XXIV

1.1K 91 24
                                    

Horace kreunde en rekte zich uit. Daarna ging hij langzaam rechtop zitten in bed en wreef in zijn ogen. De kamer was nog donker, maar dat was niet zo vreemd zo onder de grond.
Hij was direct wakker. Onder de grond. Dit was zijn laatste dag in Droitok. Joanne en hij zouden vandaag vertrekken. Hij sprong meteen zijn bed uit en trok zijn kleren aan. Zodra dat klaar was rende hij naar beneden.
‘Morgen Bertin.’ groette hij de reusachtige man. Bertin keek hem vuil aan. ‘Kan het iets zachter?’ Horace bleef staan en bekeek de bijlstrijder eens. Hij zag er niet goed uit. Zijn haar zat door de war, zijn baard vol klitten en etensresten en hij stonk naar drank. Horace begon te lachen. ‘Iets te veel gedronken gisteravond?’ Bertin gromde maar reageerde verder niet. Horace pakte wat te eten en ging tegenover Bertin zitten. ‘Blijf jij hier in Droitok?’ vroeg Horace. Bertin knikte. ‘Gietrig vroeg of ik wel wou blijven. En daar heb ik geen probleem mee. Er is genoeg te beleven hier.’ Horace grinnikte. ‘En het bier is waarschijnlijk van een goede kwaliteit.’ Bertin grinnikte nu ook. ‘Reken maar.’
Steward kwam gapend naar beneden. Er lagen dikke wallen onder zijn ogen en het leek alsof hij de hele nacht niet had geslapen. ‘Wat is er met jouw gebeurd?’ vroeg Bertin. Steward keek hem vuil aan. ‘Dat kan ik ook aan jouw vragen. En je hebt kruimels in je baard zitten.’ Bertin grinnikte flauw. ‘En jij hebt wallen onder je ogen. Bovendien heb je je broek verkeerd om.’ Steward keek naar beneden. Bertin had gelijk. Zijn broek zat verkeerd om. Boos keek Steward naar Bertin. ‘Nou jij...’ Verder kwam hij niet. Bertin keek hem uitnodigend aan. ‘Nou jij wat?’ vroeg hij vriendelijk. Steward mompelde wat en ging zitten. Hij legde zijn hoofd op de tafel en kreunde.
Horace keek zijn vriend bezorgd aan. ‘Alles oké?’ Steward draaide zijn hoofd zodat hij naar Horace kon kijken. ‘Zie ik er oké uit?’ Horace moest zijn best doen om een glimlacht te onderdrukken. ‘Het kan erger. Wat is er gebeurd?’ Steward haalde zijn schouders op. ‘Slecht geslapen.’ Horace keek hem verbaasd aan. ‘Slecht geslapen? Weet je al hoe laat het is? Hoe heb je ooit slecht kunnen slapen.’ Steward keek kwaad naar Bertin. ‘Omdat iemand hier praat in zijn slaap. En als hij er dan ook nog bij gaat schreeuwen kan ik niet in slaap komen.’ Bertin keek Steward onschuldig aan terwijl hij een slok water nam. ‘Ik heb geen flauw idee waar je het over hebt.’ Steward rolde met zijn ogen. Horace grinnikte. Steward keek nu ook boos naar Horace. ‘Wat heb ik toch weer geweldig meelevende vrienden.’ Bertin knikte nadrukkelijk. ‘Zeker weten. Vooral als het om nachtrust gaat.’ Horace moest lachen. Steward stak zijn tong uit naar Bertin. ‘Je stinkt naar bier.’ Hij stond op en nam een broodje. ‘Doe jezelf en anderen een plezier en neem een bad.’ Daarna liep hij kauwen weg. Bertin keek naar Horace. ‘Snurk ik echt zo hard?’ Horace grinnikte. ‘Geen idee. Maar hij had wel gelijk over het nemen van een bad.’ Bertin gromde. ‘Houd je mond.’ Horace lachte.

‘Moeten jullie echt gaan?’ Steward keek Joanne en Horace smekend aan. Horace voelde zich bijna schuldig. ‘Sorry vriend, maar de troepen in Eldas Ilri moeten naar Andres toe. En iemand moet die boodschap overbrengen.’ Steward knikte. ‘Dat snap ik. Maar kan niet iemand anders dat doen? Als ik iemand graag bij me wil hebben zijn jullie het wel.’ Bertin sloeg Steward op zijn schouder. ‘Je hebt altijd mij nog.’ Steward keek hem met een smerige blik aan. ‘Ja, daar word ik blij van.’ Bertin rolde met zijn ogen en haalde zijn hand weer weg. Joanne gaf Steward een zoen op zijn wang. ‘We blijven niet lang weg. We zien elkaar snel weer in Andres.’ Steward glimlachte. ‘Ik kijk er nu al naar uit.’
Een enorme herrie klonk van de stad. Steward zuchtte. Hij hoefde niet eens achterom te kijken om te zien dat de dwergenheren boos aan kwamen lopen. ‘Waar gaat dat allemaal over?’ Steward zuchtte nog eens. ‘Ze zijn er achter gekomen dat Gietrig Evfyl verzorgd, nu willen ze de magiër terug in de kerkers maar Gietrig weigert. Als hun koning eisen ze dat ik Gietrig beveel dat Evfyl terug in de kerkers komt, maar ik weet niet wat ik moet doen. Heb je nog een laatste advies?’ Bertin klapte met zijn vuist in zijn hand. ‘Gewoon iedereen die je tegenspreekt tegen de grond slaan.’ Steward draaide zich geïrriteerd om naar de gespierde man. ‘Dit is dus precies waarom ik jou niet als adviseur wil.’ Horace begon te lachen. Bertin gromde en sloeg kwaad zijn armen over elkaar. Steward richtte zich tot Horace. ‘Dus?’ Horace haalde zijn schouders op. ‘Verplaats hem naar een plek waar Gietrig hem kan verzorgen, maar waar hij niet kan ontsnappen als hij weer wat opknapt.’ Steward klapte in zijn handen. ‘Kijk dat is nou nog eens nuttig advies.’ Horace glimlachte. ‘Succes ermee.’ Steward knikte. ‘Jullie ook.’
Horace en Steward omhelsden elkaar. Daarna namen Bertin en Horace wat afstand om Steward en Joanne een momentje voor hunzelf te geven. Bertin keek naar het koppel. Hij grinnikte. ‘Heb je al zin om Neylia weer te zien?’ Horace glimlachte. ‘Weet je, je bent niet zo dom als je er uit ziet.’ Bertin begon te lachen. ‘Ik zal dat maar opvatten als een compliment.’ Horace lachte ook. Daarna keek hij de grote man serieus aan. ‘Probeer Steward zo veel mogelijk te helpen. Hij kan het wel gebruiken.’ Bertin knikte. ‘Belooft.’
Het afscheid werd afgekapt door de dwergenheren die boos bij Steward waren aangekomen. Horace en Joanne zwaaiden nog kort en liepen richting de tunnels. Achter zich hoorde Horace Bertin nog roepen. ‘Geef je koning wat ruimte!’ Joanne keek achterom. ‘Denk je dat hij zich gaat redden?’ Horace knikte. ‘Ik weet dat hij zich redt.

Uitgeput lieten ze zich op de grond vallen. Joanne zuchtte en Horace kreunde. ‘Ik voel mijn benen niet meer.’ zei Joanne. Horace werkte zich half overeind en begon over zijn voet heen te wrijven. ‘Wees blij. Die van mij zijn bevroren. Dit wordt pijnlijk als we straks aankomen in Eldas Ilri.’ Joanne stond op en rekte haar rug. ‘Gelukkig is het niet ver meer.’ Horace stond ook op. ‘Het was de eerste keer met paarden zo veel makkelijker.’ Joanne lachte. ‘Je bent gewoon je conditie kwijt.’ Horace trok een wenkbrauw op. ‘Dat denk ik niet hoor. Maar ik ben niet gewend om door meters hoge sneeuw te banjeren.’ Joanne grinnikte. ‘Watje. Kom, we gaan verder.’
Joanne had gelijk, ze waren er al bijna. Het duurde niet lang of ze zagen de torens van het kasteel al. Joanne begon direct te rennen. Horace deed zijn best om haar bij te houden maar hij was niet gewend aan de dikke lagen sneeuw. Daarom liep hij al snel een stuk achter.
Joanne bleef op hem wachten voor de dikke deuren van het kasteel. Ze wenkte hem dat hij op moest schieten. Horace rolde met zijn ogen en begon weer te rennen door de sneeuw. Hij was doodop.
‘Kon je niet wat sneller?’ Horace keek Joanne vermoeid aan. ‘Het spijt me, maar ik ben niet opgegroeid met zoveel sneeuw. Ik kan er niet zo hard doorheen rennen als jij.’ Joanne lachte. ‘Balen joh.’ Ze bonkte op de grote deuren. Het duurde niet lang of een luikje ging open. ‘Wie is…’ De wachter maakte zijn zin niet eens af toen hij Joanne zag. ‘Prinses u bent terug!’ Hij deed het luikje dicht en maakte snel de deuren open. ‘Welkom terug prinses. U moeder zal blij zijn u weer te zien.’ Joanne glimlachte. ‘Ik ben ook blij weer terug te zijn.’
Het was rustig in het kasteel. De vorige keer was iedereen druk bezig met het leger dat voor hun poorten stond. Nu het gevaar geweken was iedereen wat kalmer, hoewel Horace zag dat de wapens nog steeds gereed stonden voor gebruik.
Ze kwamen steeds dichterbij het bovenste gedeelte van de stad en Joanne werd steeds vrolijker. Horace moest ook toegeven dat hij vrolijk werd van binnen. Achter die muren was namelijk iemand die hij graag weer wou zien.
Ze waren nog maar net boven toen de deuren open vlogen. Neylia kwam naar buiten gerend. Horace merkte dat zijn hard sneller ging kloppen en dat hij moest glimlachen. Maar die glimlach verdween toen hij het gezicht van Neylia zag. Ze keek angstig, verdrietig. ‘Er is iets mis.’ zei hij zacht. Joanne had nog niks door en keek lachend om naar Horace. ‘Wat zei je?’ Hij schudde zijn hoofd.
Neylia was hu nu dicht genaderd. ‘Joanne!’ Joanne zwaaide. Neylia kwam hijgend tot stilstand voor hun. ‘Prinses Joanne, u moet direct met me meekomen.’ Joanne keek Neylia niet begrijpend aan. ‘Wat is er aan de hand?’ Neylia keek Joanne in de ogen. ‘Het gaat om uw moeder. Ze is ernstig ziek.’

Joanne rende met drie treden tegelijk de trappen op. Horace en Neylia renden achter haar aan. Alle vermoeidheid was vergeten.
De deur vloog open en koningin Isolde keek op van haar bed. ‘Joanne, wat fijn dat je er bent.’ Ze glimlachte zwakjes. Joanne liep langzaam op haar moeder af. ‘Moeder, wat is er aan de hand?’ Isolde ging een beetje rechtop zitten. ‘Kom eerst zitten. Jullie zullen wel moe zijn na de reis.’ Joanne schudde haar hoofd. ‘Vertel moeder.’ Isolde zuchtte. ‘Je moet het uiteindelijk toch weten.
Er rust een vloek op onze gave. We kunnen prachtige dingen doen met onze magie Joanne. Maar dat heeft ook een prijs. Elke keer dat wij onze magie gebruiken bevriezen we een beetje van binnen. Hoe meer je de magie gebruikt, hoe sneller het gebeurd.
Vijfentwintig jaar geleden vocht ik samen met mijn zusters tegen Terarior. In deze oorlog gebruikten wij enorm veel van onze krachten. Uiteindelijk was het allemaal voor niets en werden we verslagen. Ik kon wegkomen en verschool me in Eldas Ilri. Maar om mezelf veilig te stellen bracht ik een muur van mist op. Ook dit kostte veel van mijn krachten.
Al die jaren heb ik me verscholen. De mist van muur heb ik nooit neergelaten en dat is mijn ondergang geweest. Ik heb zoveel van mijn kracht gebruikt dat ik langzaam aan het bevriezen ben.’
Joanne begon zachtjes te huilen. ‘Er moet toch iets zijn wat we kunnen doen? We halen Gietrig op, die weet vast wel iets.’ Isolde schudde droevig haar hoofd. ‘Ik heb het er al met Gietrig over gehad. De enige manier om de bevriezing tegen te gaan is door warmte. Maar ik ben te zwak om te rijzen en we kunnen hier geen vuur maken dat groot genoeg is om mij te redden.’ Joanne begon nog harden te huilen. ‘Maar wat moet ik dan doen?’ Isolde legde haar hand tegen de wang van haar dochter en veegde de tranen weg. ‘Maak je geen zorgen schat. Ik ben er nog altijd om je te helpen met regeren en je hebt een hele hoop vrienden die je met liefde zullen helpen. Je redt het echt wel.’ Isolde keek even langs Joanne naar Horace die er ook stond. ‘Is Steward er niet?’ Horace schudde zijn hoofd. ‘Hij kon niet mee. Als dwergenkoning had hij te veel verplichtingen en zaken te regelen.’ Isolde keek verrast. ‘Dus hij is koning geworden?’ Horace knikte. Isolde glimlachte. ‘Hij zal een goede koning worden.’
Joanne omhelsde haar moeder. ‘Hoe lang duurt het?’ Isolde haalde haar schouders op. ‘Weet ik niet. Het ophouden van de muur van mist kost veel van mijn krachten. Ik merk het in mijn lichaam dat ik met elke minuut zwakker wordt.’ Joanne keek haar moeder aan. ‘Laat de muur dan los.’ Isolde schudde haar hoofd. ‘Dat kan ik niet doen. Dan zijn we niet langer veilig.’ Joanne schudde haar hoofd. ‘Maar dat hoeft ook niet. Nu Steward dwergenkoning is geworden hebben we van hun niks meer te vrezen. En we moeten onze troepen nu toch naar Andres zien te krijgen. Dus de muur is overbodig geworden.’ Isolde glimlachte. ‘Je denkt al echt als een koningin.’ Ze keek even naar Horace en Neylia. ‘Kunnen jullie mij even alleen laten met mijn dochter?’ Horace boog zijn hoofd en Neylia ging even door haar knieën. Daarna verlieten ze het vertrek.

Horace zat beneden in de zaal aan de tafel. Hij had een glas wijn vast, maar het smaakte hem niet. Daarom speelde hij alleen maar wat met het glas.
‘Alles oké?’ Horace keek op en zag Neylia naast hem staan. Hij glimlachte en knikte. ‘Ik denk het wel.’ Neylia ging naast hem zitten. ‘Je denkt het?’ Horace lachte. ‘Ik weet het niet. Ik heb gewoon te doen met Joanne.’ Neylia knikte. ‘Ja, het is niet gemakkelijk om je moeder op zo’n jonge leeftijd te verliezen.’ Horace keek even opzij en zag dat Neylia nog snel een traan wegveegde. Hij beet op zijn onderlip. Zou hij het doen? Hij keek naar de hand die op de tafel lag. Langzaam bewoog hij zijn hand naar die van haar en raakte hem even aan. Neylia keek opzij en Horace begin te blozen. Neylia moest lachen en pakte de hand. Daarna legde ze haar hoofd tegen zijn schouder. Zo zaten ze er een hele tijd.
Ze keken allebei op toen Joanne binnen kwam. Haar wangen waren nog steeds helemaal nat van de tranen. ‘Hoe is het met je?’ vroeg Horace. Joanne haalde haar schouders op. ‘Het gaat wel. Mijn moeder en ik hebben het er net over gehad wat we moeten doen en ze is het met me eens. Ze heeft de muur van mist neergehaald en ze voelt zich een stuk beter. Ze is te zwak om te regeren maar ze zal het nog een lange tijd overleven op deze manier.’ Horace glimlachte. ‘Mooi zo.’ Joanne knikte afwezig. Daarna schudde ze met haar hoofd alsof ze de gedachten eruit probeerde te krijgen. Pas toen viel het haar op hoe Horace en Neylia zaten. ‘Wat is er met jullie?’ Horace en Neylia keken elkaar even aan en lieten elkaar toen snel los. ‘Niks bijzonders.’ zei Neylia zacht terwijl ze begon te blozen. Joanne keek hen ondeugend aan. ‘Vertel me nou niet dat jullie…’ begon ze. Horace onderbrak haar door heel hard te hoesten. ‘Er is helemaal niks.’ Hij stond snel op. ‘Wat is het plan voor nu?’ Hij probeerde snel het onderwerp te veranderen. Joanne keek hun nog even plagend aan maar rechtte toen haar rug en keek serieus. ‘We maken de troepen gereed om te vertrekken naar Andres. Het is oorlog.’

De jongeman keek naar de stad voor hem. Het begon donker te worden. Hij gromde van ergernis. Hij had gehoopt dat het sneller zou zijn gegaan.
Een Barker kwam naar hem toe gereden. ‘Heer, de aanval op de rechtermuur is tegen geslagen. De helft van de troepen is gesneuveld.’ De jongeman keek nog kwader. ‘Hoe zit het met de poort en de linkermuur?’ De Barker keek angstig naar de jongeman. ‘De poort houdt het nog steeds. Het is nog niet gelukt om door de bres in de linkermuur te komen. De troepen aan die kant zijn verdubbeld en door de grote verliezen aan onze kant kunnen we er niet meer Barkers heen sturen.’ De jongeman gromde van ergernis. ‘Trek onze troepen bij de poort en rechterflank terug. Zeg tegen iedereen dat ze zich richtten op de bres in de linkerflank. Het wordt tijd dat ik me er zelf mee ga bemoeien.’ De Barker keek hem verbaasd aan. ‘Heer wat gaat u dan doen?’ De jongeman keek woedend naar de Barker. 'Stel geen vragen aan mij jij smerig onderkruipsel!’ De Barker kromp ineen en de wolf zette een stap naar achteren. ‘Maar als je het zo graag wilt weten, ik ga me richten op de poort.’ Hij keek naar de Barker. ‘Wat doe je hier nog!’ schreeuwde hij. De Barker boog zijn hoofd en reed weg.
Nog geen uur later stond de jongeman weer op dezelfde plek. Hij keek naar de brandende stad en lachte. De Barker achter hem kroop ineen bij de lach. De jongeman draaide zich om naar de Barker. ‘Vertrek naar heer Terarior. Zeg hem dat Zandos is gevallen.’ 

Zoals beloofd nog een hoofdstuk voor Dragonheart. Ik ben al begonnen met het herschrijven dus het kan best zijn dat de komende dagen de hoofdstukken langzaam vernieuwen. Ik zal alvast aangeven dat er één hele duidelijke verandering zal komen:

Volgens het verhaal is de bloedmaan eens in de 1000 jaar. Ik vond dit wel hele erg lang dus ik ga er 100 of 200 van maken, ik heb nog niet besloten. Geef aan wat jullie denken dat beter is, en als je verder nog fouten tegenkomt, laat het me dan weten ;)

DragonheartWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu