Horace bereikte later dan hij had gewild het zijpad. Maar hij had dan ook een onverwachte stop gehad onderweg dus heel erg vond hij het niet. Hij at nog wat en ging daarna slapen. De volgende ochtend stond hij net als altijd vroeg op en liep het zijpad op. Het was een duidelijk maar gevaarlijk pad. De weg was smal en een valpartij kon erg snel gebeuren. En hoe lager hij kwam, hoe meer struiken en begroeiing er was. Horace moest al snel om doorstruiken heen klimmen wat de tocht extra gevaarlijk maakte. Maar het gevaarlijkste moest nog komen.
     Horace liep al weer voor een paar dagen. Hij wist dat hij ongeveer op de helft moest zijn naar Serres. Hij was vrolijk en liep fluitend over het pad. Maar dit fluiten zorgde ervoor dat er iets gestoord werd in zijn slaap. Horace liep verder en stapte over een grote steen. Hij bedacht zich plotseling en klom er even op. Hij maakte zich zo lang mogelijk. Hij tuurde even ingespannen naar het dal beneden hem. Daar kon hij Serres zien liggen. Horace glimlachte. Hij was er bijna. Hij zou wel erg veel pech moeten hebben als er nu nog iets mis moest gaan.
     Op datzelfde moment klonk er een harde brul achter hem. Geschrokken draaide Horace zich om. Zijn hart zakte zowat in zijn schoenen. Een beer torende boven hem uit, hard brullend. Voor Horace iets kon doen sloeg de beer zijn boot naar voren tegen Horace aan. De klauw raakte hem tegen zijn arm en diepe wonden van de scherpe klauwen waren zichtbaar in zijn arm. Bloed spoot eruit en Horace viel schreeuwend van pijn achterover de rots af. Helaas voor hem was hij aan de rand van een twaalf meter hoge richel. Horace kwam met een klap op de rotsen terecht en klemde zijn gezonde hand tegen de wond in zijn arm. Hij hoorde het snuiven van de beer. Hij keek even naar beneden. Ongeveer twaalf meten beneden hem waren platte rotsen. Als hij zich daar op liep vallen zou hij het waarschijnlijk niet overleven. Een harde brul zorgde ervoor dat hij zijn hoofd boog naar de richting van de beer. Die vond de fluitende herrieschopper nu aan de rand van de richel. Horace keek er angstig naar. Aan de andere kant, verscheurd worden door een beer is ook geen pretje. Hij nam een keuze en liet zich van de rots afglijden. In zijn val zag hij nog de beer die over de rand naar hem keek. Daarna volgde een verschrikkelijke pijn en toen werd alles zwart.

Steward zette zijn handen op zijn knieën en hijgde uit. Hij had de afgelopen weken erg zijn best gedaan op de test en het was bijna voorbij. Hij zag Serres al voor hem liggen. Hij keek naar de kleine groep jongeren die er al stond. Het gaf hem nieuwe krachten en hij begon weer te rennen. Er was nog geen maand voorbij dus hij was nog op tijd. De laatste paar meters sprintte hij. Met gejuich werd hij binnengehaald. Zijn ouders kwamen direct op hem af om hem te feliciteren. Steward stond er moe maar blij bij en liet het geknuffel van zijn moeder over zich heenkomen. Plots zag hij dat Merrik naar hem toe kwam. Merrik knikte hem toe. ‘Goed gedaan jonge krijger. Mag ik je steen zien?’ Steward pakte het buideltje dat hij om zijn nek had gehangen en haalde de steen eruit. Merrik pakte hem beet en bekeek hem aandachtig. Het blauwe steen met gele strepen erdoor. Merrik knikte goedkeurend. ‘Prima. Je hebt een mooie steen gekregen.’ Steward boog zijn hoofd en Merrik maakte aanstalten om weg te lopen. ‘Pardon Wijze.’ Merrik draaide zich weer om. ‘Wat is er?’ Steward wees naar de jongens om hem heen. ‘Hebt u Horace ook ergens gezien?’ Merrik schudde zijn hoofd. ‘Het spijt me, maar Horace is nog niet aangekomen.’ Daarna liep hij weg, Steward verbaasd achterlatend. Hij keek naar zijn ouders. ‘Horace is er nog niet?’ Die schudde hun hoofd. Steward draaide zich om naar de bergen achter hem. ‘Waar ben je Horace?’

Horace kreunde. Alles deed hem pijn. En wat was dat kleverige spul waar hij in lag? Hij probeerde zijn ogen te openen maar het was te fel. Hij draaide zijn gezicht naar beneden. Weer proberen. Langzaam deed hij zijn ogen open. Alles wat hij zag was grijs. Hij draaide zijn hoofd een beetje. Nu zag hij dat hij op een rots lag. Hij probeerde zich te herinneren wat er was gebeurd. Hij bewoog zijn armen. Een felle pijnscheut zorgde ervoor dat hij het hard uitschreeuwde van pijn. Hij keek naar zijn linkerarm. Er zaten drie grote diepe wonden. Plotseling herinnerde hij het zich weer. De beer die hem aanviel, de val van de richel af en daarna… niks meer. Horace begon rustig te ademen. De zon stond hoog aan de hemel. Ver boven zich hoorde hij het gekras van kraaien. Hij gromde. ‘Donder op, ik ben nog lang niet dood.’ Hij probeerde zich op zijn rug te draaien. Het deed verschrikkelijk veel pijn. Hij zette zich af met zijn goede arm. Daarna bleef hij op zijn rug liggen staren naar de hemel. Ver boven hem kon hij de kraaien zien vliegen. Als hij zo bleef liggen zouden ze uiteindelijk nar beneden komen om hem zijn ogen uit te pikken. Hij begon te lachen. Misschien had hij zich toch moeten laten verscheuren door de beer. Als snel stopte hij met lachen vanwege de pijn op zijn borst. Hij keek naar de richel waar hij van af was gevallen. Waarom was hij nog niet dood? Zo’n val kon je toch niet zo makkelijk overleven? Horace ademde diep in. Het maakte niet uit hoe hij leefde maar dat hij leefde. Hij kon de test nog steeds halen. Hij zette zijn tanden op elkaar en gebruikte zijn gezonde arm om zichzelf omhoog te duwen. Hij kreunde hard terwijl hij dat deed maar het lukte hem. Hij keek om zich heen. Hij was op een nieuw pad gevallen. Horace kon zien dat hij kronkelend naar beneden liep. Plots kreeg hij een ingeving. Dit kon wel eens het pad zijn dat leidde naar de geheime grotten. Horace wist dat er grotten in de bergen zaten waar mensen in tijden van nood heenvluchten en zich schuilhielden totdat het gevaar dat er was verdwenen was. Horace keek om zich heen. Als dat zo was dan leidde dit pad rechtstreeks naar Serres. Hij kon wel juichen. Blij dat hij nog leefde en dat hij bijna thuis was stond hij op. Zijn glimlach was al snel verdwenen en hij schreeuwde het uit van pijn maar het lukte hem om op zijn benen te komen. Hij bleef even tegen de rotswand staan uithijgen. Daar ging hij dan. Hij zette een eerste stap. De pijn in zijn borst zorgde ervoor dat hij sissend tussen zijn tanden door ademhaalde. Een volgende stap. Weer deed zijn borst pijn. Horace hijgde. Hij moest wel een paar ribben gebroken hebben, zo niet allemaal. Weer vroeg hij zich af hoe het kwam dat hij nog niet dood was. Daarna schudde hij zijn hoofd. Hij moest thuis zien te komen. Stap voor stap liep hij verder. De zon zakte steeds verder weg aan de hemel. Horace keek omhoog. Hij moest doorlopen, ook vannacht. Verder ging het, stap voor stap. Elke stap kwam hij dichterbij Serres. Halverwege de nacht stopte hij. Het zweet had ervoor gezorgd dat hij helemaal doorweekt was geraakt. Hij moest iets warms aandoen anders zou hij nog doodvriezen van de kou. Hij pakte zijn tas van zijn rug, met het nodige geschreeuw, en haalde er een extra jas uit. Hij keek even naar zijn gewonden arm. Het bloed dat er op zat was opgedroogd maar als hij zijn arm door de opening van zijn jas zou doen zou de jas er aan vast blijven kleven en zou de jas uit doen gepaard gaan met de nodige pijn. Hij besloot alleen zijn gezonde arm door de jas te doen. Daarna liep hij verder. Stap voor stap. Dagenlang liep hij door, af en toe wat etend of drinkend. En zo kwam hij steeds dichter bij Serres.

Steward stond aan de rand van het dorp te staren naar de Gruwelbergen. Zijn ogen waren gefixeerd op de grote grijze steenmassa. Horace moest daar nog ergens zijn. Er moest iets gebeurd zijn dat hij zo laat was, want hij was de eerste geweest die op de Embror was gekomen. ‘Als iets gezien?’ Steward draaide zich om. Ewoud was achter hem komen staan. Steward schudde zijn hoofd en staarde weer naar de bergen. Ewoud kwam naast hem zitten. ‘Denk je echt dat hij er nu nog aankomt? Hij was als eerste van ons op de Embror Steward, hij had hier ook als eerste weer moeten zijn. Maar dat is hij niet. De enige mogelijkheid is dat hij is omgekomen in de bergen.’ Steward schudde zijn hoofd. ‘Ik weiger dat te geloven. Horace is daar nog ergens. Hij heeft vast ergens een ongeluk gehad waardoor hij was later is.’ Ewoud stond op. ‘Geloof wat je wilt Steward, Horace komt niet meer terug.’ Daarna liep hij weg. Steward bleef achter.
     De dag daarna gebood Merrik dat iedereen ’s ochtend zich moest melden. De jongens kwamen in een kring om hem heen staan. Steward stond aan de rand van de groep terwijl hij steeds om keek. Er was geen teken van Horace. ‘Het is vandaag de laatste dag van de eerste test. Tot vanmiddag kunnen er nog jongeren komen. Iedereen die te laat komt mag niet mee doen aan de volgende test. Rust nu uit.’ Merrik maakte zich los van de groep en liep naar de opening van Serres waar iedereen door binnenkwam. De groep volgde hem. Steward stond bijna vooraan. Komop Horace, dacht hij. De hele ochtend stonden ze daar. Het was bijna middag. Na een tijdje draaide Merrik zich om. ‘Het is tijd.’ Steward zuchtte. ‘Wacht!’ riep er opeens iemand. Steward keek weer op. Er was een jongen boven op een dak geklommen en hij wees naar een punt ergens op de vlakte. ‘Er komt nog iemand aan!’ riep hij. De hele groep jongeren stormde naar voren. Steward klom zowat op anderen om het te kunnen zien. ‘Het is Horace!’ riep hij toen hij hem herkende. Hij maakte zich los van de groep en rende op zijn vriend af. Toen hij dichterbij kwam zag hij Horace strompelend naar Serres toe lopen. ‘Horace!’ riep Steward blij. Zijn vriend stak zijn hand op als teken van groet. Toen Steward bij hem was bleef hij staan. Steward keek naar Horace’ arm. ‘Wat is er gebeurd?’ Horace glimlachte vaagjes. ‘Vertel ik nog wel. Ben ik nog op tijd?’ Steward knikte. ‘Als je nu doorloopt wel. Ze liepen samen naar het dorp toe. Steward bleef vragen wat er was gebeurd maar Horace vertelde hem niks. Bij het dorp aankomen zag Horace Merrik voor aan de groep staan. Hij stak zijn hand uit. ‘Mag ik je steen zien?’ Horace greep naar het zakje om zijn nek en gaf het aan Merrik. Deze deed hem open en haalde de steen eruit. Hij keek er verbaasd naar. ‘Bij de draken van Embror dit is een heel bijzondere steen.’ Hij bekeek hem nog eens goed en gaf hem toen terug aan Horace. ‘Gefeliciteerd jonge krijger, je doet mee aan de tweede test.’ Iedereen begon te juichen. Horace glimlachte. Daarna viel hij bewusteloos op de grond.

DragonheartWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu