Hoofdstuk 1

1.2K 42 3
                                    

1.

Het was donker in de woonkamer. Niemand zei iets, want iedereen keek zwijgend naar de TV. Niet dat er iets bijzonders op TV was maar Hans en Marja kapten alles wat ik zei af. Hans en Marja waren de leiders van het weeshuis waar ik woonde. Ze hadden een hekel aan het woord “weeshuis”, ze noemde liever het “permanente kinderopvang”. Niet dat ze altijd veel om de kinderen in het weeshuis gaven, maar er moest natuurlijk een dekmantel zijn voor als de inspectie langskwam. Terwijl de presentatrice op de TV een documentatie over een pindakaasfabriek aankondigde, stond ik op en zei: “ik ga naar bed.” “Veel succes” antwoordde Marja zonder van de TV op te kijken. Pindakaasfabriek, heel interessant. Marja had wel meer rare interesses, dus ik zou hier niet van op moeten kijken ware het niet dat ze allergisch was voor pinda’s. Ze haat alles dat met pinda’s te maken heeft. Ik trok mijn pyjama aan en poetste mijn tanden. Ik ging in bed liggen maar ik viel niet in slaap. Ik wist niet waarom. De andere kinderen gingen om half een naar bed en even later hoorde ik Hans en Marja de TV uitzetten. Zelfs toen het licht van de badkamer uitging om kwart over 3, was ik nog steeds niet moe. Ik besloot iets te gaan lezen. Het lezen lukte niet echt, door mijn dyslexie. Het was erger dan normaal, maar dat kwam waarschijnlijk door het donker. Het begon zachtjes te regenen.

Opeens begon de vloer te schudden. Het kwam van de straat. Ik kroop naar het raam, maar dat was niet nodig want ik rolde er vanzelf naar toe. Ik opende het bloemetjesgordijn een klein stukje. Buiten op de straat liep een enorme Minotaurus, zo’n Grieks mythologisch half mens, half stier. We hadden het vaak over hem gehad op school. Hij stond aan de overkant en snoof diep in. Hij zette twee stappen naar rechts en snoof opnieuw. Hij draaide zich om en snoof nog een keer. Ik schoof het gordijn dicht. Bang als ik was kroop ik onder mijn bureau. Beng beng! De Minotaurus stond nu voor ons huis. Hij snoof. Ik kneep mijn ogen dicht. Beng beng! Hij liep verder.

Na vijf minuten was hij de straat uit. Ik klom terug mijn bed in. Ineens was ik super moe. Ik sliep al voordat mijn hoofd mijn kussen raakte.

De volgende ochtend werd ik wakker van de deurbel. Het was zeven uur op zondagochtend dus ik nam aan dat er nog niemand wakker was aangezien iedereen pas na twaalven ging slapen. Terwijl ik uit mijn bed rolde dacht ik even aan de Minotaurus, maar dat leek net een droom. Ik wankelde naar de deur omdat ik te snel was opgestaan.

Er werd nog een keer ongeduldig gebeld. “ja, ja rustig. Ik kom al” zei ik terwijl ik door de gang liep. Voor de deur stond een mevrouw. Ze kwam me vaag bekend voor, maar ik had geen idee waarvan. Toen ik open deed zei ze: ”ik kom voor Demi.” “Dat ben ik” antwoorde ik “maar ik ken u niet.” “kun je misschien je ouders wakker maken?” Ik liet haar binnen, maar ze weigerde haar jas uit te doen. Ik ging naar de kamer van Hans en Marja en zei: “Marja wakker worden er is iemand voor je aan de deur.” Marja ging overeind zitten. “Wie is het?” vroeg ze. “Geen idee” Ze stond snel op en deed haar badjas aan. Hans deed hetzelfde. De mevrouw stond nog steeds voor de deur.

“Hallo?” zei Marja terwijl ze de hal binnen liep. “Het spijt me dat u moest wachten. Wat kan ik voor u doen?” Zei Marja met een poeslief stemmetje. Hans en Marja waren altijd super aardig tegen klanten. “Geen probleem, hoor” antwoorde de mevrouw “ik kom voor Demi.” Marja draaide zich om naar mij. “Waarom ga jij niet even terug naar je kamer?” zei ze fel. Ik zei het toch? Alle aardigheid was weg. Ik liep terug naar het einde van de gang en ging mijn kamer binnen. Ik hoorde de stemmen op de gang maar ik kon niet verstaan wat ze zeiden. Ik ging in bed liggen en wachtte.

Na een tijdje kwam Hans binnen. “Demi, misschien is het beter als je alvast je koffer in pakt.” zei hij. Ik schoot overeind. “Adopteert ze me?” vroeg ik. “Nee” antwoordde Hans “het is je moeder.” Ik keek hem schuin aan. “Ga nou maar je tas inpakken.” Ik stond op terwijl Hans de kamer uit liep. Hij draaide zich nog even om en zei: “en denk er aan: alleen je kleren, toilettas en waardevolle spullen inpakken. En toen was hij verdwenen. Zuchtend haalde ik mijn “voor-het-geval-dat” koffer tevoorschijn en propte daar al mijn spullen in. Waardevolle spullen had ik niet, alleen een ketting waar elk jaar een steen voor werd op gestuurd. maar ik wist niet waarom. Ik rolde mijn koffer naar de gang waar mijn moeder al klaar stond om hem in de taxi te doen.

“Waar gaan we heen?” vroeg ik. “New York” antwoorde ze terwijl ze in de taxi stapte. Ik stapte aan de andere kant in en we reden weg.

Na een lang reis kwamen we eindelijk aan in New York en daarna gingen we met de auto nog een stukje verder. We kletsten de hele tijd en ze was best aardig, maar ze was niet zo als ik me een moeder had voorgesteld. Uiteindelijk stopte ze de auto en zei: “zie je die heuvel daar? Ga daar heen, daar zal iemand anders het uitleggen.

Mijn reis was dus nog niet afgelopen. “Ga jij niet mee?” vroeg ik. “Nee” antwoorde ze “ik ,eh, dat kan ik niet” ik stapte uit en liep naar de kofferbak. Nadat ik mijn spullen had gepakt en afscheid van mijn moeder had genomen liep ik de heuvel op. “doe Percy Jackson de groeten van me” riep ze me na en reed weg. Ik liep verder op weg naar de top.

Toen ik eindelijk boven was zag ik een boerderij met een paar verlaten, roze gekleurde velden. Ik zag niemand dus ik besloot naar de boerderij te gaan. Toen ik een stap of tien in de richting van de boerderij had gedaan, was alles veranderd. Er was een plein omringt door huizen, een bos, een meertje en een gebouw dat op het Colosseum leek. Ik liep verder naar de boerderij. Er kwam een man de boerderij uit met een paard. Nee, de man was het paard. De centaur liep naar me toe en ging voor me staan zodat ik naar hem op moest kijken. “Welkom. Ik ben Chiron” zei de centaur. “Dank u, ik ben Demi. Kunt u me misschien vertellen waar ik ben?” vroeg ik.

“Dit is kamp halfbloed, de plek waar half goden worden opgeleid.”

“Mijn moeder zei dat er hier iemand zou zijn die mij alles ging uitleggen.”

“Annabeth” riep hij. Tot mijn verbazing kwam er een meisje dat net iets ouder was dan ik uit de boerderij. “Annabeth gaat je alles uitleggen en ze brengt je naar het huis van Hermes.” Er klonk een schreeuw van uit het bos, maar Chiron en Annabeth trokken zich er niets van aan, Demi besloot dat dus ook niet te doen “Chiron” zei Annabeth “het huis van Hermes is vol, er past echt niemand meer bij. Misschien kan ze zolang in het huis van Athena slapen?” Ik vroeg me af waarom ze hun huizen naar Griekse goden hadden genoemd. “Lijkt mij een goed idee” antwoorde Chiron “breng haar er heen en vertel haar alles.”

Annabeth en ik liepen in de richting van de huizen. We stelden ons voor ook al wist ik haar naam al. “Heb je ooit iets geleerd over Griekse mythologie, Demi?”

“Ja, natuurlijk. Het is eigenlijk het enige vak waar ik goed in ben op school.”

“Dus je weet veel over de goden van Olympus?”

“Ja?”

“Mooi, want die bestaan echt en jij bent waarschijnlijk een van hun kinderen met een mens natuurlijk anders zou het raar zijn ik bedoel een god in de echte wereld pff…” het klonk alsof ze een bandje afspeelde.

“Oké, een stap terug. Ik heb het niet meer gevolgd sinds ‘die bestaan’. Hoe bedoel je?”

“Zoals ik het zeg”

“En iedereen hier gelooft daar in?”

“Ze moeten wel, ander zouden ze hier niet zijn”

“En nu moet ik dat ook geloven?”

“Niet ‘moet’ maar ik denk niet dat een god blij is met een kind die niet gelooft dat hij of zij bestaat”

“Jullie denken dat jullie Goden zijn?”

“Half, halfbloeden. Heb je wel geluisterd?”

“Ik wil geen hypocriet zijn, maar hoe weten jullie dat zo zeker?”

“Zie je die boom daar?” zei ze en ze wees naar een boom waar ik langs was gelopen. Ik knikte. “Iedereen die daar voorbij kan lopen is een half bloed. Jij dus ook.”

“Als dat waar is, waarom wonen jullie dan hier en niet in Griekenland?”

“Vroeger was de Olympus in Griekenland, maar hij beweegt mee met het hart van de westerse beschaving, en dat ligt dus nu in New York.”

“Maar er is toch niet zo’n hoge berg als die in Griekenland in New York?”

“Nee, maar de Empire State Building kwam in de buurt.”

“Olympus ligt op de Empire State Building?”

“Nou, nou jij bent slim zeg.” Zei ze sarcastisch. Ik wilde er tegen in gaan, maar we waren op het plein aan gekomen. Er was een zandbak, waar een aantal Saters in aan het volleyballen waren en paar bankjes waar meisjes op zaten te kletsen. Annabeth ging op het stoepje staan van een van de gebouwen en zei: “Vrouwe Athena, mag Demi uw huis betreden om hier tijdelijk in te trekken?” Het embleem boven de deur werd groen en ik mocht naar binnen.

Demi JacksonWhere stories live. Discover now