Bezeten

938 65 5
                                    

En dat hij niet het recht had om Sirius een lafaard te noemen, direct of indirect, en dat recht zou hij nooit hebben.
Het duurde een tijdje, maar uiteindelijk won Sirius de discussie en lieten de Wemels zich met grote tegenzin op de banken oploffen.
Om tien over vijf 's ochtends ging de keukendeur open en kwam mevrouw Wemel binnen. Tegen die tijd was George met zijn hoofd steunend op zijn hand in slaap gevallen en Fred dommelde in met zijn hoofd slap op zijn schouder.    
Ginny lag opgerold als een kat op haar stoel maar haar ogen waren open; Anna zag ze glinsteren in het schijnsel van het haardvuur.    
Ron zat met zijn hoofd op zijn armen, maar het was niet te zien of hij wakker was of sliep. Anna zelf had met haar knieën op het rokken naast Sirius op de bank gezeten, toe kijkend hoe Harry en Sirius af en toe zijgend blikken uit wisselde.
Toen mevrouw Wemel binnen kwam vlogen Fred, Ron en Ginny meteen overeind en keken hun moeder afwachtend aan. Anna beukte George's arm onder zijn hoofd vandaan waardoor hij met zijn hoofd op de tafel knalde. Hij was meteen wakker. Even keek hij Anna boos aan, maar dat verdween meteen toen hij merk uw Wemel zag.
'Het komt goed,' zei ze met een stem die zwak was van vermoeidheid. 
'Hij slaapt. We kunnen later bij hem op bezoek. Bill is nu bij hem; hij neemt vanochtend vrij.'
Fred plofte weer in zijn stoel met zijn handen voor zijn gezicht.
George en Ginny stonden op, liepen naar hun moeder en omhelsden haar.    
Ron lachte trillerig en goot de rest van zijn Boterbier in één teug naar binnen.    
'Ontbijt!' zei Sirius opgetogen en hij sprong overeind.    
'Waar is die vermaledijde huis-elf? Knijster! KNIJSTER!' Maar Knijster reageerde niet.    
'O, laat ook maar,' mompelde Sirius.    
'Dat wordt dan ontbijt voor even kijken - acht.... eieren met spek, lijkt me, en thee en toast...' Harry en Anna liepen vlug naar het fornuis om te helpen. Harry wilde zich niet mengen in de vreugde van de Wemels en hij zag er als een berg tegenop om het verhaal over zijn visioen aan mevrouw Wemel te moeten vertellen.    
Maar net toen hij borden uit de servieskast had gehaald, nam mevrouw Wemel ze weer uit zijn handen en omhelsde hem stevig.    
'Ik weet niet wat er gebeurd zou zijn als jij er niet was geweest, Harry,' zei ze gesmoord.    
'Dan hadden ze Arthur pas na uren gevonden en zou het te laat zijn geweest, maar dankzij jou leeft hij nog en heeft Perkamentus een goed excuus kunnen verzinnen voor Arthurs aanwezigheid.    
Je hebt geen idee wat voor problemen hij zich anders op de hals zou hebben gehaald; kijk maar naar die arme Severijn...' Harry kon haar dankbaarheid nauwelijks verdragen, maar gelukkig liet ze hem al gauw weer los en bedankte ze Sirius omdat hij haar kinderen had opgevangen.    
Sirius zei dat hij blij was dat hij had kunnen helpen en dat hij hoopte dat iedereen zou blijven logeren zolang meneer Wemel in het ziekenhuis lag.    
'O Sirius, dat is heel aardig van je...ik denk dat het nog wel een tijdje duurt voor hij naar huis mag en het zou geweldig zijn om dicht bij hem in de buurt te zijn...dat betekent natuurlijk wel dat je met kerst veel mensen over de vloer zult hebben.'
'Hoe meer hoe beter!' zei Sirius en het was zo overduidelijk dat hij dat meende, dat mevrouw Wemel glunderend een schort voordeed en begon te helpen met het ontbijt.    
'Sirius,' mompelde Harry, die zijn geheim geen seconde langer voor zich kon houden. Anna hoorde aan zijn toon dat er iets was en was meteen één en al aandacht, maar omdat ze aan de blik in zijn ogen ook zag dat het het liever alleen met zijn peet vader wilde delen liep ze de andere kant op. Bij andere zou ze haar oor tegen de deur gelegt hebben om mee te luisteren, maar ze wist de Harry dit soort dingen moeilijk vond. Dat hij het zo gezegt het slachtoffer was van dingen die niemand begreep.
Na het ontbijt ging iedereen naar bed zodat ze in de middag bij het ziekenhuis op bezoek konden gaan. Tops en Dolleman gingen mee. Alleen Anna en Sirius bleven thuis.
Toen ze in het ziekenhuis aankwamen was meneer Wemel wakker en was Bill net weg. Mevrouw Wemel, Fred, George, Ron, Harry en Ginny gingen naar binnen om het zo rustig mogelijk te houden voor meneer Wemel. Het gaf een grappig effect toen Fred en George probeerde om hun vader uit te horen oer wat hij aan bewaken was, terwijl meneer Wemel zelf door hun vragen heen praatte over Willy Windekind. Net een tijdje werden Fred, George, Ron Harry en Ginny de kamer uit gezwaait zodat de volwassenen over de Orde konden praten. Niet dat dat zoveel zin ad want Fred en George hadden hun hangoren mee genomen. De vleeskleurige touwtjes wriemelden als lange, magere wormen onder de deur door.    
Eerst hoorde Harry niets, maar toen maakte hij een sprongetje van schrik.    
Opeens hoorde hij Tops fluisteren, zo luid en duidelijk dat het was alsof ze naast hem stond.    
'... de hele verdieping uitgekamd, maar konden nergens een slang vinden. Nadat hij jou heeft aangevallen schijnt hij verdwenen te zijn, Arthur... maar Jeweetwel kan toch niet verwacht hebben dat het een slang zou lukken om binnen te komen?'
'Ik denk dat die slang een verkenner was,' gromde Dolleman.
'Want verder heeft hij nog niet veel succes gehad, hè? Nee, ik denk dat hij een duidelijk beeld wil krijgen van wat hem te wachten staat, en als Arthur er niet was geweest, zou dat beest meer tijd hebben gehad om rustig rond te neuzen. Dus Potter zegt dat hij het allemaal heeft zien gebeuren?'
'Ja,' zei mevrouw Wemel nogal slecht op haar gemak.
'Het lijkt wel alsof Perkamentus verwachtte dat Harry zoiets zou zien.'
'Nou ja,' zei Dolleman.    
'Potter heeft iets raars, dat weten we allemaal.'
'Perkamentus scheen zich echt zorgen om Harry te maken toen ik hem vanochtend sprak,' fluisterde mevrouw Wemel.    
'Natuurlijk maakt hij zich zorgen,' gromde Dolleman.    
'Die knul ziet dingen door de ogen van Jeweetwels slang. Potter beseft uiteraard niet wat dat betekent, maar als hij bezeten wordt door Jeweetwel' - Harry trok het Hangoor los. Zijn hart ging als een gek tekeer en zijn gezicht gloeide. Hij keek naar de anderen, die de touwtjes nog in hun oren hadden en hem plotseling angstig aanstaarden.
Zodra ze bij Grimboudplein 12 aan kwamen liep Harry naar de zijn kamer. Weg van de starende blikken van zijn vrienden. Talloze vragen en steeds ergere gedachten kolkten en maalden door zijn hoofd.    
Hoe had hij een slang kunnen worden? Misschien was hij een Faunaat... nee, dat kon niet, dat zou hij weten... misschien was Voldemort een Faunaat... Ja, dacht Harry, dat kon kloppen, natuurlijk zou Voldemort in een slang veranderen... en als ik door hem bezeten word, veranderen we allebei in een slang... dat verklaart alleen nog niet hoe ik binnen vijf minuten van Zweinstein naar Londen kon reizen en weer terug... maar Voldemort is de machtigste tovenaar ter wereld, afgezien van Perkamentus -, waarschijnlijk is het voor hem een fluitje van een cent om mensen over zulke afstanden te verplaatsen...    
En toen dacht hij, met een verschrikkelijke schok, maar dat is krankzinnig - als ik bezeten word door Voldemort, ziet hij nu door mijn ogen wat zich afspeelt in het Hoofdkwartier van de Orde van de Feniks! Hij weet wie tot de Orde behoort en waar Sirius is... en ik heb allerlei dingen gehoord die ik eigenlijk niet mag weten, alles wat Sirius me op die eerste avond verteld heeft...    
Er zat maar één ding op: hij moest het Grimboudplein onmiddellijk verlaten. Dan maar Kerstmis op Zweinstein: de anderen zouden tijdens de vakantie in elk geval veilig zijn... maar nee, dat was ook geen oplossing. Op Zweinstein waren nog genoeg mensen die hij kon verwonden en verminken. Als het nou volgende keer Simon was, of Daan of Marcel?    
Hij hield op met ijsberen en keek naar de lege lijst van Firminus Nigellus. Er drukte een loodzware last op zijn schouders. Hij had geen keus: hij moest terug naar de Ligusterlaan en alle banden met de toverwereld verbreken.    
Nou, als er niets anders op zat, had het geen zin om het langer uit te stellen. Harry was al bezig zijn hutkoffer in te pakken toen hij werd tegen gehouden door Firminus Nigellus, die hem een boodschap van Perkamentus bracht. De boodschap luidde: 'Blijf waar je bent.'
Harry vond het helemaal nergens op slaan, maar jet was genoeg reden om zijn hutkoffer weer uit te pakken en terug onder het bed te zetten.
Hij plofte op het bed. Hij had het gevoel dat hij kilometers en kilometers had gelopen... het leek ondenkbaar dat hij nog geen vierentwintig uur eerder Cho Chang had gezoend onder de maretak... hij was doodmoe... hij durfde niet te slapen... en toch wist hij niet hoe lang hij nog wakker kon blijven... Perkamentus zei dat hij moest blijven... dat moest toch betekenen dat hij mocht slapen... maar hij was bang... stel dat het weer gebeurde?  Maar hij was zo moe... Hij zonk weg in het donker...
'Harry,' zei Rons stem. Hij klonk heel ver weg. 'Ma zegt dat het eten klaar is, maar als je in bed wilt blijven, bewaart ze wel wat voor je.' 
Harry deed zijn ogen open. Ron was alweer weg.    
Hij wil niet met mij in één kamer zijn, dacht Harry. Niet na wat hij Dolleman heeft horen zeggen. Waarschijnlijk wilden ze allemaal liever dat hij wegging nu ze wisten wat hij met zich meedroeg.    
Hij zou niet naar beneden gaan; hij zou hun zijn gezelschap niet opdringen. Harry draaide zich weerom en probeerde te slapen, maar nog voordat hij weg zonk werd er op de deur geklopt. Zonder antwoord af te wachten kwam Anna binnen.
'Slaap je?' vroeg ze niet bepaald zachtjes. Harry ging rechtop zitten.
'Nee.' zei hij.
Anna glimlachte. 'Mooi zo.' zei ze en ze ging naast hem op het bed zitten.
'De andere hebben me verteld wat er gebeurd. Met wat Dolleman zei, bedoel ik. In het diepste geheim, uiteraard.'
Harry zei niets. Hij vroeg zich heel hard af waarom ze hem niet angstig aan keek en wat ze hier deed.
'Hoef jij niet te eten?' vroeg Harry toen Anna niets zei.
'Ik ben hier niet om over eten te praten, Harry, hoe leuk me dat ook lijkt. Ik ben hier voor jou. Het zit je dwars en het is waarschijnlijk niet eens waar.'
'Hoe kan je dat zo zeker weten? Ik heb hem aangevallen, Anna. Toen ik meneer Wemel zag, zag ik het vanuit de slang.'
'Dat zegt niets. Jij bent geen slang, je bent een Potter, je bent een hert, net als je vader.'
'Hoe kan je dat zo zeker weten?' vroeg Harry weer.
'Omdat ik je ken, Harry. Een zijn maar een paar mens in deze wereld waar ik echt van hou, en jij bent daar één van. Ik hou van jou als van de broer die ik nooit gehad heb. Jij bent de broer die ik nooit eerder gehad heb.' Anna stond op van het bed en ging voor Harry staan. 'Ik heb mijn eigen familie gecreëerd met Sirius als vader, Remus als oom en jou als broer. Ik heb dat geleerd omdat ik tot Remus nooit iemand anders heb gehad. Na Remus heb ik mijn gebouwd op een man die ik alleen kende van zijn verhalen. Sirius werd mijn voorbeeld, nog voordat ik hem ontmoette, en jij hebt het zelfde gedaan met jouw vader, dat weet ik zeker. Het grote verschil is dat ik het geluk heb dat ik mijn vader mag ontmoeten, en dat jij die kans nooit zal, krijgen, hoe hard dat ook is. Ik weet niet wat jouw grootste droom is, jouw grootste verlangen, of jouw grootste liefde. Maar ik weet dat de Dementor jouw grootste angst is, en ik weet dat er één ding is dat daar misschien nog wel boven komt, al kan een boeman dat niet zien. Jij bent bang te om te worden zoals Voldemort. Jij bent bang om jezelf in je grootste vijand te herkennen. Maar jij zal nooit zijn zoals hij. Jij zal nooit kunnen zijn zoals hij. Dus hou op met twijfelen, en geloof in wie je bent en in wie je wilt zijn. Ik beloof je Harry, als jij gelooft in jou, dan geloven anderen in jou, net zoals ik dat doe. En Ron en Hermelien, Sirius, Remus, Molly, Arthur, Fred, George, Ginny...... Cho.'
Harry keek Anna aan, zonder nog te weten wat hij moest zeggen.
Anna keek Harry stak aan.
'En nu van we naar benden, zodat we over eten kunnen praten.'

De Dochter Van Sirius ZwartsWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu