'Soms weet ik het echt niet meer met jou.' zei ik tegen hem terwijl ik tegen het aanrecht aanleunde.

'Heb je niet wat beters te doen?'

'Nee, ik ben al klaar. Dat kan ik van jou nog niet zeggen.'

'Wat zijn we weer bijdehand vandaag.'

'Heb ik van jou overgenomen.'

'Ja, en ik wil het terug.' Hij waste zijn kom af en sprintte de trap op.

Binnen vijf minuten kwam hij weer naar beneden met zijn koffer - hij tilde hem met gemak de trap af - en liep naar me toe.

'Ben je klaar om te gaan? Heb je het gas uitgedraaid, zijn alle ramen dicht?' vroeg hij, en hij keek me plechtig aan.

'Ja.'

'Alle lichten uit, de kranen zijn dicht, hebben de vissen genoeg eten?'

'We hebben geen vissen.'

'Als je erin was getrapt, was het leuker geweest.' Hij zuchtte en keek door het raam in de keuken naar buiten. 'Het tsunamiet buiten.' Toen ik moest lachen, keek hij me niet begrijpend aan.

'Ben je nou klaar om te gaan, of niet?' vroeg hij toen ik uitgelachen was.

'Ik wel, jij?'

'Oui.'

'Heb je je kussen ingepakt?'

'Ja.'

Ik pakte hem bij zijn pols en trok hem mee naar zijn koffer. 'Toiletartikelen, genoeg kleding?'

'Ja.'

Ik deed zijn koffer open en controleerde alles.

'Waarom controleer je mij wel, maar jezelf niet?'

'Ik vind het logischer dat jij iets vergeet.'

'En waarom?'

'Jij ben chaotisch.' Ik deed zijn koffer dicht en zag dat hij me enigszins beledigd aankeek. 'Dat is één van de leukste dingen aan jou.'

'Oh.'

Ik keek hem glimlachend aan en trok mijn schoenen aan. Hij deed de koffers in de auto terwijl ik snel nog even controleerde of alle ramen wel echt dicht waren, en net toen ik in de auto stapte, rende Louis terug naar binnen om wat eten voor onderweg te halen, en voor als ze het in Frankrijk niet zouden hebben, zijn favoriete thee en corn flakes. Ik drukte mijn hoofd tegen mijn handen en zuchtte diep. Hij ging weer naast me zitten en keek me vragend aan.

'Hebben we nou alles?' vroeg ik, en hij knikte. 'Mooi, kunnen we dan nu gaan?'

'Zoals gij wenst, Uwe hoogheid.' Hij maakte een soort buiging terwijl hij de auto startte en gaf me een kus.

De rit hadden we zodanig verdeeld zodat Louis eerst ongeveer drie uur reed, daarna ik drie uur en daarna hij weer, waarna we een uur pauze namen. We liepen eerst een gigantisch stuk over het terrein van het snelwegrestaurant om onze benen te strekken. Terwijl het thuis waarschijnlijk nog aan het regenen was, scheen hier de zon. Als we niet zo vlak langs een snelweg waren, zou het waarschijnlijk nog warmer zijn, want nu waaide er een koude wind. Ik had mijn jas aan en drukte mijn armen tegen mezelf aan om de warmte vast te houden terwijl ik met Louis over de parkeerplaats liep. De wind speelde met mijn haar en zorgde dat het door de war ging. Louis liep gewoon in een shirt en leek veel minder last te hebben van de wind. Hij vond alleen het geraas van de snelweg irritant, want als hij iets aan me wilde vragen moest hij zijn stem verheffen omdat ik het anders niet kon horen. Daarom zeiden we bijna niets tijdens het lopen. Pas zodra we weer bij het restaurant waren aangekomen en binnen waren, waar het geraas van de snelweg werd gedempt en we veilig waren voor de wind, vroeg hij waar we eigenlijk waren. Het enige wat hij wist was dat we in Frankrijk en voorbij Parijs waren, omdat we daar in de file hadden gezeten. Terwijl ik in mijn automaatkoffie roerde, keek ik hem even fronsend aan.

DuivelWhere stories live. Discover now