Ik slinger mijn tas een beetje klunzig om mijn schouder en spurt naar de les.

HellehondenWo Geschichten leben. Entdecke jetzt