XXVI

894 75 19
                                    

'Horace!' Horace schrok wakker door de enorme klap in zijn maag. Hij wou al bijna schreeuwen tegen degene die hem zo ruw wakker maakte tot hij zag wie het was. Het lieve gezichtje van een meisje dat hij nooit zou kunnen vergeten.
'Sanne!' Hij pakte het meisje beet en trok haar in zijn armen. Ze begon te lachen en sloeg haar korte armpjes om hem heen. Daarna keek ze hem aan. 'Waar was je? Je bent heel lang weggeweest.' Horace glimlachte en aaide over haar hoofd. 'Sorry. Ik wou ook helemaal niet zo lang weg blijven maar ik kon niet eerder terug komen.' Sanne glunderde. 'Maakt niet uit. Zullen we gaan spelen samen?' Horace stapte uit bed, trok Sanne omhoog en zette haar op zijn schouders. 'Wat wil je gaan doen?' Sanne dacht diep na. 'Ik wil verstoppertje doen!' Horace lachte. 'Dan ga ik me verstoppen goed?' Sanne knikte. Horace liep met Sanne de kamer uit. Hij zette haar neer en wilde net weglopen toen er een soldaat op hem af kwam. 'Goedemorgen.' groette Horace hem. De man knikte. 'Koning Larson vraagt naar u. Hij zegt dat het dringend is.' Horace knikte. Hij knielde neer bij Sanne. 'Het spijt me meisje, maar ik moet nu naar koning Larson toe.' Sanne stond te springen van plezier. 'Ja! We gaan naar Larson!' Horace grinnikte. Hij pakte Sanne op en zette haar opnieuw op zijn schouders. Daarna draaide hij zich om naar de soldaat die hem was komen halen. 'Wijs me de weg maar naar de koning.'

'Fijn dat je even kon komen Horace.' Larson stond om een tafel met een paar generaals om zich heen. Allemaal keken ze naar hem en Horace wist direct wat ze dachten: wat een kleintje. Larson wenkte Horace dichterbij te komen. Zodra Horace samen met Sanne dichterbij kwam kuchte een generaal. 'Heer, hij heeft een klein kind bij zich.' Larson glimlachte. 'Dat weet ik.' Larson tilde Sanne van Horace schouders en gooide haar in de lucht. 'Hoe is het kleine meid?' Sanne begon te lachen. 'Hoger, hoger!' Larson gooide haar nog horen en ze begon nog harder te lachen. Horace stond verbaasd van de band die Larson met Sanne had gekregen.
Larson zette Sanne op de grond. 'Ik moet even wat met Horace bespreken goed?' Sanne knikte. Larson aaide over haar hoofd. 'Ga maar lekker spelen.' Sanne rende al lachend weg. Larson keek haar met een glimlach na.
'Heer?' Larson leek te ontwaken uit een droom. 'He, wat? Oh ja. Horace, we moeten weten op hoeveel ondersteuning we ongeveer kunnen verwachten.' Horace keek hem niet begrijpend aan. 'Ondersteuning?' Larson knikte. 'Zoals ik je heb gezegd is ons eigen leger niet groot genoeg voor de Barkers buiten. Ze mogen dom zijn, maar het zijn een hele hoop dombo's. Daarom willen we graag weten hoeveel dwergen en mannen uit Ilri komen. Dan krijgen we misschien een beter beeld op het verloop van de oorlog.' Horace beet op zijn lip. 'Ik zou het werkelijk niet weten. Het leger van de dwergen is redelijk groot, maar een paar clans doen niet mee. Ik zou zo niet kunnen zeggen hoeveel troepen het leger samen is.' Larson wreef nadenkend over zijn kin. 'We gaan straks een kijkje nemen op de muur naar het leger van de Barkers. Denk je dat je aan de hand daarvan het aantal kunt schatten?' Horace dacht even na. 'Ik denk het wel.' Larson knikte. 'Prima. Dan kunnen we nu door naar de verdere planning. Ik stel voor dat we...'
Het gejank van de Barkers stoorde hun overleg. De mannen om de tafel keken elkaar zenuwachtig aan. 'Er zijn nog meer bij gekomen.' Opeens begon Sanne hard te gillen. Horace schrok en draaide zich naar haar om. Ze lag op de grond, opgerold als een balletje met haar handen tegen haar oren geslagen. Ze bleef maar gillen, alleen af en toe stoppend om adem te halen. Horace rende naar haar toe en trok haar tegen zich aan. 'Het is al goed Sanne. Ik ben er. Je hoeft niet bang te zijn.' Hij bleef zachtjes tegen haar praten tot het gejank van de Barkers op hield. Kort daarna stopte Sanne ook met gillen en ze begon hard te huilen terwijl ze zich tegen Horace aan drukte. Horace keek even naar Larson. Deze keek bedroefd. 'Ik zal mijn vrouw laten halen.' Hij stuurde een bediende weg.
Sanne begon langzaam minder te huilen. Het veranderde in een hard snikken en Horace voelde de tranen inmiddels door zijn shirt. Hij keek het meisje aan en veegde de tranen van haar wangen. 'Je hoeft niet bang te zijn hoor. Ik ben bij je.' Sanne werd steeds rustiger.
De vrouw van Larson kwam aanlopen met een bezorgde blik. Ze liep naar Horace en Sanne toe en tilde Sanne op van de grond. 'Kom maar meisje. Dan gaan we even wat lekkers halen.' Horace keek hoe ze wegliep met Sanne in de richting van de keukens.
Horace draaide zich om naar Larson. 'Wat was dat?' Larson zuchtte. 'De dokters zeggen dat ze een soort trauma heeft. Je zei dat ze bij de aanval in Falgeris was en dat heeft een enorme impact op haar gehad. Elke keer als het gejank van de Barkers klinkt begint ze te schreeuwen en te huilen.' Horace voelde een koude rilling over zijn rug gaan. Hij vond zichzelf opeens heel slecht dat hij Sanna alleen had achter gelaten. Larson legde een hand op zijn schouder. 'Het gaat prima met haar. Ze is straks weet haar vrolijke zelf.' Horace knikte. 'Zullen we weer verder gaan?'

Ze stonden op de buitenste muur. In de verte zagen ze de Barkers onrustig heen en weer lopen. Er waren nieuwe troepen aangekomen. Telkens als er een nieuwe groep Barkers aankwam werden ze begroet door het gehuil van hun strijdmakkers. Larson stond in volle wapenuitrusting naast Horace. 'Is er nog nieuws?' vroeg hij aan de boodschapper die naast hem stond. Het was een spion die dicht bij het kamp van de Barkers had weten te komen. 'Ik heb een snelle telling kunnen doen en de troepenmacht loopt tegen de zeshonderd troepen.' Larson vloekte. Hij draaide zich om naar Horace. 'Als je een schatting zou moeten maken en je kan het vergelijken met de grootte van het leger van de Barkers, op hoeveel troepen kom je dan? Ik wil aantallen.' Horace keek naar de troepen in de verte. 'Ik zou zeggen dat de dwergen met ongeveer driehonderd zullen zijn. En wat ik van het leger van Isolde heb gezien iets van honderd. Maar dat zijn wel stuk voor stuk goed getrainde krijgers.' Larson knikte. 'Dus zelfs met onze honderdvijftig troepen zijn we in de minderheid.' Horace keek verbaasd naar Larson. 'Honderdvijftig maar? Ik dacht dat uw leger veel groter was.' Larson knikte. 'Dat klopt ook wel, maar de Barkers hebben alle wegen in hun macht. Het was niet mogelijk voor alle mensen op het land om op tijd hier te komen. Ze trekken nu naar de steden aan het water waar transportschepen naar zijn gestuurd. Maar het kan nog weken duren voordat die schepen hier zijn. Tegen die tijd is iedereen hier feest aan het vieren of dood.' Horace zuchtte. 'Het ziet er dus niet erg goed uit.' Larson grinnikte. 'We hebben altijd nog het voordeel van de muren. Ik heb nog geen oorlogen meegemaakt in mijn land, maar ik schat dat we minstens honderd van die smerige wolven kunnen afschieten zonder verliezen te leiden.' Horace keek naar de staat van de muur. 'Hoe lang denkt u dat het duurt voordat ze langs deze muur komen?' Larson kneep zijn ogen tot spleetjes. 'Geen idee. Ik hoop lang genoeg tot de andere legers komen.'
Een nieuw gejank klonk. Er waren nog een paar Barkers bij gekomen. Larson gromde. Hij draaide zich om naar de boodschapper die nog naast hem stond. 'Laat de andere oorlogsheren komen.' Hij knikte en rende weg. Horace keek hem na. 'Wat bent u van plan?' Larson draaide zich om en liep naar beneden. 'Het wordt tijd om die wolven daar een beetje dwars te gaan zitten. Ik zit te denken aan snelle aanvallen in de nacht om dan direct weer te verdwijnen.' Hij pakte tijdens het lopen zijn bijl van zijn rug. 'Het is te lang geleden dat ik een goed potje heb gevochten.' Horace rende achter de koning aan. 'Ik zou het niet doen als ik u was.' Larson stopte met lopen en keek Horace verbaasd aan. 'Pardon? Je denkt dat mijn idee slecht is?' Horace schudde zijn hoofd. 'Dat zeker niet. En als we met een andere vijand te maken zouden hebben, zou ik zelfs vragen of ik mee zou mogen doen met de aanvallen. Maar we hebben het hier over Barkers. Die wolven ruiken je voordat je nog maar de halve afstand tussen de muur en hun kamp hebt afgelegd.' Larson fronste zijn wenkbrauwen. Daarna draaide hij zich grommend om. 'Die irritante knapen van tegenwoordig met hun slimme opmerkingen.' Mompelde hij. Horace liep lachend achter de boze koning aan.

Sanne lag te slapen in het grote hemelbed. Larson en zijn vrouw hadden goed voor Sanne gezorgd en zagen haar als een dochter. Sanne zag hun als de mensen die op haar pasten tot Horace terug zou komen. En die bevond zich nu in een lastige situatie. Hij kon Sanne niet opvoeden. De liefde die hij voor het meisje voelde was enorm, alsof ze zijn zusje was. Maar de zorg die Larson haar kon geven kon hij niet. Hij was zelf nog jong, nog niet getrouwd. En hij zou zich op het slagveld bevinden. Steward zou waarschijnlijk richting Terarior gaan en hem proberen te verslaan. En Horace wist zeker dat hij zijn vriend dit niet alleen zou laten doen.
Vermoeid liet hij zijn hoofd op het bed vallen. Waar was de tijd gebleven dat hij nog veilig was voor alles? Waarom vocht hij eigenlijk mee in deze stomme oorlog? Hij keek weer naar het meisje op het bed. Opeens moest hij glimlachen. Eigenlijk wist hij het wel. Hij wou een veilig land waarin Sanne kon opgroeien zonder zorgen. Zoals hij ook was opgegroeid.
Hij stond op en gaf Sanne zachtjes een kus op haar voorhoofd zodat ze niet wakker zou worden. Daarna liep hij de kamer uit. Een veilig land. Een land zonder Barkers. Die smerige honden. Jammer dat ze zo goed konden ruiken anders zou Larsons plan erg effectief kunnen zijn.
Opeens werden zijn ogen groot. Hun reukvermogen. Dat was het! Hij rende naar de kamer waar Larson en zijn strijdheren zaten. Ze hadden nog geen nieuwe ideeën kunnen verzinnen dus hadden ze zich verplaats naar een kamer met een haard en fijne stoelen zodat ze rustig na konden denken. Niemand mocht er komen tenzij ze er waren geroepen.
Horace rende naar de kamer. De wachters voor de deur keken verbaasd op, maar hielden hem niet tegen. Ze hadden hem al vaker zien praten met de koning en wisten dat hij geen kwaad kon doen. Bovendien wisten ze niet zeker of ze wel de positie hadden om deze jongeman tegen te houden.
Horace gooide de deur open. De mannen die er zaten keken vermoeid op. Zodra ze zagen dat het Horace was trokken ze zich weer terug in hun eigen gedachtewereld. Alleen de koning leek de opgewekte uitdrukking op Horace gezicht te zien. Hij keek hem nieuwsgierig aan. 'Wat heb je jongen?' Horace wees naar de plek waar de Barkers buiten ergens zaten. 'Weet u nog dat ik u vertelde dat het plan van een aanval niet zou werken?' De strijdheren keken allemaal verbaasd op. Larson werd ietwat roder maar knikte. 'Ja, wat is daarmee?' Horace begon te lachen. 'Weet u nog de reden waarom het niet zou werken?' Larson knikte. 'Omdat ze ons zouden ruiken voordat we er waren. Dit hebben we allemaal besproken, wat is je punt?' Horace knipte in zijn vingers. 'We denken niet logisch na. Het reukvermogen van de Barkers is enorm goed. Maar we kunnen dit tegen hun gebruiken. Ik weet een manier waarop die snelle aanvallen kunnen werken.' Hij keek even om zich heen en pakte toen een stoel er bij waarop hij ging zitten. Alle mannen bogen nieuwsgierig zijn kant op. 'We roken ze uit.' Het was even stil. Daarna begonnen alle mannen tegen elkaar te praten. Larson begon hard te lachen. 'Knul, je bent een genie!' Hij maande direct iedereen tot stilte. 'Wat heb je verder bedacht?' Horace keek naar buiten. 'Het is gewaagd, maar zeker het proberen waard. We moeten veel hout hebben en een sterkte wind. Als we het hout aansteken zal de wind ervoor zorgen dat de rook de kant van de Barkers op wordt geblazen. Dit heeft twee voordelen: De Barkers kunnen ons niet goed ruiken en het zorgt voor een slechter zicht. Zeker in het begin zal dit voor veel verwarring zorgen. Op dit moment vallen we aan met een klein groepje. Snelle mannen zonder enige last die ze meetillen. Alleen hun wapens en een doek voor de rook. We steken voorraden in brand, vermoorden hier en daar een Barker. Daarna terugtrekken. Als we meerdere van deze troepen samenstellen en telkens van verschillende kanten aanvallen zullen ze ook niet goed kunnen groeperen om terug aan te vallen.' Larson sprong op. 'Wachters!' De mannen voor de deur kwamen binnenstormen. 'Heer?' Larson wees naar buiten. 'Maak iedereen wakker en verzamel zo veel mogelijk hout dat je kan vinden. Breng het naar de grote markt.' De wachters knikten en renden weg. Larson wendde zich tot Horace. 'Je bent slim jongen. Als al dit gedoe achter de rug is zou ik je graag bij mijn officieren willen hebben.' Horace glimlachte. 'Dat is een heel vriendelijk aanbod, maar liever niet. Ik heb andere plannen voor de toekomst.' Larson lachte. 'Tuurlijk joh, je bent nog jong. Maar mijn aanbod blijft staan.' Horace knikte. 'Ik zal er over nadenken.' Larson wreef in zijn handen. 'Perfect. Op het moment hebben we toch niks beters te doen dus ik stel voor dat we ons hierop focussen.' De andere heren stonden op. 'We zullen de troepen gereed maken.' Al pratend liepen ze de kamer uit. Horace volgde hun op een afstandje. 

'Je lijkt meer op hem dan je denkt weet je.' Horace schrok zich rot. Vanuit de schaduwen kwam Frepalos tevoorschijn. 'Wat bedoeld u?' vroeg Horace terwijl hij zijn nog hard kloppende hart vasthield. Frepalos lachte waarbij zijn smerige tanden zichtbaar werden. 'Je grootvader. Gietrig was net zo geslepen als jij. Je hebt best veel van hem weg. Gelukkig heb je niet zijn uiterlijk.' Hij kakelde van plezier om zijn eigen grapje. Horace rolde met zijn ogen. 'Hij is niet mijn grootvader. Dat verdient hij niet.' Frepalos haalde zijn schouders op. 'Je kan niet ontkennen wat duidelijk zichtbaar is. Wees blij jongen, want je had het slechter kunnen treffen.' Horace werd boos nu. 'Slechter kunnen treffen? Al die jaren heeft hij niks gezegd, en pas nu komt hij tevoorschijn. Ik heb hem niet gevraagd om in mijn leven te komen, dat heeft hij zelf besloten. Ik heb hem niet nodig.' Frepalos haalde zijn schouders op. 'Ik kan je niet van gedachten laten veranderen.' Hij liep weg van Horace. Nog even bleef hij staan en draaide een beetje bij waardoor zijn ogen leken te gloeien in het licht van de fakkels. 'Ik vraag me wel af wat je vader had gezegd als hij deze woorden had gehoord.' Daarna liet hij Horace alleen achter.
Wat had mijn vader gezegd? Deze vraag bleef de hele avond lang door Horace's hoofd spoken. Hij had moeite in slaap te komen en toen het hem eindelijk lukte droomde hij vreemde dingen.

Horace stond in een groen veld vol met bloemen. Vogels vloten hun vrolijke deuntjes terwijl ze in hun nesten zaten in de bomen vol met bladeren. Een schaduw bewoog over hem en toen hij omhoog keek zag hij een draak over vliegen. Op zijn rug zaten vreemd groot zadel waar allemaal spullen op lagen. 'Wat is dit?' vroeg Horace hardop.
'Dit is Emberior zoals het had kunnen zijn.' Horace draaide zich om. Schuin achter hem stond een man. Hij droeg een gouden gewaad. Zijn ogen waren rood en zijn gezicht erg lang. 'Wie bent u?' vroeg Horace. De man glimlachte. 'Mijn naam is niet meer van deze wereld. Maar je mag me Falgn noemen.' Hij kwam naast Horace staan en keek naar boven. Horace volgde zijn blik maar zag niets anders dan een blauwe lucht met witte wolken. 'Kun je je voorstellen dat ik ooit in een wereld heb geleefd zoals je hem nu ziet? Vredig, zonder conflicten.' Horace keek de man aan. 'Wat bedoeld u?' De man begon te lachen. 'Ik kom rechtstreeks naar je toe en nog steeds begrijp je er niks van.' Hij keek Horace aan met zijn rode ogen. Toch straalden ze niks anders uit dan vriendelijkheid. 'Je zult me nooit in je eigen wereld zien, alleen maar in deze. Als de tijd zover is zul je het wel begrijpen.'
De man wees naar voren. Een meisje kwam naar hem toe rennen. In haar handen had ze een boeket vol met bloemen. Het was Sanne. Ze zwaaide naar Horace. Horace zwaaide terug en glimlachte. Ze zag er gelukkig uit. 'De wereld die je hier ziet kan werkelijkheid worden, Horace. Het enige wat je hoeft te doen is je hart ervoor open stellen.' Horace keek de man aan. 'Alles wat u zegt is onduidelijk.' De man glimlachte. 'Gelukkig maar.'
'Horace!' Sanne was dichtbij gekomen. Horace keek naar haar korte beentjes die snel over de grond bewogen. Opeens viel ze voorover in de bloemen. Ze begon te lachen. Horace glimlachte ook. 'Wat bedoeld u met mijn hart ervoor open stellen?' vroeg Horace. Er kwam geen antwoord. Horace draaide zich om naar de plek waar de man net nog stond. Hij was verdwenen. Er was niemand. Alleen in de verte was een gouden draak te zien die langzaam wegvloog.

Horace had zijn ogen gesloten. De pratende mannen om hem heen schonk hij geen aandacht aan. Hij was alleen maar bezig met zijn eigen gedachten.
De droom die hij had gehad was vreemd, maar heel anders dan voorgaande dromen. Waar die vaag en duister waren, was deze droom vol moois en duidelijker. Horace wist niet precies wat het allemaal te betekenen had maar hij wist één ding wel: De wereld daar kon werkelijkheid worden. Een wereld waarin Sanne veilig kon opgroeien. En dat was alles wat er nu toe deed.
'Luister mannen. Het hout is aangestoken en de rook heeft de Barkers bijna bereikt. Ze zijn nu al van slag. Dit is onze kans. Vecht voor je familie, vrienden of voor jezelf. Vecht voor ons vaderland!' Alle mannen schreeuwden mee. De poorten gingen open. Horace trok zijn doek voor zijn mond en zijn zwaard uit de schede. De rook zag er dik en ondoordringbaar uit. Nog even sloot hij zijn ogen. Daarna vertrok hij met zijn groep de rook in.
De oorlog met de Barkers was officieel begonnen. f

Als het goed is kun iedereen nu het hele verhaal lezen. Ik heb geen idee wat er mis is gegaan :/

Hoofdstuk 26 alweer.
Ik had dit hoofdstuk veel eerder af willen hebben vanwege mijn 40000 reads en 170 volgers. Helaas duurde het toch nog even. Maar een paar uur hard doorschrijven en we hebben weer een heel nieuw en hopelijk spannend hoofdstuk. Nou maar hopen dat hoofdstuk 27 sneller zal komen...

DragonheartWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu