De eerste oorlog - Hoofdstuk 2

430 34 10
                                    

    'Thyrionos, rustig. We kunnen niet meteen de mensen gaan aanvallen nu.' Anada liep langzaam op de grote witte draak af.
Thyrionos keek haar woedend aan. 'Zwijg elf. De mensen hebben mijn volk aangevallen en daarmee de oorlog verklaard aan ons. We zullen ze verschroeien.' Donkere rookwolken kwamen uit zijn neus en losten op in de lucht.
'Blijkbaar wil je je hele volk dus in de dood storten.' Nico zat met zijn ellebogen op tafel geleund en zijn armen stonden omhoog. Zijn vingertoppen leunden tegen elkaar, vlak voor zijn hoofd. Hij keek nu op naar Thyrionos. 'Wees geen dwaas door de mensen aan te vallen in je eentje. Je hebt net gehoord wat er gebeurd is met Knrurl. Als jij en je soortgenoten de mensen nu aanvallen zullen jullie allemaal sterven.'
Thyrionos keek woedend naar Nico maar luisterde toch. 'Heb je een plan elf?'
Nico stond op en bekeek de kaart. Hij zweeg een tijdje terwijl hij het landschap bestudeerde. Daarna keek hij naar de blauw draak. 'Waar werd Knrurl door de mensen aangevallen?'
De blauwe draak knipperde even verbaasd met zijn ogen. 'Dat zal denk ik bij Terrvonog* zijn geweest. Het jachtgebied van de draken is niet zeer groot en daar is het meeste voedsel te vinden.'
Nico knikte terwijl hij op de kaart wees. Dat betekend dat de menen richting de Emborbergen trekken.' Er verscheen een valse glimlach op zijn gezicht. 'Perfect. De Emborbergen zijn moeilijk doordringbaar. We kunnen ze daar gemakkelijk tegen houden.' Hij keek naar Thyrionos. 'Ga je kleinste maar sterkste draken halen. Jullie houden je schuil in de bergen en vallen de mensen af en toe aan. Trek je terug, val dan vanaf een andere kant aan.' Nico draaide zich om naar Yanto. 'Yanto, jij gaat terug naar het woud en verzameld zoveel mogelijk elfen. Laat ze hun bogen meenemen en trek dan ook de bergen in. Vecht samen met de draken.' Nico richtte zich nu tot de dwergen. 'Verzamel de dwergen en val van achteren aan. Op deze manier zetten we de mensen klem en kunnen ze geen kant op.' De dwergen knikten en begonnen zacht tegen elkaar te fluisteren.
Thyrionos keek Nico met een samengeknepen oog aan. 'Weet je zeker dat dit gaat werken elf?'
Nico haalde zijn schouders op. 'Zeker weten doe ik nooit wat. Dat is ook een risico dat oorlog met zich mee brengt. Maar het is een beter plan dan dat jullie als een stelletje dwazen de mensen gaan aanvallen zonder plan.'
Thyrionos snoof. Een vreemd geluid om te horen bij een draak. 'Prima. Ik zal de andere draken op de hoogte brengen.' Hij spreidde zijn vleugels en vloog snel weg. De twee andere draken volgden hem vlug.
De dwergen en elfen keken hun na. 'Draken blijven vreemd.' zei een dwerg.
Anada knikte. 'Niemand heeft zo'n sterkte band met Emberior als zij. Het is niet zo gek dat ze koste wat kost het willen beschermen.'
Nico knikte. Hij voelde precies hetzelfde.
Hij keerde zich tot de dwergen. 'Vertrek richting Droitok. Het wordt tijd dat de dwergen beginnen met aanvallen.' De dwergen knikten en begonnen met het inpakken van hun spullen.
Nico keerde zich tot Yanto. Hij legde zijn hand op zijn schouder en keek hem diep in de ogen. 'Yanto mijn vriend, maak haast. Deze mensen kunnen de ondergang van ons worden als we niets doen.' Yanto knikte. 'Gelukkig heb ik nog niks uitgepakt.' zei hij grijnzend. Daarna werd zijn blik serieuzer. 'Wat ga jij doen?' Nico keek even snel naar Anada. 'Anada en ik gaan op de mensen af. We moeten informatie over deze wezens zien te vinden, hoe meer hoe beter.'
Anada fronste. 'Bedoel je dat we ons tussen hun linies gaan voegen?' Nico knikte. 'Hoe wou je dat gaan doen Nico?' vroeg ze verder. 'We zijn anders dan de mensen, groter. Zelfs wij, die klein worden beschouwd bij ons eigen volk zijn langer dan zij zijn. We zullen enorm opvallen.'
Nico knikte weer. 'Ik weet het. Maar we vinden wel een oplossing als het zover is. Tot die tijd doen we wat we kunnen.'
De dwergen vertrokken richting Droitok en Yanto liep terug naar het woud. 'Het ga jullie goed vrienden. Tot weerziens.' riep hij terwijl hij wegliep. Nico zwaaide even. Daarna verdween Yanto tussen de bomen.
Nico en Anada waren allen achter gebleven. Anada zat op de grond en keek in de verte. Haar gedachten waren duidelijk ergens anders.
Nico ging naast haar zitten. 'Wat is er?' vroeg hij zacht.
Anada draaide haar hoofd. Een traan stroomde over haar wang. 'Ik ben bang Nico. Nog nooit is er zo'n groot conflict geweest in Emberior. We wisten altijd alles op te lossen. Hoe moet het nu?'
Nico trok haar tegen zich aan. 'We vinden wel een oplossing.'

Het fort was slecht in elkaar gezet. Puntige stokken naast elkaar, meer was het eigenlijk niet. Meer hadden ze ook niet nodig. Er stonden zo veel troepen rond de muur dat het bijna onmogelijk was om dichterbij te komen zonder te worden gezien.
Achter de muren stond een gebouw. Het was een huis gemaakt van hout, groot genoeg voor dertig personen. Nico vroeg zich af wat zich in dat gebouw bevond. Hij vermoedde de leiders van de mensen, maar hij had nog niemand eruit zien komen.
Buiten de muur stonden allemaal tenten, honderden. En in elke tent sliepen twee mannen of vrouwen. Nico had snel gerekend en was op een totaal van tweehonderd tot vierhonderd man sterk gekomen. Nog de elfen, de dwergen of de draken hadden zoveel manschappen.
De boom waar hij in zat zorgde ervoor dat hij onzichtbaar leek. Anada zat een eind verderop in een andere boom. Het grootste gedeelte was al omgehakt voor de muur de was gebouwd. Ze hadden daarom de twee dichtstbijzijnde bomen gezocht die ze konden vinden.
Nico keek even opzei en zag Anada knikken. Hij knikte terug. Het plan was simpel: zorg dat je binnen komt, zorg voor zoveel mogelijk informatie en wegwezen voordat iemand iets door had. Anada en hij zouden apart van elkaar gaan om minder aandacht te trekken.
Anada was al bezig het kamp te besluipen toen Nico uit de boom klom. Het open veld zorgde voor weinig beschutting, maar de wachtposten leken niet erg goed op te letten. Ze moesten ook langs verschillende vuren kijken waardoor ze slecht konden zien in het donker wat daarachter was. Het gedeelte tussen het vuur en de muur was het lastigste om door te komen.
Tenminste, voor Nico.
Anada sloop gemakkelijk langs de vuren en glipte langs de eerste wachtpost. Daarna rende ze naar de tenten en dook van tent naar tent totdat ze vlak bij de muur was. Ze ging door haar knieën en sprong toen met een soepele sprong tegen de muur op. Zodra haar vinger houvast vonden, trok ze zichzelf verder en verdween ze achter de muur.
Nico keek bewonderd toe hoe snel ze het voor elkaar kreeg. Ze had het binnen een minuut voor elkaar gekregen om van de boom naar de muur te komen zonder te worden gezien. Was haar lengte toch nog ergens goed voor.
Hij mocht al blij zijn als hij bij de tenten wist te komen.
Maar dat was ook zijn plan geweest. Bij de tenten zaten de mannen die veel praatten. Binnen werden oorlogsplannen beraamd, maar geruchten leverden ook heel wat op.
Nico keek naar de dichtstbijzijnde wacht. De speer van de man stond in de grond terwijl hij in zijn neus peuterde en daarna de inhoud bestudeerde. Nico schudde zijn hoofd. Mensen waren rare wezens.
Hij sloop stilletjes langs de wacht die had besloten de inhoud in zijn mond te stoppen om te kijken hoe het zou smaken. Hij leverde geen problemen op voor Nico. Nico sloop richting de eerste tent en zocht daarna naar een groepje mannen dat buiten zat te praten.
Maar er was niemand te zien. Verbaasd keek Nico om zich heen. Nergens liepen mannen rond. Een paar minuten geleden hadden er nog grote groepen zitten drinken en lachen, maar iedereen was weg.
Nico sloop stilletjes verder door het kamp. Opeens hoorde hij stemmen. Niet van mannen weliswaar, maar van vrouwen. Hij kroop richting het geluid toe totdat hij het gesprek kon volgen. Daarna verstopte hij zich in een legen tent.
'...wat denkt hij wel niet? Hij jaagt ons allemaal nog de dood in.'
'Je weet hoe hij is. Koppige vent. In plaats van de lokalen met rust te laten moest hij weer meer grond hebben. We hebben nu meer grond dan er nodig is.'
'Hij doet het voor de schatten. Iemand heeft hem verteld dat de bergen vol zitten met waardevolle edelstenen. Daarom viel hij ook die kleine mannetjes aan. Ze bleken echter niks te hebben.'
'En dan dat vuurspuwende monster. Waarom viel hij die eigenlijk aan?'
'Gewoon voor zijn eigen plezier heb ik horen zeggen. Hij was chagrijnig en wou een verzetje.'
'Ik zeg het je nogmaals, Wander lijdt ons de dood in. Met zijn stomme oorlog.'
Het was even stil.
'He kijk, daar heb je Cristel. He Cristel, nog nieuws uit het hoofdkwartier?'
Een jonge meisjesstem klonk. 'Nee, ze praten alleen maar over goud en edelstenen en daarbij drinken ze veel te veel bier. Drie hebben geprobeerd me te nemen en een vierde viel voorover toen hij zijn broek naar beneden trok.'
Een paar vrouwen gniffelden. 'Bij zo'n knappe jonge vrouw als jij is dat ook niet gek.'
'Het werd alleen maar erger toen de andere mannen mee kwamen drinken. Ik ben er uiteindelijk vandoor gegaan. Ik wou dat we nooit hier waren gekomen.' klonk Cristel weer.
'Mee eens. We zeiden net al dat Wander onze ondergang wordt. We zouden eigenlijk weg moeten gaan. Zonder ons is er niemand die voor hen zorgt en houden ze het heus niet lang vol.'
'Waar wou je heen dan? We kennen de omgeving niet, en zelfs al zouden we weggaan, dan nog hebben ze ons binnen de kortste tijd teruggevonden. En dan ook nog de lokalen die vast niet vriendelijk zullen zijn.'
Het was weer even stil. Daarna klonk er wat gestommel. 'Ik ga in ieder geval naar bed.' zei Cristel. 'Slaap lekker en tot morgen.'
Nico schrok. Een silhouet verscheen op het tentdoek. De mens genaamd Cristel kwam van alle tenten precies naar die van hem toe. Het was te laat om te vertrekken.
Cristel gooide de tent open. Uitgeput liet ze zich neer vallen op haar dunne dekens. Vreemd genoeg voelde het niet koud aan zoals gewoonlijk, maar warm. Alsof er iemand al op had gelegen.
Opeens voelde ze een hand om haar mond slaan. Ze probeerde te gillen maar de hand zorgde ervoor dat er geen geluid uit kwam. Met grote ogen keek ze naar het figuur dat boven haar verscheen. Hij had een mes in zijn andere hand. Zijn ogen stonden kil, maar waren een mooie kleur groen. Hij fluisterde heel zacht.
'Geen woord of je bent dood.'
Cristel keek vol angst naar hem. Dit was geen mens. Dit was geen man die haar probeerde te nemen. Dit was een man van een ander volk, een volk dat hier al leefde. En ze herinnerde zich hoe Wander ze eens had genoemd.
Dit was een elf.



DragonheartWhere stories live. Discover now