XXXI

878 62 34
                                    

De zon kwam over de eerste heuvels van het landschap. Het had die nacht geregend en de ochtendzon zorgde ervoor dat de druppels op de bladeren schitterden. De blauwe lucht werd op sommige plekken onderbroken door een wolk. Het beloofde een mooie dag te worden.
Horace stond naast Veiler die in zijn bed lag. Veiler keek humeurig. 'Wat is er aan de hand?' vroeg Horace. Veiler keek naar het dak van de tent en gromde. 'De dokters zeggen dat ik nooit meer normaal kan lopen.' antwoordde hij. 'Dat is op zich nog tot daar aan toe, maar het feit dat ik niet mee kan naar Zandos hakt er vooral diep in. Wat moet ik al die tijd hier doen?' Hij bonkte gefrustreerd met zijn hoofd op zijn kussen. Horace pakte een stoel en ging naast hem zitten. 'Tja. Wat kun je er aan doen?' 'Ik kan het leven van iedereen die achterblijft tot een hel maken en hopen dat ik vermoord wordt.' zei hij met een grijns. Horace trok zijn wenkbrauw op. 'Ik weet niet of dat is wat je wil.' Veiler haalde zijn schouders op.
De tentflap vloog opzei en Steward kwam langzaam binnen lopen. Hij droeg zijn vreemd rode kleur harnas en zijn hamer hing aan zijn riem om zijn middel. In zijn hand hield hij Horace's zwaard. 'Horace we vertrekken.' zei hij met een knikje naar buiten. Horace stond op en keek Veiler aan. 'Het spijt me, maar ik moet weg. Ik zie je wel weer als we terug komen. En ik verwacht niet dat je dan nog in dit bed ligt te niksen.' Veiler grijnsde. 'Maak je maar geen zorgen over mij. Ik redt me hier wel.' Horace glimlachte. 'Goed om te horen.' Hij draaide zich om en liep naar Steward. Deze gaf hem zijn zwaard, en wees naar buiten. 'Ga maar vast, ik kom er zo aan.' Horace pakte het zwaard aan en liep de tent uit.
Steward liep naar Veiler toe. 'Lijkt me niet leuk om hier te liggen.' Veiler rolde met zijn ogen. 'Ik hoef je medelijden niet. Dus als je bent gekomen om het er in te wrijven kun je beter direct vertrekken.' Steward grinnikte. 'Je humeur wordt er ook niet beter op merk ik.' Hij graaide even in zijn harnas en haalde en een stuk papier uit wat hij naar Veiler gooide. Deze ving hem op en keek er niet begrijpend naar. 'Wat is dit nou weer.' Steward knikte naar het papier. 'Lees maar.' Veiler rolde het papier uit en zijn ogen vlogen over de letters. Daarna keek hij met vragende uitdrukking naar Steward. 'Meen je dit nou?' Steward knikte. 'Zeker.' Steward liep al weer richting de uitgang van de tent. 'Ik heb even met Larson overlegt en die vond het geen probleem.' Vlak voor de uitgang bleef hij staan. 'Dus kom je bed uit. Je schip wacht op je.' Zijn grijns werd breder. 'Kapitein Veiler.'


De gang was donker en smal. Heagon keek zuchtend naar de donkere tunnel. Nawep kwam naast hem staan. 'Dus wat doen we nu?' vroeg hij. Heagon haalde zijn schouders op. 'Ik denk dat we niks anders kunnen doen dan wachten. Doignot daarin achtervolgen staat gelijk aan zelfmoord. We kunnen niks zien en hij kan ons gemakkelijk de keel doorsnijden.' Heagon draaide zich om en liep weg. 'Zet een paar troepen bij de ingang neer om het te bewaken. Ik wil dat er direct iemand naar ons toe komt als er iets gebeurd.' Nawep knikte en gaf direct orders.
Heagon gromde terwijl hij gefrustreerd rondjes met zijn bijl aan het zwaaien was. Sinds de andere dwergen weg waren had hij niks anders gedaan dan Doignot achtervolgen in de honderden tunnels. Hij was er zat van.
Het plan om de twee grootste clans te houden, die van Heagon en Travo, had niet iedereen een goed idee gevonden. Ze konden de troepen goed gebruiken op het slagveld en met een kleinere clan konden Doignot ook wel verslagen worden, vonden de dwergenheren. Dus was besloten om niet Travo achter te laten maar Nawep. En dat vond Heagon niet leuk.
Nawep was een prima dwerg, maar hij was te serieus. Je kon geen lolletje met hem hebben. Bovendien was hij erg onderdanig omdat hij een kleinere clan was. En dit zorgde ervoor dat hij alles was Heagon zij serieus nam.
Heagon was aangekomen bij het kleine kamp dat ze hadden opgericht in een tunnel. Hij pakte een groot glas bier en ging nors op een bankje zitten. Vervloekte Doignot. De eerste weken was het nog leuk geweest om Doignot op te jagen als een bang katje. Maar nu had hij zich teruggetrokken in de smallere en donkere tunnels waar het achtervolgen steeds moeilijker werd. Ze waren hem zelfs bijna een keer verloren. En dat konden ze niet hebben.
Heagon keek naar de troepen die om hem heen zaten. Verveling sloeg toe bij de dwergen. Het opjagen had zijn plezier verloren en was zelfs irritant geworden. Dat was ook goed te merken. Er waren vaak ruzies onder de dwergen wat ervoor zorgde dat de sfeer gespannen was. Veel hadden uitgekeken naar de oorlog tegen Isolde. Toen dat niet doorging kregen ze hoop in een oorlog tegen Terarior. Het was dan ook een grote domper toen ze te horen kregen dat ze in Droitok zouden blijven. Al met al daalde het humeur steeds verder.
Nawep verscheen ook in het kamp. Toen hij Heagon zag liep hij naar hem toe en kwam er bij zitten. 'We kunnen niet eeuwig zo door blijven rennen. De anderen zijn bijna twee week geleden vertrokken. Iedereen hier wil mee. Waarom gaan we niet achter Doignot aan in de gang? En geef me niet die stomme reden dat het te donker is daar.'
Heagon nam een slok van zijn bier. 'Ik weet waar hij heen wil. En we kunnen hem daar makkelijk overvallen.' Nawep keek hem niet begrijpend aan. 'Waar?' Heagon grinnikte heel even. 'Bij Eldas Ilri.'

DragonheartWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu