27. De grootste fout

1.4K 75 11
                                    

Genietend hing Robyn tegen een boom. Ze was allang wakker en had in tijden niet zo goed geslapen. Met haar knieën opgetrokken en een stuk fruit in haar hand, keek ze tevreden naar het schouwspel voor haar. Enkele minuten daarvoor hadden haar vrienden Luke ontdekt. Eerst hadden ze niet willen geloven dat hij het was, maar daarna vielen ze hem allemaal uitgelaten om de hals. "Niet te geloven!" hadden ze vrolijk geroepen. "Luke, je leeft nog!"

En voor de tweede keer in zo'n korte tijd was Luke het middelpunt van de aandacht. Robyn wist dat hij daar niet tegen kon, maar hij moest nu wel. Hij moest zijn verhaal wel vertellen aan de rest. En dat deed hij nu. Robyn merkte wel dat hij het minder gedetailleerd vertelde dan de avond ervoor toen hij bij haar en Hallet was.

De grond veerde ietsjes en Robyn keek opzij. Het was de boer, die grijnzend naast haar neerzakte. Hij knikte naar het opgewonden groepje. "Mooi hè."

Robyn lachte en knikte. "Ja! Maar wat wilt u? We dachten dat hij dood was!"

De man knikte. "Ik weet het." Hoofdschuddend keek hij voor zich uit. "Het is werkelijk een wonder dat die jongen nog leeft."

Op dat moment kon Robyn haar nieuwsgierigheid niet meer inhouden. "Zeg, u vervoert dus die stenen? Hoe zit dat dan met het kamp, kwam u daar vaak? Wist u wat zich daar afspeelde?"

"Nou," antwoordde de boer, "laat ik beginnen met te zeggen dat ik Bart heet. En alsjeblieft, noem me geen u. Daar voel ik me zo oud door! Zeg maar gewoon Bart."

"Oké," knikte Robyn hevig. "Is goed... Bart."

"Misschien wil de rest het ook wel horen?" stelde hij toen voor.

"Dat is misschien wel een goed idee ja," bedacht Robyn. "Ik weet zeker dat de anderen ook graag willen weten hoe de buitenwereld nou over dat kamp denkt." En zo kwam het dat ze even later aan het ontbijt zaten en Bart ondertussen vertelde.

"Ik was lange tijd werkloos. Ik was eerst boer, maar door enkele mislukte oogsten moest ik mijn handel verkopen. Het enige wat ik nog had, waren mijn ossen en mijn wagen. Daarmee trok ik vanuit het noorden van het land naar het zuiden, want ik wist dat het zuiden rijk was. Ik dacht dat ik daar wel geld zou kunnen verdienen. Onderweg kwam ik bij het kamp. Ik had eerst helemaal niet door dat het zo'n afschuwelijk slaven kamp was. Ik dacht eerst aan een burcht of een klooster. Daarom klopte ik aan bij de deur, vragend om onderdak. Onderdak konden ze me niet verschaffen, wel werk."

Bart nam enkele slokken water en ging toen verder. "Mij werd voorgehouden dat het een stenen fabriek was - en ze konden angstaanjagend goed die schijn ophouden. Jaren heb ik in onwetendheid geleefd. Ik had wel zo mijn vragen ja, maar daar bleef het ook bij. Pas jaren later kwam ik erachter wat de werkelijke aard van het kamp was. De Meester leek het door te hebben en ik moest zweren dat ik hier geen woord over zou los laten. Ik wist niet alle details - mij was verteld dat er kinderen werkten ja, maar daar bleef het bij. Ik merkte iets van het mishandelen, maar niet veel. Daarom bleef ik er werken. Ik wist niet dat het zo erg was en ik had het geld nodig.

Op een dag sprak een collega mij aan. Hij was benaderd door jullie vriend Hallet met de vraag of hij jullie mee wilde nemen. Die collega weigerde - hij wilde zijn gezin niet op het spel zetten voor zoiets gevaarlijks. Ik ben maar een arme vrijgezel, ik zou niets verliezen. Ik kon niet anders dan het aanbod accepteren."

"Wow," mompelde Sam onder de indruk. "De Meester heeft echt een duivels brein. Hoe heeft hij dat ooit zo allemaal onder controle kunnen houden? Hoe kon hij alles geheimhouden?"

"Ik weet het ook niet," zei Bart.

"Dat zal allemaal best," zei Lander plotseling, "maar wat heeft Hallet allemaal wel niet gedaan voor ons! Dat hij eerst die collega van u had aangesproken, dat hij jullie helemaal heeft opgezocht..."

De Slavendrijver |1| #Wattys2014Where stories live. Discover now