Hoofdstuk 2

642 37 1
                                    

2.

Een week later was ik al redelijk gewend op kamp halfbloed. De eerste paar dagen dacchte ik nog dat het een grap was. De baas van het kamp, Dysonisus, had me even laten zien dat dat niet zo was. Chiron had me laten boogschieten, zwaardvechten, rennen, kanoën en klimmen. Hij wilde op basis van hoe goed ik daar in was bepalen wiens dochter ik was. Ik was best goed met wapens en klimmen lukte ook wel, maar bij het rennen zette ik mezelf enorm voor schut. Jammer was dat Chiron er helemaal niks mee kon. Het kwam met geen enkele richtlijn overeen.

Annabeth en ik waren super goede vriendinnen geworden. Tijdens het eten, acht dagen na mijn aankomst, gebeurde er iets wat ik vreemd genoeg best vaak had mee gemaakt. Een jongen van de Hermes tafel schoof net een deel van zijn eten in het vuur toen er boven zijn hoofd een bronzen harp verscheen. Ik had dat een aantal keer gezien in het meisjesweeshuis voordat ik naar de ‘permanente kinderopvang’ van Hans en Marja ging. Op de tiende verjaardag van elk meisje verscheen dat teken boven haar hoofd. Ik werd weg gestuurd omdat het bij mij niet gebeurde. Chiron stond op en liep naar de jongen. “Peter, je bent erkend als zoon van Apollo.” De kinderen aan de Apollo tafel juichten.

Ik was bang dat er nu weer plek was in het Hermesgebouw maar kennelijk niet. Annabeth fluisterde: “Als een god zijn kind wil erkennen, dan gebeurd dat.” Ik keek naar de jongen, die bij de Apollokinderen aan schoof. “Ik heb dit eerder gezien, bij mij in het weeshuis.”

“Vreemd. Misschien moet je dat aan Chiron vertellen.”

“Ik zal erover na denken. Gebeurt dat ook wel eens niet? Dat je niet erkend wordt?”

“Meestal, wij hebben geluk gehad.” Alsof de goden Annabeth gehoord hadden, begonnen de goden ineens al hun kinderen te erkennen. Het was net vuurwerk. Bijna de helft van de kinderen aan de Hermes tafel kreeg een gekleurd symbool boven zijn of haar hoofd. Ik wachtte tot het bij mij ook gebeurde, maar er gebeurde niks. Zelfs toen iedereen klaar was met eten en terugliepen naar onze gebouwen met vier andere jongens en twee meisjes, was ik nog niet erkend. Annabeth probeerde me op te vrolijken. “Misschien merkte je vader niet dat je er was aangezien je bij ons aan tafel zat.” probeerde ze. “Misschien ben ik gewoon waardeloos als dochter.”

“Kom op, je bent de beste vechter in het hele kamp. Alleen Percy en Luuk kunnen aan jouw tippen.” Ik zuchtte. Het was lief van haar, maar het hielp niet.

Voor ik ging slapen besloot ik nog even naar Chiron te gaan. Ik liep naar de boerderij waar nog licht brandde. Ik duwde de deur open en hoorde Percy ’s stem: “ik denk gewoon dat het niet verstandig is om haar mee te nemen. Het is een heel belangrijke queest” En Annabeth was er ook: “Maar Demi is nog niet erkend dat maak haar de laatste en het orakel zegt…” Percy wilde mij niet mee nemen op queeste? “Misschien gaat het over iemand die wel erkend is. Misschien word ze nooit erkend dus gaat het niet over haar.” Eikel. Ik sloeg de deur dicht en rende weg. Ik wist niet echt waar ik heen zou gaan, misschien naar het Athena huis. Ineens voelde ik een hand op mijn schouder. Ik verwachtte Annabeth, maar het was Percy. “Demi…” Ik zocht een richting om te vluchten. “Laat me met rust” Zijn hand draaide me weer om. “Demi laat het me uitleggen…” Ik keek hem fel aan.“Laat maar, ik hoef het niet meer te weten” Zei ik boos en liep terug naar het Athena huis.

Het nieuwe groepje jongens waren bezig met een kussengevecht en de meisjes keken verlegen om zich heen. Annabeth kwam naar me toe, maar ik was zo boos dat ik haar negerde. Dat doe ik normaal nooit omdat ik er heel slecht in ben, maar nu had ik geen behoeft om te praten. Ik pakte mijn douchespullen en liep naar de douche. Ik moest nadenken over wat er allemaal gebeurd was.

’s Nachts had ik een rare droom. Het was nacht en ik was met Chiron, Percy, Annabeth, Grover (Percy ’s sater vriend) en een jongen uit het Hermeshuis op de heuvel bij de grens tussen kamp halfbloed en de stervelingen wereld Percy, Annabeth en Grover droegen rugzakken en Chiron stond zenuwachtig met zijn hoef in de aarde te trappen. Een busje beneden aan de heuvel toeterde en het groepje liep de heuvel af. Annabeth keek steeds achterom. Ik volgde ze, maar ik liep niet. Het beeld verplaatste zich gewoon. “Ze vermoordt me als ze erachter komt dat we weg zijn gegaan” zei Annabeth zenuwachtig. “Het is voor haar eigen veiligheid” probeerde Percy haar gerust te stellen. “Succes” zei Chiron en het busje reed weg. Toen draaide hij zich in mijn richting en zei: “Het spijt me, Demi”

Toen ik de volgende ochtend waker werd, was het nog vroeg in de ochtend. Maar Annabeths bed was al leeg. Ik herinnerde me vaag dat ze iets had gezegd over echte dromen, maar ik besloot toch maar naar Chiron te gaan. Als Annabeth daar was zou ik gewoon over het Apollo-weeshuis beginnen.

Chiron zat met meneer D (Dysonisus) te kaarten. “Demi” zei Chiron “ik verwachte je al.” “Zeg alsjeblieft dat ze nog niet weg zijn” Smeekte ik. “Het spijt me” zei hij “Dat kan ik niet”

Demi JacksonWhere stories live. Discover now