Hoofdstuk 6

531 34 5
                                    

6.

Percy’s vader was hier? Is dit normaal bij goden? Zijn ze altijd zo boos? Ik dacht daar even over na en besloot dat je door de jaren waarschijnlijk gewoon nors wordt, net als de oude man die tegenover de “permanente kinderopvang” woonde. Ik had het idee dat als ik nu naar binnen zou gaan dat ik ter plekke tot stof zou vergaan. Ik hoorde de twee goden binnen schreeuwen alsof ze voor hun leven vochten, wat natuurlijk niet zo was want ze zijn onsterfelijk.

Nadat ik een tijdje had staan luisteren klonken ze wat kalmer. Ik klopte op de deur. De geluiden achter de deur hielden even op, terwijl een normaal mens het waarschijnlijk nooit zou hebben gehoord, en gingen daarna onverstoorbaar veder. Ik wachtte. Ik was toch niks voor niks hier gehaald?

Na een tijdje had ik geen zin meer om te wachten en wilde weg lopen toen de deuren opeens open vlogen. “Onze gast wilde toch niet zomaar weg gaan?” Zei de rasperige stem van Hades, die me toch een beetje bang maakte. Ik had geen zin om het toe te geven dus zei ik zo onverschillig mogelijk: “Mijn gastheer wilde me toch niet zomaar laten wachten?” Het klonk toch niet zo als ik had gewild, maar ik was wel tevreden. Hades en Poseidon waren op dat moment ongeveer 5 keer zo groot als ik en ze zouden me elk moment tot stof kunnen doen vergaan.

En al leek Hades daar heel veel zin in te hebben zag Poseidon er niet naar uit dat hij in de komende 5 jaar überhaupt iets ging doen. Heel langzaam kwamen zijn lippen in beweging. Zijn woorden klonken als golven op de branding en in tegenstelling tot die van Hades klonk die best aangenaam. Die woede die ik achter de deur had gehoord was helemaal verdwenen: “Je lijkt op iemand die ik ken. Wat doe je hier?” Ik keek hem vaag aan en antwoordde: “lang verhaal” “Zoals je weet hebben wij goden eeuwig de tijd” antwoorde hij en hij lachte. Ik keek even aarzelend naar Hades, die boos terug keek, en besloot het hele verhaal vertellen.

“Het komt er dus op neer dat Percy mijn hulp nodig had omdat het orakel zei dat de achterblijver zou worden nagezend ging ik erachter aan maar uw super aardige broer Hades hier had Grover ontvoerd die kent u toch wel? Vast niet… maar in ieder geval ging ik hem dus redden want dat had het orakel gezegd volg je het nog?” Poseidon knikte zonder weg te kijken van zijn broer. “Dus ik zei tegen Hades dat ik wilde ruilen met Grover omdat ik beter was of zo… ik kan het me al niet meer herinneren… maar Hades geloofde me en we ruilde dus en van het een kwam het ander…” Poseidon keek weg van Hades en vroeg: “wanneer was dat?” “ehm… 28 juni volgens mij, hoezo?” “Dat is twee maanden geleden…”

Twee maanden? Beng! Poseidon liet de deur dicht slaan met een beweging van zijn hand. Het was niet koud in de gang. Eigenlijk voelde je er helemaal niets. Geen kou, geen warmte, geen honger of dorst. Toch moest ik rillen. Hades was vast boos dat ik het ontvoer gedoe aan Poseidon had verteld. Het maakte me eigenlijk niet uit.

Wat wilde hij doen? Mij dood maken? Ik was hier zo goed als dood. Na vijf minuten, voor mijn gevoel misschien was het wel een week, kwam Poseidon in zijn mensen gedaante naar buiten. Hij was eigenlijk niet veranderd sinds net, hij was nog steeds boos. Hij negeerde me en liep langs me heen, maar bedacht zich en draaide zich om: “O ja…” Ik draaide me om. “Pardon?” zei ik. Poseidon zwaaide met zijn hand en ging weg. Ik stak mijn hand uit om te kloppen, maar zag wat hij had gedaan: Boven mijn hoofd zweefde een groene drietand.

Ik klopte nog een keer op de deur. Hades kwam ook naar buiten met een boze maar tevreden blik. Hij maakte een gebaar met zijn hand en ineens stond ik weer in de cel. Orpheus en Eurydice keken even verbaast naar mijn verschijning en gingen toen weer verder met hun gekibbel. Ik ging op mijn bed liggen en wachtte tot ik in slaap viel.

Ik droomde dat Percy, Annabeth en Grover de heuvel over liepen van kamp Halfbloed. Chiron kwam aan gegaloppeerd. Hij sloeg ze op hun schouders en zei: “Goed gedaan. Jullie queeste is afgelopen.” Toen kreeg ik door kreeg wat hij bedoelde vervaagde het beeld al. De queeste was afgelopen, dus ik kon uit de onderwereld. Misschien kon ik mijn weg omhoog graven?

Ik droomde ook dat ik in mijn cel was. Ik wist dat ik droomde want ik kon me niet herinneren dat ik wakker was geworden. Orpheus was aan het ruziën met Eurydice en ze keerde zich tot mijn. Ik was verbaast dat ik het oud Grieks gewoon kon verstaan.

Υπάρχει πάντα μια διέξοδος

Μερικές φορές απλά πρέπει να ρωτήσω

En toen snapte ik het. Er is altijd een weg uit. Soms moet je het gewoon vragen. Het beeld loste langzaam op. Ik sprong op. “Hebben jullie een weg uit?” Ik schok er van dat ik Grieks praatte. “Doden kunnen niet vluchten voor de dood” antwoordde Orpheus. “Maar ik ben niet dood” antwoordde ik ongeduldig. “In dat geval” Eurydice gaf me een parel. Ik bedankte en zonder te weten wat ik moest doen gooide ik de parel op de grond. Ik stapte er op en de parel vormde een bel om mij heen.

Ik zag huizen aan me voorbij gaan als een sneltrein vloog ik over landschapen. Na tien seconden plopte de bubbel. Ik herkende het landschap meteen. Ik was onder de heuvel. Ik rende naar de halfbloed heuvel.

Demi JacksonWhere stories live. Discover now